Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Veiligheidsbeleid

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum

4 juni 2004

BehandeldBZ: H. Jonkman


- BZ: H. Jonkman


Kenmerk


- DVB/CV/146

Telefoon


- 070-3486213


Blad


- 1/6

E-mail


- - hester.jonkman@minbuza.nl


Bijlage(n)

geen


Betreft

Nederlandse inzet in internationale politiemissies

BehandeldBZK: H. van der Woude

Telefoon070-4268527

E-mailhans.woude@minbzk.nl

BehandeldDef: Th.K. Zelisse

Telefoon070-3187678

E-mailthk.zelisse@mindef.nl


-

-

Graag informeren wij de Kamer, mede in verband met de toezegging van de Minister van Defensie tijdens het Algemeen Overleg van 1 oktober jl.- , over politiemissies in het EVDB-kader en over de inspanningen hiervoor extra capaciteit te genereren. Tevens worden de uitzendingen in OVSE- en VN-kader beschouwd. Met deze brief wordt daarnaast de toezegging gestand gedaan om de Kamer nader te informeren over het Franse initiatief inzake de Force Gendarmerie Européenne- .

Achtergrond

Het EVDB omvat componenten voor militaire en civiele crisisbeheersing. In het kader van de civiele crisisbeheersing hebben de EU-lidstaten in 2001 afgesproken vanaf 2003 5000 politie­functionarissen te kunnen inzetten voor internationale politieoperaties. Een deel van deze inzet - maximaal 1000 functionarissen ­ moet binnen 30 dagen kunnen worden ontplooid (rapidly deployable). Nederland heeft destijds ten behoeve van deze Europese Police Headline Goal 103 functionarissen van de Koninklijke Marechaussee (oplopend tot 153 in 2006) en 30 civiele politiefunctionarissen toegezegd.- Deze toegezegde capaciteit is overigens niet exclusief aangeboden aan de EU. Uit dit bestand kan tevens worden geput om bij te dragen aan politiemissies van de VN en de OVSE of aan missies van de NAVO, alsmede aan multinationale ad hoc coalities.

De Koninklijke Marechaussee (KMAR)

De toegenomen, internationale behoefte aan capaciteiten voor politietaken blijkt uit de inzet van de KMAR gedurende de afgelopen jaren. KMAR-functionarissen zijn onder meer ingezet op de Balkan (Albanië, Bosnië, Kosovo) en in Afghanistan en Irak. Daarbij kan het gaan om civiele politietaken (ondersteuning lokale autoriteiten, 'crowd and riot control', opleidingen, enz.) en militaire politietaken (handhaving tucht en wet- en regelgeving binnen de uitgezonden eenheden waaronder de opsporingstaak onder gezag van het Nederlands Openbaar Ministerie). Tegen deze achtergrond en met het oog op de in de EU overeengekomen Headline Goal is in 2001 besloten om de KMAR-capaciteit voor politiemissies uit te breiden met 100 functionarissen. Deze uitbreiding, die wordt gefinancierd uit de EVDB-voorziening, komt volledig beschikbaar vanaf 1 januari 2006. In 2003 zijn de eerste 25 functionarissen ingestroomd en opgeleid; in 2005 wordt de laatste groep van 50 opgeleid. Dit resulteert in een totale KMAR-capaciteit van 153 functionarissen voor de inzet in internationale politiemissies. Deze capaciteit komt voortaan geheel ten goede aan de inzet voor civiele politietaken.

Snel inzetbare capaciteit

De capaciteitversterking zal de KMAR vooral benutten om een deel van de Nederlandse capaciteit voor politiemissies in de periode 2004 ­ 2006 snel inzetbaar te maken. In dit kader worden de volgende inzetmogelijkheden voorzien:


1)de deelname aan Integrated Police Units (IPU) en


2)de vorming van één of meerdere Specialised Elements.

Een Integrated Police Unit is een politiecomponent die in staat is snel en robuust op te treden in niet-stabiele situaties. De Integrated Police Unit kan executieve bewapende politietaken- uitvoeren en kan eventueel onder militair bevel worden geplaatst, ook al gaat het om de uitoefening van civiele politietaken. Elke Integrated Police Unit bestaat uit een staf, één of meerdere operationele politie-eenheden en eigen (beperkte) logistieke ondersteuning. Behalve het uitvoeren van patrouilles, het inwinnen van informatie en het handhaven van de openbare orde, zijn de operationele politie-eenheden in staat om ook andere politietaken uit te voeren. Naast de Integrated Police Unit wordt binnen politiemissies het Specialised Element onderkend. Dit element bestaat uit één of meerdere Special Teams. De KMAR kan hier, conform haar beleidskader voor internationale politiemissies- , specifieke kennis inbrengen (bijvoorbeeld grensbewaking of forensisch onderzoek). De KMAR-deelname aan Integrated Police Units en de vorming van Special Teams krijgt gestalte tussen 2004 en 2006. De snel inzetbare KMAR-capaciteit zal 40 tot 60 functionarissen omvatten. De precieze omvang zal onder meer worden vastgesteld aan de hand van de afspraken die hierover in internationaal verband zullen worden gemaakt. Daarbij ligt samenwerking, binationaal (bijvoorbeeld met Frankrijk) of in het kader van de 'Force Gendarmerie Européenne' (FGE), het meest voor de hand.

Force Gendarmerie Européenne (FGE)

In november 2003 heeft Frankrijk een initiatief gelanceerd tot oprichting van een (multinationale) FGE. Hierover wordt onderhandeld met de 'gendarmerielanden' Frankrijk, Italië, Nederland, Portugal en Spanje. De belangrijkste onderwerpen van overleg zijn de institutionele inbedding, het hoofdkwartier, de mogelijke missies en de conceptuele invulling. De FGE zou moeten bestaan uit maximaal 800-1000 personen.

Tijdens recente crisisbeheersingsoperaties is gebleken dat er bijzondere behoefte bestaat aan militaire politie-eenheden die inzetbaar zijn in instabiele situaties. Reguliere militairen zijn niet optimaal toegerust voor politietaken, terwijl het civiele politiefunctionarissen veelal ontbreekt aan executieve bevoegdheden. De FGE kan in deze behoefte voorzien; zij kan worden ingezet bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid in situaties waar de lokale politie niet (voldoende) inzetbaar is. De FGE zou eveneens een rol kunnen vervullen ter ondersteuning van de lokale autoriteiten bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en de bescherming van deelnemers aan civiele missies.

De FGE zal als zelfstandige eenheid of als bewapend element in een civiele missie kunnen worden ingezet in de overgang van vredesafdwinging/vredeshandhaving naar vredesopbouw. Door het blauw-groene karakter van de FGE kan deze bijdragen aan een goede samenwerking tussen civiele en militaire componenten van een missie, of aan de versoepeling van de overgang tussen een militaire en een civiele missie.

Nederlandse inzet in de gesprekken over de oprichting van een FGE

De FGE zal een multinationaal samenwerkingsverband moeten worden, waarbij interoperabiliteit en maximale inzetbaarheid de doelstellingen zijn. Dit wil zeggen dat de betrokken landen overeenkomen om functionarissen van hun nationale gendarmerie (marechaussee) aan te bieden aan de FGE. Voordelen hiervan zijn efficiëntie (er hoeven weinig aparte structuren in het leven geroepen te worden) en de mogelijkheid de FGE ook aan andere internationale organisaties dan de EU (NAVO, OVSE, VN) aan te bieden. Hierbij past een kleine staf die zorg draagt voor de operationele commandovoeringen en de dagelijkse gang van zaken (zoals gezamenlijke trainingen). Wanneer de FGE deelneemt aan een operatie kan deze kleine staf fungeren als kern voor een uit te breiden 'planning and support cell'.

Nederland staat positief tegenover het FGE-initiatief. Via de FGE kan de snelle inzetbaarheid van militaire politie-eenheden belangrijk worden versterkt. Verder past de vorming van de FGE binnen het Nederlandse streven om de effectiviteit en de efficiëntie van de Europese defensie-inspanningen via multinationale samenwerking te versterken.

Civiele Politie

Structurele deelname van politiefunctionarissen aan crisisbeheersingsoperaties is voor het ministerie van BZK en de Nederlandse politie een relatief nieuwe taak. In de periode tot 2004 heeft het ministerie van BZK in samenwerking met het Nederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking (NCIPS) het organisatorische en juridische kader van het uitzendingenbeleid van de Nederlandse politie ontwikkeld.- Waar mogelijk is aangesloten bij de KMAR. In gevallen waar dit niet haalbaar was, is een vergelijkbaar alternatief ontwikkeld. Het NCIPS beheert een pool van ongeveer 180 kandidaten die interesse hebben voor uitzending en die de voorselectie in hun korps of de Politie Academie met goed gevolg hebben doorlopen.

Zoals gemeld in bijlage 1 bij de brief aan de Tweede Kamer 27467, nr 1 van 27 oktober 2000, 'Inzet Nederlandse politie en Koninklijke Marechaussee bij internationale civiele politie-operaties', is de beschikbare capaciteit voor internationale uitzendingen van de reguliere politie opgelopen van 15 functionarissen in 2001, naar 30 in 2002 tot 40 voor 2003 en verdere jaren. De Nederlandse politie wordt uitsluitend ingezet voor niet-executieve civiele politietaken.

Politiefunctionarissen worden uitgezonden op basis van het Besluit van 11 december 2002, houdende regels inzake beschikbaarstelling van politieambtenaren ten behoeve van de inzet in het kader van vredesmissies. Tijdens de uitzending is d- e hieraan verbonden Regeling vredesmissies politie- op de uitgezonden functionaris van toepassing. In de periode tot 2004 hebben politiefunctionarissen deelgenomen aan missies van de VN (Cyprus), de OVSE (Kosovo, Servië-Montenegro) en de EU (Albanië, Bosnië-Herzegovina).

Het ministerie van BZK en het NCIPS gebruiken de ervaringen die zijn opgedaan voor de verdere ontwikkeling van het uitzendbeleid voor Nederlandse politie. Dit beleid zal medio 2004 geëvalueerd worden.

Nederlandse inzet in internationale politiemissies

Onderstaand overzicht geeft een indruk van het aantal ingezette functionarissen per 15 mei 2004

Operatie

KMAR

Civiele politie

EUPM (Bosnië-Herzegovina)

22

15

Proxima (Macedonië)

06

07

SFIR Irak

34


-

UNCIVPOL (VN-politiemissie op Cyprus)


-

04

OVSE-missie in Servië-Montenegro


-

04

Totaal

62

30

Financiën

De additionele uitgaven van de inzet van KMAR-functionarissen en civiele politiefunctionarissen in internationale politiemissies worden gefinancierd uit de voorziening voor crisisbeheersingsoperaties binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Voor 2004 is hiervoor 3 miljoen euro geraamd: 2 miljoen euro voor de EUPM en 1 miljoen euro voor Proxima, de EU-politiemissie in Macedonië.

Conclusie

De totale Nederlandse capaciteit voor politiemissies zal, conform de toezegging van 2001 in het kader van de EU Police Headline Goal, vanaf 2006 193 functionarissen omvatten. Hiervan levert de civiele politie 40 en de KMAR 153 functionarissen. De KMAR zal een deel van zijn capaciteit snel inzetbaar (rapid deployable) maken. Langs deze weg zal Nederland de komende jaren bijdragen aan internationale politiemissies in EVDB- en ander kader.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Dr. B.R. Bot

De Minister van Defensie

H.G.J. Kamp

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

J.W. Remkes


- AO 1okt 2003 ter voorbereiding op de Informele Raad Defensie 3-4 okt 2003.


- Brief aan de Kamer ­ verslag van de bijeenkomst van de EU-ministers van Defensie 17 november jl., 12 december 2003. Kamerstuk 2003-2004, 21501-02, nr. 512, Tweede Kamer.


- De civiele politie heeft inmiddels 40 politiefunctionarissen beschikbaar voor deelname aan internationale politiemissies. De EU zal bij de eerstvolgende geschikte gelegenheid hierover worden geïnformeerd.


- Executieve politietaken worden uitgevoerd in 'substitutie' missies waarbij de taken van de lokale politie worden overgenomen en uitgevoerd door eenheden van deze politiemissies.


- TK 2000-2001, 27 476, nr 2, 4 april 2001, 'Inzet Nederlandse politie en Koninklijke Marechaussee bij internationale civiele politie-operaties.'


- Besluit van 11 december 2002, houdende regels inzake beschikbaarstelling van politieambtenaren ten behoeve van inzet in het kader van vredesmissies, staatsblad 612.


- 10 februari 2003, EA2003/52625. In: Staatscourant 19 februari 2003, nr 35, pag 10.

===