informatievoorziening aan de Eerste en Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
Kamerbrief inzake informatievoorziening aan de Eerste en Tweede Kamer
over nieuwe Commissievoorstellen
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
4 juni 2004
Auteur
Mw. drs. B. M. Karel
Kenmerk
DIE-271/04
Telefoon
070 348 48 76
Blad
1/11
Fax
070 348 40 86
Bijlage(n)
5
E-mail
die-in@minbuza.nl
Betreft
Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf
fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep
Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en
de Raad inzake de toegang tot buitenlandse hulp
2. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende het
gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
3. Voorstel voor een beschikking van de Raad over de toepassing
van enkele richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde
exportkredieten
4. Mededeling van de Commissie: Advies inzake de aanvraag door
Kroatië van het lidmaatschap van de Europese Unie
5. Mededeling van de Commissie over de doelstellingen van de
Commissie in het kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en
Latijns Amerika, in aanloop naar de derde top van staatshoofden en
regeringsleiders van de Europese Unie en Latijns Amerika en de
Caraïben te houden in Guadalajara (Mexico) op 28 mei 2004
De Staatssecretaris voor Europese Zaken
Atzo Nicolaï
Fiche 1: Verordening inzake de toegang tot buitenlandse hulp
Titel:
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad
inzake de toegang tot buitenlandse hulp
Datum Raadsdocument: 28 april 2004
Nr Raadsdocument: 8881/04
Nr. Commissiedocument: COM(2004)313
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse
Zaken i.o.m. FIN en EZ
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep
Ontwikkelingssamenwerking, Raad Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het voorstel voor de verordening (COM(2004)313) betreft de ontbinding
van de communautaire hulp. Ongebonden hulp houdt in dat er geen
gedwongen aanbesteding is van goederen of diensten uit het donorland
en/of een beperkt aantal landen. Ontbinding vergroot de doelmatigheid
en doeltreffendheid van de hulp (geen `gedwongen winkelnering').
Het huidige voorstel ligt in het verlengde van de mededeling van de
Commissie over ontbinding van de hulp (november 2002) en de
Raadsconclusies hierover van 20 mei 2003. In deze Raadsconclusies
wordt de Commissie uitgenodigd om een voorstel te ontwikkelen om de
communautaire hulp te ontbinden.Verder is in dit kader de
OESO-aanbeveling over de ontbinding van hulp aan de MOL's (mei 2001)
relevant, die luidt dat in beginsel de hulp van donoren (ook de EU)
aan de MOL's wordt ontbonden.
Het voorstel voor een verordening komt tegemoet aan de genoemde
Raadsconclusies (paragraaf 4 en 5) waarin de Commissie uitgenodigd
werd om met een voorstel te komen tot wijziging van de betreffende
financiële instrumenten op een zodanige wijze dat rekening wordt
gehouden met de ontbindingsafspraken in de OESO-aanbeveling en de
Commissie-mededeling. Met deze verordening worden de relevante
financiële hulpinstrumenten van de EU aangepast, te weten:
- de thematische EU-instrumenten worden ontbonden voor
bedrijven uit (a) EU-lidstaten en EER-landen, (b) ontwikkelingslanden
en (c) donoren uit derde landen die ook ontbinden
(reciprociteitsbeginsel)
- de geografische EU-instrumenten worden ontbonden voor
bedrijven uit (a) EU-lidstaten en EER-landen, (b) ontwikkelingslanden
in de betreffende regio en (c) donoren uit derde landen die ook
ontbinden (reciprociteitsbeginsel)
- EU-hulp gericht op MOL-landen is volledig ontbonden.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 179 en 181a van het EG-Verdrag.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie
Instelling nieuw Comitologie-comité: Nee.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. Het voorstel betreft communautaire hulp (met
name het punt welke rechtspersonen uit welke landen op deze hulp
kunnen inschrijven) en is dus bij uitsek een onderwerp dat beter door
de Commissie dan door de lidstaten ter hand kan worden genomen.
Proprotionaliteit: positief. Het voorstel houdt een aanpassing van
bestaande verordeningen op het gebied van communautaire hulp in. Een
verordening is daarvoor het geëigende middel.
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering):nvt
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: de verordening gaat
in de dag na publicatie in het Publicatieblad van de EG. Flankerende
maatregelen op nationaal niveau zijn niet noodzakelijk.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland is voorstaander van verdere ontbinding van hulp in
multilateraal verband (allemaal tegelijk). Nederlandse hulp is in
vergaande mate ontbonden, dus het strekt tot voordeel wanneer ook
andere donoren hulp ontbinden. Daar hebben niet alleen
ontwikkelingslanden baat bij (meer ownership, transparantie en lagere
prijsstelling, betere prijs/kwaliteitsverhouding) maar ook het
Nederlandse bedrijfsleven dat dan immers zijn ware concurrentiekracht
kan benutten. Het voorstel sluit aan bij het OESO-besluit over
ontbinding van de hulp aan de MOL's (mei 2001) en de Raadsconclusies
over ontbinding van mei 2003. Nederland ziet deze als stappen naar
verdere ontbinding. Nederland staat dan ook in grote lijnen positief
tegen het huidige voorstel.
Fiche 2: Richtlijn betreffende het gemeenschappelijke stelsel van
belasting over de toegevoegde waarde
Titel:
Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende het
gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Datum Raadsdocument: 19 april 2004
Nr Raadsdocument: 8470/04 FISC 89
Nr. Commissiedocument: COM (2004) 246 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Fiscale Vraagstukken;
Ecofin Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Zesde BTW-richtlijn (Rl.77/388/EEG) vormt het juridische kader van
het geldende communautaire BTW-stelsel. Sinds de inwerkingtreding van
de Richtlijn op 1 januari 1978 is deze richtlijn meer dan twintig keer
gewijzigd. Dit heeft geleid tot een ingewikkelde wetgeving, die voor
de niet ingewijde moeilijk te raadplegen is. Met name ter gelegenheid
van de totstandkoming van de interne markt met ingang van 1 januari
1993 is de Zesde BTW-richtlijn ingrijpend gewijzigd. Daarbij is toen
gekozen voor een overgangsregeling voor de belastingheffing wat
betreft de handel tussen ondernemers uit verschillende lidstaten,
zonder daarbij de bestaande regels van de basisregeling aan te passen.
Achtergrond hiervan was, dat het toen de bedoeling was de
basisregeling over een aantal jaren te vervangen door een definitieve
regeling voor de BTW-heffing over goederen en diensten in de lidstaat
van oorsprong. Bij die gelegenheid zou dan de overgangsregeling weer
kunnen worden afgeschaft. Die definitieve regeling is er niet gekomen
en het ziet er niet naar uit dat dit op korte termijn alsnog zal
gebeuren. De afgelopen jaren is de Zesde BTW-richtlijn, mede op
Nederlandse aandrang, wel een aantal keren op onderdelen aangepast.
Omdat een definitieve regeling nog ver weg lijkt te liggen heeft de
Commissie aanvankelijk besloten te komen met een voorstel tot
codificatie van de bestaande wetgeving in een nieuwe richtlijn die een
duidelijk overzicht geeft van de thans geldende BTW-wetgeving in de
EU. Daarbij bleek echter dat voor een heldere en begrijpelijke tekst
van de nieuwe richtlijn de bestaande regelgeving op enkele onderdelen
in geringe mate materieel zou moeten worden aangepast.
Teneinde toch een zo helder mogelijke nieuwe richtlijn tot stand te
laten komen heeft de Commissie daarom gekozen voor een herschikking in
plaats van een codificatie van de bestaande communautaire
BTW-wetgeving.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 93 van het Verdrag tot
oprichting van de Europese Gemeenschap
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: advies van het EP
en eenparigheid van de Raad
Instelling nieuw Comitologie-comité: nee
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief; voor wijzigingen in het BTW-systeem is de
Gemeenschap bij uitsluiting bevoegd. Waar nodig laat het voorstel voor
de nieuwe richtlijn, net als de bestaande richtlijn,
keuzemogelijkheden aan de lidstaten (bijvoorbeeld wat betreft de
toepassing van verlaagde tarieven).
Proportionaliteit:positief; het beoogde doel - een algehele
herschikking van de bestaande richtlijnbepalingen - kan niet anders
dan met een richtlijn worden bereikt.
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Het gaat om een
herschikking in een nieuwe richtlijn van reeds geïmplementeerde
artikelen van bestaande richtlijnen. Een nieuwe implementatie is niet
vereist.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland kan een herschikking van de bestaande richtlijnbepalingen
ondersteunen. Deze herschikking bevordert de toegankelijkheid van de
communautaire BTW-regelgeving en leidt overigens niet tot materiële
wijzigingen van belang in die wetgeving.
Fiche 3: Beschikking over richtsnoeren op het gebied van door de
overheid gesteunde exportkredieten
Titel:
Voorstel voor een beschikking van de Raad over de toepassing van
enkele richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde
exportkredieten
Datum Raadsdocument: 7 mei 2004
Nr Raadsdocument: 9332/04
Nr. Commissiedocument: COM (2004) 287
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën i.o.m.
EZ
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Exportkredieten en
EcoFinraad.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De meeste OESO-landen zijn Participant bij de "Arrangement on
Guidelines for Officially Supported Export Credits" (Arrangement). Dit
is een "gentlemen's agreement" met als doel minimalisering van de
concurrentieverstoring tussen landen bij exporttransacties die door de
Staat in herverzekering kunnen worden genomen of anderszins worden
gesteund. De EU is zelfstandig Participant (met uitsluiting van de
individuele lidstaten). De Arrangement wordt altijd omgezet in
EU-regelgeving d.m.v. een Raadsbeschikking. De nu voorliggende versie
van het Arrangement is een herziene en herschreven versie. De tekst is
gebruiksvriendelijker gemaakt en aangepast aan de relevante
verplichtingen onder de WTO. Daarnaast zijn de afspraken transparanter
gemaakt richting niet-Participanten.
De Arrangement-onderhandelingen worden voorbereid in de Raadswerkgroep
Exportkredieten van de EU, waarin Nederland zitting heeft. De tekst
wordt uitonderhandeld en vastgesteld in de Participants waar de
Europese Commissie namens de EU optreedt. Alle lidstaten hebben in de
Raadswerkgroep ingestemd met de nu voorliggende tekst en zij passen de
bepalingen daarvan ook al sinds dit jaar op vrijwillige basis toe.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 133 EG-verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: geen rol EP en
gekwalificeerde meerderheid van de Raad
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: N.v.t.. Het voorstel betreft internationale afspraken
ten aanzien van exportkredieten (Officially Supported Export Credits)
en deze vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Commissie.
Proportionaliteit: Positief. De afspraken worden direct omgezet in EU
regelgeving door middel van het voorliggende Raadsbesluit. Dit is het
geëigende middel.
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
Het Raadsbesluit gaat in op het moment van vaststelling in de
betreffende Raad. Flankerende maatregelen op nationaal niveau zijn
niet noodzakelijk.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Het betreft hier een uitonderhandeld en inmiddels door de EU aanvaard
"gentlemen's agreement" dat via de voorliggende Raadsbesluit omgezet
wordt in bindende EU regelgeving.
De voor Nederland belangrijke aspecten in de Arrangement zijn tijdens
de onderhandelingen in de EU Raadswerkgroep Exportkredieten naar
tevredenheid verwerkt in de voorliggende nieuwe versie van de
Arrangement.
Fiche 4: Mededeling: Advies inzake de aanvraag door Kroatië van het
lidmaatschap van de EU
Titel:
Mededeling van de Commissie: Advies inzake de aanvraag door Kroatië
van het lidmaatschap van de Europese Unie
Datum Raadsdocument: niet bekend
Nr Raadsdocument: 8661/04
Nr. Commissiedocument: COM(2004) 257
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse
Zaken i.o.m. SZW, EZ, LNV, FIN, VROM, V&W, JUST
Behandelingstraject in Brussel: COWEB, Raad Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen (en Europese Raad).
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In het advies gaat de Commissie in op een drietal hoofdzaken (de
Kopenhagen criteria):
1. Democratische rechtsstaat: De Commissie concludeert
dat Kroatië een functionerende democratie is met stabiele instituties
die een rechtsstaat garanderen. Verkiezingen in 2000 en 2003 zijn vrij
en eerlijk verlopen. De oppositie kan zijn eigen rol spelen. De
Commissie heeft geen grote problemen geconstateerd ten aanzien van de
fundamentele rechten en vrijheden in Kroatië. De Commissie noteert dat
Del Ponte heeft vastgesteld dat de samenwerking met het International
Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY) volledig is, maar
tekent daarbij aan dat dit zo moet blijven, met een specifieke
verwijzing naar de noodzaak om generaal Gotovina op te sporen en uit
te leveren aan het ICTY. Voorts concludeert de Commissie dat Kroatië
een additionele inspanning moet leveren op het gebied van rechten van
(Servische) minderheden, terugkeer van (Servische) vluchtelingen,
hervorming van het justitioneel apparaat, regionale samenwerking en
het bestrijden van corruptie.
2. Interne markt: De Commissie concludeert dat Kroatië een
functionerende markteconomie is die in staat moet zijn om te
concurreren binnen de interne markt op middellange termijn, mits
Kroatië een aantal openstaande zwakheden weet weg te werken door de
hervormingsprogramma's op dit terrein te implementeren. De Kroatische
economie heeft een behoorlijk niveau van macro-economische stabiliteit
en een lage inflatie bereikt. Structurele hervormingen hebben geleid
tot een vrije ontwikkeling van handel en prijzen en heeft
privatisering bevorderd. De beroepsbevolking heeft een hoog
opleidingsniveau en de infrastructuur is goed. De banksector en de
toeristenindustrie zijn belangrijke economische pijlers. De facto is
de Kroatische economie al goed geïntegreerd in die van de Unie.
Verbeteringen zijn nog nodig op het gebied van wetgeving, het niveau
van de administratieve lasten en landregistratie (kadaster). Het
privatiseringsproces is nog niet afgerond en staatsbedrijven spelen
nog een te grote rol in de economie. De scheepsbouw en de landbouw
moeten verder hervormd worden. Het belastingsstelsel, sociale
zekerheid en de publieke sector moeten verder gemoderniseerd worden om
volledige integratie in de interne markt te bereiken.
3. `Acquis': Ten aanzien van de 29 hoofdstukken van het
acquis (die voor de nieuwe lidstaten de basis voor
toetredingsonderhandelingen vormden) concludeert de Commissie dat
Kroatië in staat wordt geacht het acquis op de middellange termijn toe
te passen op het gebied van de EMU, statistiek, industriebeleid, MKB,
wetenschap en onderzoek, onderwijs, cultuur, GBVB, externe relaties en
financiën. Kroatië zal echter nog een inspanning moeten leveren op de
gebieden die in relatie staan met de interne markt en handel om op
middellange termijn het acquis toe te kunnen passen. Het gaat hierbij
om: vrij verkeer van kapitaal, ondernemingsrecht, visserij, transport,
energie, consumentenbescherming, douane en begrotingsdiscipline. Grote
inspanningen zal Kroatië moeten plegen op de gebieden van vrij verkeer
van personen, vrijheid van dienstverlening, concurrentie, landbouw,
belasting, sociaal beleid en werkgelegenheid, telecom en informatie
technologie, regionaal beleid en JBZ. Voor wat betreft milieu kan
Kroatië pas op lange termijn en na aanmerkelijke inspanningen haar
regelgeving (en met name de uitvoering ervan) in lijn met de Unie
brengen.
De overheid functioneert nog niet op alle niveaus naar behoren. Vooral
op het gebied van implementatie en naleving van wetgeving ligt nog
veel werk in het verschiet. Volledige overname van het acquis zal
echter een zaak van langere termijn en aanzienlijke investeringen
zijn.
De Commissie geeft aan te verwachten dat Kroatië binnen een termijn
van vijf jaar zal kunnen voldoen aan de korte- en middellange
termijn-doelstellingen, zonder dat de Commissie daarbij vooruit wil
lopen op de uiteindelijke toetredingsdatum.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t.
Consequenties voor de EU-begroting:
Een besluit om met Kroatië te zijner tijd de
toetredingsonderhandelingen te openen, zal betekenen dat Kroatië dan
ook in aanmerking komt voor pre-accessiesteun. Momenteel beraadt de
Commissie zich nog op de precieze financieringswijze van deze
pre-accessiesteun. Cat.VII biedt nog ruimte om eventuele
pre-accessiesteun aan Kroatië te financieren. Daarnaast maakt Kroatië
deel uit van het Community Assistance for Reconstruction, Development
and Stabilisation programma (CARDS programma) voor de westelijke
Balkan dat doorloopt tot 2006.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Markttoegang voor nagenoeg alle Kroatische producten is reeds
vastgelegd in een Interim Akkoord tussen de Europese Unie en Kroatië.
Voor de overheden zijn verder geen financiële consequenties voorzien.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland heeft zich de afgelopen jaren voorstander betoond van
integratie van de landen van de westelijke Balkan in de
Euro-Atlantische structuren, mits zij voldoen aan de strenge criteria
die daarvoor gelden. Integratie in de Euro-Atlantische structuren zal
bijdragen aan de stabiliteit van deze regio en zal het welvaartsniveau
van de mensen die er wonen gaandeweg verbeteren. Nederland heeft zich
voor wat betreft Kroatië traditioneel kritisch getoond ten aanzien van
de politieke criteria, zoals samenwerking van Kroatië met het
Joegoslavië Tribunaal, regionale samenwerking en de terugkeer van
vluchtelingen. Nederland heeft Kroatisch beleid om op deze terreinen
voortgang te bereiken bilateraal ondersteund met substantiële
hulpprogramma's. Nederland hecht ook aan de economische criteria, mede
in het belang van de versterking van de economische betrekkingen. Via
bilaterale samenwerkingsprogramma's heeft Nederland bijgedragen aan de
transitie naar een markteconomie.
Fiche 5: Mededeling over de betrekkingen tussen EU en Latijns-Amerika
in aanloop van top Guadalajara
Titel:
Mededeling van de Commissie over de doelstellingen van de Commissie in
het kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Latijns
Amerika, in aanloop naar de derde top van staatshoofden en
regeringsleiders van de Europese Unie en Latijns Amerika en de
Caraïben te houden in Guadalajara (Mexico) op 28 mei 2004
Datum Raadsdocument: 20 april 2004
Nr Raadsdocument: 8618/04
Nr. Commissiedocument: COM(2004)220
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Buitenlandse
Zaken i.o.m. EZ, LNV, FIN, JUST, OCW, V&W
Behandelingstraject in Brussel: Latijns Amerika Werkgroep, Raad
Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De mededeling van de Commissie behelst de inzet voor de
EU-Latijns-Amerika/Cariben top van 28 mei te Guadalajara, Mexico. De
Commisie geeft aan dat een partnerschap tussen de EU en LAC van
strategisch belang is. Het partnerschap zou global governance en
versterking van het multilateralisme moeten nastreven. Daarnaast is de
EU een belangrijke handelspartner van Latijns Amerika en de Caraïben
(LAC).
In 1999 vond de eerste EU-LAC Top plaats in Rio de Janeiro. De tweede
Top volgde in Madrid in 2002.
In navolging van de Madrid Top zijn diverse resultaten behaald:
associatieakkoord tussen de EU en Chili (2002), politieke dialoog- en
samenwerkingsakkoorden met Centraal Amerika en de Andes Landen (2003).
Met Mercosur zijn twee ministeriële bijeenkomsten gehouden in het
kader van de onderhandelingen voor een associatieakkoord met
vrijhandels component. Daarnaast zijn verschillende activiteiten
uitgevoerd op het gebied van onderwijs, cultuur, technische
assistentie, democratisering, sociale cohesie en migratie
De prioriteiten van de Commissie voor de Guadalajara Top zijn sociale
cohesie en regionale economische integratie. Daarnaast acht de
Commissie commitment aan de Doha Ontwikkelingsronde van belang.
Sociale cohesie:
Extreme inkomensongelijkheid en sociale uitsluiting is volgens de
Commissie een bedreiging voor de sociale en politieke stabiliteit in
Latijns Amerika. Op initiatief van de Commissie is besloten sociale
cohesie één van de voornaamste onderwerpen van de Top te maken.
Daartoe is een werkgroep ingesteld. De Commissie beveelt de
Staatshoofden en regeringsleiders aan een aantal aanbevelingen van
deze werkgroep over te nemen voor de slotverklaring van de Top. Deze
behelzen het aanmoedigen van de LAC landen om op het gebied van
democratisch bestuur, sociaal beleid en openbare financiën het beleid
te verbeteren. Daarnaast moet de internationale gemeenschap
aangemoedigd worden dit beleid te ondersteunen en wordt aangeraden de
samenwerking tussen de EU en Latijns Amerika op dit gebied te
verbeteren.
Regionale integratie:
Regionale intergratie tussen de Latijnsamerikaanse landen zal volgens
de Commissie bijdragen aan een verbetering van economische en
politieke stabiliteit op het continent. Drie regio's hebben hierbij de
aandacht:
- Midden-Amerika: de in 1984 begonnen San José dialoog heeft
een begin gemaakt met de regionale integratie van de landen in
Midden-Amerika. Het beoogde o.a. om in 2003 een Middenamerikaanse
douane unie in te stellen. Dit is volgens de Commissie verhinderd door
onder meer het afsluiten van afzonderlijke bilaterale handelsakkoorden
met de Verenigde Staten. Daarnaast schort het volgens de Commissie aan
politieke wil om de douane unie tot stand te brengen.
- Andes Gemeenschap: het Andes Pact werd in 1969 gesloten.
Dit pact heeft onder meer als doel om uiteindelijk een
gemeenschappelijke markt te bereiken in 2005. Hoewel er aanzienlijke
voortgang is geboekt, zijn er belangrijke obstakels voor effectieve
intraregionale handel.
- Mercosur: de onderhandelingen over een associatieakkoord
met vrijhandelscomponent met de Mercosur lopen al geruime tijd. De
Commissie is van mening dat de onderhandelingen eind 2004 afgesloten
zouden kunnen worden maar noemt ook de regionale integratie als een
belangrijke voorwaarde voor succesvolle implementatie van het akkoord.
In de slotverklaring van de Top van Madrid zijn de twee eerstgenoemde
regio's associatieakkoorden (inclusief vrijhandelscomponent) in het
vooruitzicht gesteld. Deze zijn echter afhankelijk gesteld van de
voortgang in de Doha Ontwikkelingsronde, waarvan afsluiting werd
voorzien in 2004. Daarnaast is volgens de Commissie een behoorlijke
mate van regionale integratie een voorwaarde voor het afsluiten van
een associatieakkoord met de EU. Daartoe stelt zij voor een
gezamenlijk monitoringsproces op te starten en verder technische
assistentie te verlenen aan de twee regio's. De Commissie stelt dat er
voldoende regionale integratie is als er sprake is van: een duurzaam
institutioneel kader voor regionale handel, totstandkoming van een
douane unie en de terugdringing van non-tarifaire
handelsbelemmeringen.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t.
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland hecht belang aan goede relaties met Latijns Amerika. De EU
en LAC landen vertegenwoordigen samen een derde van alle landen van de
Verenigde Naties. De dialoog met de LAC landen op het gebied van o.a.
effectief multilateralisme is daardoor zeer waardevol. Ten aanzien van
de handelsbetrekkingen meent Nederland dat tijdens de onderhandelingen
in het kader van de WTO Doha Ontwikkelingsronde geen onderhandelingen
moeten worden begonnen over nieuwe bilaterale of biregionale
akkoorden. Dat geldt ook voor Latijns-Amerikaanse landen of regio's/
wel bestaat reeds voor Midden-Amerika en de Andes-regio het
vooruitzicht op vrijhandelsakkoorden, die zouden moeten voortbouwen op
de uitkomsten van de WTO Doharonde en voldoende regionale integratie
in deze regio's
Ministerie van Buitenlandse Zaken