Toespraak van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Melanie
Schultz van Haegen, ter gelegenheid van de opening van het Nederlands
Watermuseum, in Arnhem op maandag 7 juni 2004 om 16.30 uur.
Dames en heren,
Wist u dat ongeveer 70% van het aardoppervlak bedekt is met water? En
dat daarvan maar 1% geschikt is voor drinkwater? En wist u dat
Nederlanders gemiddeld in totaal 130 liter drinkwater per dag
gebruiken? Dat zijn waterweetjes die op de site van het watermuseum
staan. Voor u misschien niets nieuws, maar voor het grote publiek
waarschijnlijk wel. En ik vind het hartstikke mooi dat ook die mensen
dankzij dit museum eens stilstaan bij het grote belang van water.
Het Nederlands Watermuseum zou eigenlijk op 22 maart officieel geopend
worden. Dat ging toen in verband met het overlijden van prinses
Juliana niet door. Daarom doen we het nu alsnog. 22 maart was niet
toevallig gekozen. Op die datum is het namelijk wereldwaterdag. Het
thema dat de Verenigde Naties de wereldwaterdag dit jaar had
meegegeven, is water en rampen. Vooral de ondertitel is voor deze
bijeenkomst interessant: be informed and be prepared. Ik vertaal dat
gemakshalve in wees op de hoogte en wees voorbereid. In onze omgang
met waterrisicos bouwen we dus enerzijds kennis op, om met die kennis
vervolgens echt iets te gaan doen om voorbereid te zijn op problemen
met water.
Kennis en voorlichting, dat is natuurlijk de core business van elk
museum, maar hier ligt de nadruk toch wel bijzonder sterk op
bewustwording.
[Dat is geen toeval. Het watermuseum is ontstaan uit een idee voor de
oprichting van een voorlichtingscentrum, van Henk van Brink, dijkgraaf
van het waterschap Rijn en IJssel. Zijn idee liep zo uit de hand dat
we nu een waar museum rijker zijn. Een museum met een missie. De
missie om mensen bewust te maken van het wonder dat water is. Henk van
Brink heeft een prachtige locatie gevonden voor zijn missiewerk. Na
een intensieve verbouwing van de eeuwenoude begijnemolen is er een
complex ontstaan waarmee je voor de dag kan komen. Ik hoop daarom op
de eerste plaats dat het als ontmoetingsplek zal fungeren voor de
waterwereld.
Daarnaast is het natuurlijk ook gewoon een museum voor mensen die niet
dagelijks bezig zijn met water.]
Het watermuseum richt zich deels op kinderen, die spelenderwijs een
hoop waterwetenswaardigheden kunnen ontdekken. In samenwerking met de
provincie en de waterschappen worden er ook scholenprojecten
aangeboden. Voor een waterrijk land als het onze kan het natuurlijk
niet anders dan dat we onze kinderen op deze manier op te voeden tot
echte waterlanders.
Maar ik zou niet aan hun ouders voorbij willen gaan. Want het museum
biedt natuurlijk ook gewoon een volwassen collectie aan. Ik hoop
daarom dat we via het watermuseum zoveel mogelijk mensen wat mee
kunnen geven over het waterbeleid van de 21e eeuw. Het huidige beleid
is een stuk veelomvattender dan het oude. We vertrouwen niet alleen
meer op de techniek om water schoon en binnen de perken te houden,
maar nemen water mee in al onze ruimtelijke beslissingen. Door
bijvoorbeeld de watertoets uit te voeren in bestemmingsplannen. Of
door natuurgebieden geschikt te maken voor waterberging. Door deze
integrale aanpak gaat het waterbeheer meer dan ooit alle Nederlanders
aan. Daarom moeten we alle Nederlanders goed vertellen wat we doen.
Dat bedoelt de VN ook met be informed: vertel je bevolking over de
beslissingen die je neemt over het waterbeheer.
In alle bescheidenheid durf ik te zeggen dat we daarin op wereldschaal
voorop lopen. Vorig jaar zijn we begonnen met de publiekscampagne
Nederland leeft met water. Die is puur gericht op bewustwording en
voorlichting over het nieuwe waterbeleid. De kern daarvan is, zoals u
weet, dat we water meer de ruimte moeten geven. Water in de stad wordt
later dit jaar het nieuwe campagnethema. Als íets mensen direct
aangaat, dan is het wel water in en om hun huis. En overlast van
bijvoorbeeld grondwater wordt in een aantal steden een steeds groter
probleem.
Daarom hebben we een brochure samengesteld waarin aansprekende
voorbeelden staan van gemeenten en waterschappen die creatief omgaan
met hun waterproblemen, vaak samen met bewoners. In Delft zijn
bijvoorbeeld constructies geplaatst waarmee de oude grachten kunnen
worden afgesloten als de nood aan de man is. Leeuwarden heeft zijn
grachten juist weer opengegooid en Hengelo heeft aan de rand van de
stad een in heel nieuw waterpark aangelegd. Er zijn ook voorbeelden
die minder in het oog springen. Gescheiden waterstelsels voor
regenwater en rioolwater, ondergrondse opslagreservoirs, of het
Tilburgse werkwater, gezuiverd rioolwater speciaal voor de industrie.
Het staat allemaal in de brochure Water in de stad sprekende
voorbeelden. Er zijn exemplaren aanwezig voor als u er één wil
meenemen.
Wat mij betreft is de communicatie over ons water dus essentieel. Ook
onze ervaring spreekt natuurlijk internationaal tot de verbeelding. We
hebben een enorm reservoir aan waterstaatkundige kennis in huis. Dat
moet ook wel in een land dat voor de helft onder zeeniveau ligt. Dat
betekent niet dat we het water helemaal aan een touwtje hebben. Het
bijzondere aan het nieuwe waterbeleid is juist dat we tot op zekere
hoogte accepteren dat we de natuur niet volledig kunnen beheersen,
maar dat we ons wel voorbereiden op extreme situaties. Vandaar de naam
van de publiekscampagne: Nederland leeft met water. Het tweede deel
van de oproep van de VN be prepared zit bij ons dus al tussen de oren.
Toch mogen we ons wel wat aantrekken van dat motto. Want de VN roept
watermensen wereldwijd ook op om niet alleen inwoners te informeren,
maar ook elkaar, besluitvormers, en vooral ook zichzelf. Anders
gezegd, er moet flink geïnvesteerd worden in samenwerking,
kennisdeling en onderzoek.
Dat eerste samenwerken - gaan we als het aan mij ligt in Europa zeker
méér doen. Als we de hoogwaterproblemen langs onze grote rivieren aan
willen pakken, zullen we ons moeten richten op het hele stroomgebied,
niet alleen op het stukje dat door eigen land stroomt. Het Nederlands
voorzitterschap van de Europese Unie dat in juli begint, is een mooi
moment om daar binnen Europa goede afspraken over te maken.
Ten tweede moeten we ook zeker onze kennis blijven delen met andere
landen. De VN focust zich met name op ontwikkelingslanden, waar de
problemen en de ontwrichting door wateroverlast velen malen groter is
dan in rijke landen. Nederland kan in dat verband vooral wat betekenen
voor ontwikkelingslanden die net als wij in een Delta liggen. We
hebben dan ook internationale projecten lopen met Bangladesh, Egypte,
Vietnam, China en Argentinië. Ik geloof dat er in dit museum veel te
leren valt over de omgang met water in al die verre landen.
Tot slot valt er op het vlak van onderzoek nog een hoop werk te
verrichten. Ook in Nederland komen we nog jaar in jaar uit tot nieuwe
inzichten, bijvoorbeeld over de kracht van golfbreking aan de kust, of
de sterkte van rivierdijken. En dat moet ook wel, als we ons willen
voorbereiden op toekomstige waterproblemen. Kortom, zowel het
waterbeleid als de waterwetenschap zijn nooit af.
Dames en heren,
Daarmee komen we weer terug bij het begin. Om dat onderzoek te doen en
het waterbeleid uit te voeren, zijn mensen nodig die belangstelling
hebben voor water. Die belangstelling wordt hier in het Nederlands
Watermuseum van jongs af aan gestimuleerd, bijvoorbeeld in het
waterlaboratorium. Ik hoop daarom van harte dat het museum een
kweekvijver zal worden voor de waterprofessionals van de toekomst.
Dank u wel.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat