adviesaanvraag aan de AIV: 'de positie van Nederland'
Kamerbrief inz. de adviesaanvraag aan de AIV: 'de positie van
Nederland'
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Eenheid Strategische Beleidsplanning
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
4 juni 2004
Behandeld
Maarten Lak
Kenmerk
SPL/120/04
Telefoon
+31(0)70 - 348 6654
Blad
1/5
Fax
+31(0)70 - 348 4258
Bijlage(n)
-1-
maarten.lak@minbuza.nl
Betreft
Adviesaanvraag aan de AIV: de Positie van Nederland
Graag bied ik u hierbij aan, de adviesaanvraag aan de AIV: 'de Positie
van Nederland'.
Een eensluidende brief zend ik aan de Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
De voorzitter van de Adviesraad
Internationale Vraagstukken
mr. F. Korthals Altes
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Den Haag, mei 2004
Mede namens de ministers van Defensie en voor
Ontwikkelingssamenwerking alsmede de Staatssecretaris voor Europese
Zaken wend ik mij tot u met het volgende. In het werkprogramma voor
2004 van de Adviesraad Internationale Vraagstukken staat het volgende
onderwerp als eerste genoemd:
"positionering van Nederland in nieuwe EU, NAVO en VN
Met de besluitvorming in 2002 en 2003 rond het ingrijpen in Irak en
met de voorafschaduwing van uitbreiding van de EU en NAVO in 2004 zijn
voor het Nederlands buitenlands beleid nieuwe gegevenheden ontstaan.
Hoe moet Nederland daarmee omgaan? Hoe kunnen de Nederlandse belangen
en idealen in de nieuwe context tot hun recht komen? Welk beleid past
daarbij? Hoe robuust zijn in dat verband de voornemens in de Memorie
van Toelichting bij de begroting 2004?"
Deze vraagstelling gaat terug op een wens geuit door de Tweede Kamer,
dat de AIV zich hierover buigt.
Ik wil graag aan uw Raad, ook namens genoemde bewindslieden, een
aantal vraagpunten voorleggen. Immers, aanvullende advisering op deze
punten door uw Raad, in samenhang met de reeds in behandeling genomen
adviesaanvragen zoals inzake Crisisbeheersing, Falende Staten en
Pre-emptief optreden, zal voor de betrokken bewindslieden van nut
zijn.
Op 22 april jl. heb ik met uw Raad van gedachten gewisseld over het
lopende advieswerk. Daarbij heb ik belangstelling uitgesproken voor
advisering over de effectiviteit van het multilaterale stelsel. De
kern van onderhavige adviesaanvraag betreft de Nederlandse
mogelijkheden om die effectiviteit te bevorderen.
Er wordt in departementale kring gewerkt aan notities over verwante
onderwerpen. U zult door de ambtelijke contactpersonen daarover worden
geïnformeerd, zodra uw Raad aan de behandeling van deze adviesaanvraag
begint.
De aangesneden thematiek reikt voorbij het a.s. Nederlandse EU
voorzitterschap en uw advies zal langer doorwerken. Ik spreek echter
toch de hoop uit het advies van uw Raad nog in de loop van deze zomer
te mogen ontvangen.
Ik zie met belangstelling uit naar een advisering waarin uw Raad de
mogelijkheden voor Nederlandse posities zoveel mogelijk over de
grenzen van bedoelde fora heen en geïntegreerd behandeld. Dat zal een
effectieve en slagvaardige opstelling van ons land bevorderen.
Afschrift van deze brief zend ik aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
en de Voorzitter van de Eerste Kamer.
Dr. B.R. Bot
Adviesaanvraag: de positie van Nederland in EU, NAVO en VN.
1. Europese Unie
De positie van Nederland in een EU met 25 lidstaten is reeds enige
tijd onderwerp van studie. Naast verdragsmatige 'nauwere samenwerking'
kunnen zich ook andere, meer informele, kopgroepen aandienen. Inzake
JBZ is sprake van samenwerking tussen de 'grote 5'; op de terreinen
van het GBVB en EVDB lijken Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en
Duitsland het voortouw te willen nemen. Er zijn andere werkterreinen
binnen de EU die zich kunnen lenen voor vormen van nauwere
(gestructureerde) samenwerking.
Op welke dossiers zal Nederland met kans op succes een informele
kopgroep kunnen benutten en met welke landen zou dat het best per
dossier kunnen?
Ziet uw Raad onderwerpen waarop Nederland zelf het initiatief dient te
nemen voor nauwere samenwerking en/of informele groepsvorming? Welke
rol kan Benelux-samenwerking daarbij spelen? Hoe kan de communautaire
methode worden behouden en hoe kan inclusiviteit worden bevorderd?
Welke stemweging zal binnen een nauwere samenwerking wenselijk en
mogelijk zijn, gegeven de bepalingen omtrent 'gestructureerde
samenwerking' in het nieuwe verdrag?
2. NAVO
Hoe verdragen ad hoc coalities binnen NAVO en per operatie zich met
het consensus-model dat de NAVO samenwerking kenmerkt? Waar kan al dan
niet projectgewijs 'partnerschap' van NAVO met organisaties als EU,
OVSE, VN alsmede andere (regionale) organisaties die zich bezig
houden met aspecten van veiligheid een rol spelen?Hoe dient de relatie
NAVO-Rusland zich te ontwikkelen? Is voor de nieuwe kerntaken van de
NAVO de huidige samenstelling nog wel voldoende, of moeten er nieuwe
strategische partners worden gezocht (b.v. Japan, Zuid Korea, China,
Australie)?
3. VN
Bij hervorming binnen de Verenigde Naties zullen ervaringen en lessen
rond de casus Kosovo en Irak een rol spelen. Eind dit jaar wordt het
advies aan de Secretaris Generaal van de VN door het 'High Level
Panel' verwacht. Welke zou de Nederlandse inzet kunnen zijn om
legitimiteit en effectiviteit van de besluitvorming van de VN bij
interventies in situaties van bedreiging van vrede en veiligheid, op
een hoger plan te brengen? Welke zijn ook in dit verband de
mogelijkheden van een gecoördineerde EU opstelling in de
Veiligheidsraad (artikel 19 VEU)? Welke Nederlandse inzet in andere
mondiale fora met ontwikkelingspolitieke, financiële, sociale,
economische agenda's, zou passen bij VN inspanningen voor vrede en
veiligheid?
Welke rol kan ons land ten behoeve van een effectievere VN en de
praktische implementatie van inspanningen voor vrede en veiligheid,
spelen in de Europese Unie en NAVO?
Ministerie van Buitenlandse Zaken