Speech minister Dekker op de Startconferentie Voorbeeldprojecten
Ontwikkelingsplanologie op 10 mei in het Fortis Theater aan de Schie
Dames en heren,
Een aantal van u was twee weken geleden bij de presentatie van de Nota
Ruimte. Wellicht herinnert u zich dat het kabinet bij die gelegenheid
veel waardering kreeg voor zijn voortvarende eensgezindheid, de keuze
voor ruimtelijke ontwikkeling en het motto: centraal wat moet,
decentraal wat kan. Dat stemt tot tevredenheid, want zowel u als wij
gaan met de nota aan de slag.
Bij zijn aantreden kondigde dit kabinet één Nota Ruimte aan. Eén
samenhangend beleid voor alles wat beslag legt op de beperkte ruimte
in ons land. Dat complexe project is tot een goed einde gebracht door
steeds het hoofddoel voor ogen te houden: ruimte voor ontwikkeling.
Het kabinet liet in het hoofdlijnenakkoord al weten actief kansen te
gaan creëren voor de economie, we willen onze internationale
concurrentiepositie versterken. Voor sterke steden, een bereikbaar
Nederland, een vitaal platteland en een aangename leefomgeving.
We zoeken daarom nieuwe dynamiek. Bij de rijksoverheid, maar vooral
bij de medeoverheden en maatschappelijke partijen zelf. Wij willen de
lokale democratie daarvoor ruimte en vertrouwen geven en niet vanuit
Den Haag alles proberen te regelen. En daarom heb ik in de Nota Ruimte
bewust gekozen voor een andere sturingsfilosofie dan mijn voorgangers.
Het rijk richt zich daarin op díe zaken die voor de ruimtelijke
ontwikkeling van nationaal belang zijn: de basiskwaliteit en de
nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Die hoofdstructuur wil zeggen:
de zes nationale stedelijke netwerken, de beide mainports Schiphol en
Rotterdamse haven en de hoofdverbindingsassen van deze mainports.
Naast deze harde waarden zijn ook het water, de natuur en ons erfgoed
gewaarborgd in de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur.
Het is mij duidelijk geworden dat bij politiek, brancheorganisaties en
pers ondanks deze duidelijke visie toch nog vragen leven. Zo spreekt
het CDA van een veelbelovend stuk, maar wil de partij voorkomen dat
gemeenten doen en laten wat ze willen. D66 is het op hoofdlijnen eens
met de nota, maar wil de provincies meer ruimte geven om de natuur te
beschermen. De PvdA is bang dat het rijk zijn handen van het
ruimtelijk beleid aftrekt. SP en GroenLinks zetten vraagtekens bij de
verantwoordelijkheidsverdeling. De VVD en LPF vinden het terecht dat
gemeenten en provincies meer ruimte krijgen.
De verschillende brancheorganisaties reageren ook verdeeld. Volgens de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten geeft de nota onvoldoende
antwoorden om echt tot bouwen te komen. De ANWB laat weten dat er te
weinig aandacht voor groen is. En Milieudefensie vindt dat ik de mooie
groene plekken in Nederland te grabbel gooi. Het InterProvinciaal
Overleg is wel tevreden over de nieuwe nota, vanwege de ruimte die er
voor ontwikkeling komt.
De hoofdredactionele commentaren waren eveneens divers. Van bloemen en
zoenen voor mij in het Financieele Dagblad tot Trouw dat stelt: "Einde
aan de geroemde Nederlandse traditie van plannen en ordenen".
Het is duidelijk dat er vele meningen zijn over hoe je dit land moet
inrichten. Deze meningen heb ik voor de nota bij elkaar gebracht en ik
ken dus ook de kritiek. Het was daarna aan mij als minister van VROM
om met het kabinet een keuze te maken. Deze keuze leidde tot de visie
die in de nota zit. Over die visie mag en kan je van mening
verschillen. Maar één ding is voor mij duidelijk. Je kunt dit land
niet vanuit één belang ontwikkelen, bijvoorbeeld natuur of economie.
Het gaat niet om het één óf het ander. Het gaat om wonen, werken én
recreëren.
Ik hoop nu snel de politieke discussie in de Tweede Kamer te kunnen
voeren, zodat de nota kan worden uitgevoerd.
Als voorschot toch alvast hoe ik over de kritiek tot nu toe denk. De
kritiek concentreert zich op twee kernvragen: kunnen we de gemeenten
en provincies wel vertrouwen en verandert al het groen niet in steen?
Zijn ze wel in staat om evenwichtige keuzen te maken, en de
verschillende belangen af te wegen? Naast de twijfel aan de provincies
wordt de vraag gesteld of er voldoende instrumenten zijn om de doelen
uit de nota te verwezenlijken. Het zal u niet verbazen:
ontwikkelingsplanologie vervult daar in mijn visie een belangrijke rol
in.
Allereerst de provincies en gemeenten. Eigenlijk vind ik het heel raar
dat getwijfeld wordt aan uw kunnen. U kent uw gebieden met hun
specifieke karakter en de belangen die er spelen. U kent ook allen het
Huis van Thorbecke met de democratische instituties rijk, provincie en
gemeenten. Ook u moet verantwoording over uw daden afleggen aan uw
burgers. Dus ik vertróuw er op dat u als gemeenten en provincies tot
zinnige plannen zult overgaan.
Gemeenten staan het dichtst bij de burger en kennen de situatie ter
plekke het best. Veel gemeenten hebben al ervaring opgedaan met
ontwikkelingsgericht werken op lokaal niveau. De provincies zijn
verantwoordelijk voor de projecten op regionaal niveau en voor de
samenhang tussen de gemeentelijke plannen. Het Rijk regelt alleen wat
het moet regelen en investeert daarin: de nationale Ruimtelijke
Hoofdstructuur. Daarnaast stel ik een basiskwaliteit die voor iedereen
geldt. Met deze elementen geef ik de randvoorwaarden waarbinnen u
ruimte heeft voor ontwikkeling. Ruimte die leidt tot verschillen en
daar is niets mis mee, want niet alle locaties zijn hetzelfde.
Dan de twijfel over de instrumenten. Er zijn al verschillende
instrumenten voor u om de nieuwe rol te gaan vervullen. En om dat nog
beter mogelijk te maken, werk ik aan nieuwe instrumenten en verbeter
ik de oude. Enkele voorbeelden. De nieuwe Wet op de Ruimtelijke
Ordening maakt het mogelijk om sneller tot betere ruimtelijke
besluiten te komen. De Grondexploitatiewet waar ik aan werk, geeft de
mogelijkheid om met inkomsten uit bebouwing bijvoorbeeld groen op
wijkniveau te financieren. En de Wet voorkeursrecht gemeenten geeft de
mogelijkheid om sneller gronden aan te kopen waar projecten ontwikkeld
kunnen worden.
Tot slot mijn speerpunt ontwikkelingsplanologie. Aan wie het maar
horen wilde heb ik verteld wat ontwikkelingsplanologie is. Geen vaag
streven, maar een concrete aanpak voor complexe en uiteenlopende
ruimtelijke opgaven. Op mijn verzoek heeft u, provinciebestuurders,
enthousiast projecten aangemeld voor een voorbeeldstatus. Het is
uiteindelijk een lijst geworden met veertien projecten die opgenomen
zijn in de Uitvoeringsagenda bij de Nota Ruimte. Projecten waarbij
combinaties van functies worden ontwikkeld. Waarbij dus niet vanuit
één belang wordt geredeneerd. En waarbij iedereen - gemeente,
provincie, Rijk, marktpartij en maatschappelijke organisatie - doet
waarin hij goed is. Dát is de kracht van ontwikkelingsplanologie.
Om u een idee te geven enkele voorbeelden. Bij Meerstad en Blauwe Stad
in Groningen worden de functies water, wonen en recreatie
gecombineerd. In Hart van Heuvelrug komen natuur, landbouw en wonen
samen. En tot slot Klavertje vier in Venlo, waarin landbouw en
bedrijvigheid worden gecombineerd met natuur en water.
Ondanks alle verschillen in opgave en aanpak hebben deze projecten een
aantal kenmerken gemeen:
· Het gaat steeds om een integrale en gebiedsgerichte aanpak van
ruimtelijke plannen en projecten.
· Alle relevante belangen en partijen zijn op het juiste moment
betrokken bij het proces.
· Er is overeenstemming over de samenhang tussen de onderdelen van een
project. En dat komt tot uiting in de afspraken over de uitvoering,
ofwel de projectenenveloppe.
· Er is een financieel totaalbeeld dat ervoor moet zorgen dat álle
projectonderdelen worden gerealiseerd.
· Er zijn bindende afspraken over de uitvoering, de rollen en
verantwoordelijkheden van alle partijen.
Een advies van de Raad voor Milieu en NatuurOnderzoek over 'Kennis
maken met de regio' laat zien dat kennis, samenwerking en vaardigheden
van groot belang zijn voor ontwikkelingsplanologie. Ook ik ben er van
overtuigd dat dit de drie pijlers zijn waarop we een krachtige
ruimtelijke ontwikkeling moeten baseren.
Daarnaast wil ik wijzen nog wijzen op een ander aspect uit het advies:
gebiedsgerichte ontwikkeling vereist dat de maatschappelijke en
bestuurlijke actoren hun kennis én verschillen van inzicht op tafel
leggen. Zodat ze hun geschillen in een open dialoog kunnen trachten op
te lossen. Die open instelling acht ik van fundamenteel belang.
Het doel van deze conferentie is samen een start te maken met de
uitwisseling van kennis van, en ervaring met ontwikkelingsplanologie,
die is opgedaan met de voorbeeldprojecten. Om zo deze manier van
werken, vooral op het regionale schaalniveau, handen en voeten te
geven. Een goede zaak, want wat mij betreft wordt deze aanpak
uiteindelijk een landelijke aanpak voor alle projecten.
Samenwerking is daarbij een must om tot resultaat te komen. Ik bedoel
dan niet polderen om het polderen, maar praten om iets concreets te
bereiken. Samenwerking leidt dan tot betere projectvoorstellen. En
daarmee maakt u meer kans op geld voor die projectvoorstellen, geld
van marktpartijen, van overheden en van het Rijk.
Dan loont samenwerking dus dubbel.
Uit de opkomst van vandaag leid ik af dat er in de gemeenten en
provincies al veel draagvlak voor ontwikkelingsplanologie is. Ik proef
de gretigheid om van elkaar te leren en de eigen projecten op een
hoger niveau te tillen.
Het voortrekkerschap bij projecten voor ontwikkelingsplanologie ligt
doorgaans bij de lokale of regionale overheid, een marktpartij of
bijvoorbeeld een milieuorganisatie. Het rijk is vooral
verantwoordelijk voor de juiste voorwaarden.
In mijn ogen betekent dat niet alleen het terugdringen en verbeteren
van regels en procedures. We zullen ook voorstellen doen voor betere
uitwisseling van ervaringen met PPS-constructies en geven nog dit jaar
uitsluitsel over de mogelijkheden voor regionaal kostenverhaal en
verevening.
Ik kondig u vandaag ook de instelling aan van een stimuleringsteam dat
zal bestaan uit eminente deskundigen. Zij zullen tussen september van
dit jaar en december 2005 alle voorbeeldprojecten bezoeken. Daarbij
discussiëren zij met de direct betrokkenen en geven advies over het
project en de voortgang. Op die manier kunnen de vaardigheden worden
ontwikkeld. Ook ikzelf zal graag langskomen om uw ervaringen te horen
en te zien.
Ontwikkelingsplanologie als praktijk is in de eerste plaats een zaak
van de regio. Het principe raakt het hart van de nieuwe nationale
benadering van ruimtevraagstukken. Een benadering die verschuift van
ordening naar ontwikkeling.
Er is mij dus veel aan gelegen dat de voorbeeldprojecten daadwerkelijk
resultaat opleveren. Daar hoort een heldere doelstelling en deadline
bij. In oktober 2005 zijn alle voorbeeldprojecten in het stadium van
uitvoering of uitvoeringsgereed.
Dat laatste wil zeggen dat er een gedragen visie met een concreet
uitvoeringsprogramma ligt. Daar staat in: wat gaan we doen, wanneer
doen we het, wie doet wat, wie betaalt wat en hoe houden we greep op
de eindkwaliteit van het geheel. Met deze concrete invulling zullen we
de critici van repliek moeten dienen. U vult weldegelijk uw
verantwoordelijkheden in, en het Rijk blijft toetsen op de
basiskwaliteit. Deze voorbeeldprojecten zullen dat bewijzen.
Ik hoop dat u tijdens deze conferentie en op de projectenmarkt veel
kennis en inspiratie zult opdoen om uw voorbeeldproject in het komende
anderhalf jaar voortvarend uit te kunnen voeren.
Ik dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer