ministeriële IGC-sessie d.d. 24 mei 2004
Kamerbrief inzake verslag ministeriële IGC-sessie d.d. 24 mei 2004
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Integratie Europa Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
1 juni 2004
Auteur
Hilde Laffeber
Kenmerk
DIE-259/04
Telefoon
070-3486772
Blad
1/4
Fax
070-3486381
Bijlage(n)
2
E-mail
Die@minbuza.nl
Betreft
Verslag ministeriële IGC-sessie d.d. 24 mei 2004
Hierbij hebben wij de eer U het verslag aan te bieden van de
bijeenkomst van de Intergouvernementele Conferentie op ministerieel
niveau, die op 24 mei 2004 in Brussel plaatsvond.
De Minister De
Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, voor
Europese Zaken,
Dr. B.R. Bot Mr.
Drs. A. Nicolaï
Op 24 mei jl. kwamen de ministers van Buitenlandse Zaken van de 25
lidstaten en Roemenië, Bulgarije en Turkije in Brussel bijeen in het
kader van de Intergouvernementele Conferentie (IGC). Zoals bij elke
reguliere IGC-sessie waren bovendien het Europees Parlement en de
Commissie vertegenwoordigd.
Doel van de bijeenkomst was een algemene politieke discussie te voeren
over de algemene stand van de onderhandelingen, teneinde de ministers
de gelegenheid te geven om zich uit te spreken over een aantal
institutionele vraagstukken. Er werd gesproken over de procedure
omtrent de jaarlijkse Europese begroting, de definitie van
gekwalificeerde meerderheid, de preambule en de samenstelling van het
Europees Parlement.
De discussie vond grotendeels plaats op basis van de twee documenten
die door het Ierse voorzitterschap waren verspreid. Het eerste
document (CIG 77/04) bevat leidraden voor de discussies over
gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming en samenstelling van het
Europees Parlement (EP). Het tweede document (CIG 78/04) betreft de
begrotingsprocedure.
Op het punt van de begrotingsprocedure is grote vooruitgang geboekt.
Het voorstel van het Ierse voorzitterschap vond algemene bijval. De
belangrijkste wijziging ten opzichte van eerder gedane voorstellen is
dat er géén zogenaamd tie break-mechanisme tot stand komt. In het
voorstel wordt de Raad en het Europees Parlement opgedragen in
conciliatie een akkoord te bereiken over de begroting. Indien de
conciliatieprocedure geen akkoord oplevert, moet de Commissie een
nieuwe ontwerp-begroting indienen. Indien een in conciliatie bereikt
akkoord alsnog wordt verworpen door de Raad, kan het Europees
Parlement de eigen amendementen kracht van wet geven. Nederland heeft
dit voorstel gesteund, mede met het oog op de wensen van de Tweede
Kamer, evenals alle andere lidstaten en de vertegenwoordigers van het
EP.
Daarnaast werd gesproken over de definitie van gekwalificeerde
meerderheidsbesluitvorming. Hierover lopen de opvattingen nog altijd
sterk uiteen. Het voorzitterschap constateerde dat er consensus
bestaat over het vinden van een oplossing binnen het principe van de
dubbele meerderheidssleutel. Er bestaat onvoldoende steun voor het
handhaven van de drempels van het Conventieresultaat. Zowel het
percentage van de bevolking als het percentage van de lidstaten dat
nodig is voor een gekwalificeerde meerderheid zal verhoogd moeten
worden om tot een compromis te kunnen komen, aldus het
voorzitterschap. Daarnaast werd geopperd flankerende maatregelen te
treffen, zoals het niet-meetellen van onthoudingen, waardoor
besluitvorming vergemakkelijkt wordt; het stellen van een minimum aan
het aantal landen dat een blokkerende minderheid kan vormen: minimaal
vier landen bijvoorbeeld; en het stellen van een minimum aan het
bevolkingspercentage dat door de lidstaten in het blokkerende
minderheid gerepresenteerd moet worden. Nederland heeft gepleit voor
behoud van de stemmenweging als gedefinieerd door de Conventie: dat is
een transparante, duurzame en democratische definitie van
gekwalificeerde meerderheid. Nederland heeft bovendien steun
uitgesproken voor de voorstellen voor flankerende maatregelen in het
geval de drempels worden verhoogd. Nederland tekende daarbij aan dat
deze aanvullende voorwaarden dan ook moeten gelden voor alle vormen
van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in het verdrag. Dat
geldt dus ook voor gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in de
Eurogroep en andere eventuele groepen van versterkte samenwerking.
Het voorzitterschap stelde eigener beweging de preambule ter
discussie. Verscheidene lidstaten pleitten voor het opnemen van een
verwijzing naar de joods-christelijke traditie in de preambule. Deze
landen hadden deze wens ook reeds in een brief aan het voorzitterschap
neergelegd. Andere lidstaten spraken zich uit voor handhaving van de
formulering van de preambule van het Ontwerp-Verdrag. Ten slotte
toonden enkele landen zich voorstander van opstelling van een nieuwe
preambule waarin de wordingsgeschiedenis van de Europese Unie in haar
geheel buiten beschouwing wordt gelaten. Nederland heeft in die
discussie aangegeven voorstander te zijn van een evenwichtige
preambule.
Het Ierse voorzitterschap stelde ten slotte het minimum-aantal zetels
in het Europees Parlement aan de orde. Het voorzitterschap legde de
ministers de vraag voor of het mogelijk is overeenstemming te bereiken
over een bescheiden verhoging van het minimumaantal van vier zetels
per lidstaat in het Europees Parlement. Verschillende kleine landen
wensen het minimumaantal zetels te verhogen naar vijf of zes zetels.
Op die manier kunnen alle politieke families uit alle lidstaten
adequaat in het EP vertegenwoordigd worden en is bovendien het
commissiewerk in het EP voor alle lidstaten goed te volgen. Deze
wensen stuitten op weinig verzet. Veel lidstaten zijn voorstander van
het idee deze eventuele verhoging van het zeteltal mogelijk te maken
door een lichte verhoging van de totale omvang van het Europees
Parlement, dat in het Ontwerp-Verdrag is gesteld op 736. Nederland
heeft hierbij de kanttekening geplaatst dat gewaakt moet worden voor
een situatie waarin een voortdurende ophoging van het aantal zetels
voor de kleinste lidstaten leidt tot een onevenwichtigheid ten
opzichte van de middelgrote lidstaten.
Na deze ministeriële sessie zijn alle nog openstaande vraagstukken in
de IGC onder Iers voorzitterschap besproken. Hoewel op enkele
terreinen vooruitgang is geboekt, tekent zich vooralsnog geen
duidelijk compromis af. In bilaterale gesprekken, met name in het
kader van de tour des capitales die de Ierse premier Ahern momenteel
aflegt, zal moeten worden gewerkt aan nadere compromisvorming. De
eerstvolgende plenaire IGC-bijeenkomst zal plaatsvinden en marge van
de RAZEB op 14 en 15 juni aanstaande.
Ministerie van Buitenlandse Zaken