IP/04/622
Brussel, 10 mei 2004
WTO/Doha: EU bereid een stap verder te gaan op drie belangrijke
onderhandelingsgebieden
Om de WTO-onderhandelingen in het kader van de
Doha-ontwikkelingsagenda een nieuwe impuls te geven, hebben de
Commissarissen Pascal Lamy en Franz Fischler hun partners in de WTO
een brief gestuurd. In die brief schetst de EU drie gebieden waarop
het bereid is verdere concessies te doen om bij te dragen tot de
onderhandelingen: 1) de EU is bereid alle exportsubsidies ter tafel te
brengen, vooropgesteld dat de partners dezelfde concessies doen als de
EU en het landbouw-pakket globaal in evenwicht is, 2) hernieuwde
flexibiliteit inzake de Singapore-vraagstukken en 3) een pakket inzake
concessies voor de armste en zwakste WTO-leden (voornamelijk G-90). De
EU roept andere WTO-leden op even ambitieuze concessies te doen, zodat
in juli vooruitgang kan worden geboekt met de Doha-ronde door
overeenstemming te bereiken over de voorwaarden voor de rest van de
onderhandelingen.
EU-Commissaris voor Handel, Pascal Lamy, zei: "De Doha-ronde staat
centraal in het EU-handelsbeleid. Met de stap die wij vandaag hebben
gezet tonen we dat we bereid zijn zover te willen gaan dat 50% van de
ronde nog in 2004 wordt verwezenlijkt. Maar wij alleen kunnen het niet
tot een goed einde brengen. Alle WTO-leden, zowel de ontwikkelde als
de ontwikkelingslanden, moeten hun algemene uitspraken van politieke
bereidheid omzetten in concrete stappen, als we vóór juli tot
overeenstemming willen komen over de voorwaarden." "
"Dit gedurfde initiatief bewijst dat wij het wat de Doha-ronde betreft
niet bij woorden alleen laten. Landbouw is de sleutel tot het succes
daarvan, dus zijn we bereid ons op dat punt flexibel te tonen.
Vooropgesteld dat we evenwichtige afspraken kunnen maken over
markttoegang, interne steun, niet-handelsgebonden problemen, en
gelijke concessies krijgen wat concurrentie bij uitvoer betreft, zijn
wij bereid alle exportsubsidies ter discussie te stellen. Dit betekent
dat onze Amerikaanse, Australische en Canadese partners duidelijk
moeten maken dat zij bereid zijn even ver te gaan als de EU wat
betreft de vormen van exportsubsidie die zij toepassen, zoals
exportkredieten, misbruik van voedselhulp of
staatshandelsondernemingen", zei Franz Fischler, EU-Commissaris voor
Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Visserij.
Een gewaagde stap om een evenwichtige overeenkomst inzake landbouw te
bereiken: de aanpak van exportsubsidies in alle vormen
Alle WTO-partners moeten ten aanzien van alle drie de pijlers
exportsubsidie, interne steun en markttoegang concessies doen om voor
de landbouw een evenwichtig resultaat te bereiken.
Het is duidelijk dat de overgrote meerderheid van de deelnemers het
eens is over de doelstelling van afschaffing van alle vormen van
exportsubsidie.
Vóór Cancún heeft de EU reeds aangeboden de exportsubsidies af te
schaffen voor een lijst van producten die voor de ontwikkelingslanden
van belang zijn, en vervolgens is voldoende duidelijk gemaakt dat er
bij voorbaat geen producten van de onderhandelingen worden
uitgesloten, zodat in feite alle exportsubsidies van de EU ter tafel
liggen. Deze benadering, waarbij lijsten de inzet waren, heeft echter
niet gewerkt. Daarom heeft de EU besloten tot concessies op het gebied
van exportsubsidies bereid te zijn, indien dit een aanvaardbare
uitkomst oplevert wat betreft markttoegang en interne steun en
niet-handelsgebonden problemen. Bovendien wil de EU voor alle vormen
van exportsubsidie gelijkwaardige concessies krijgen.
De EU is ook bereid een deel van de interne steunverlening af te
schaffen, zoals blijkt uit recente hervormingen van het
EU-landbouwbeleid. De EU stelt voor de handelsverstorende subsidies
belangrijk te verlagen, de "de minimis"-steun, waarmee de ontwikkelde
landen de regels ontduiken, af te schaffen, nieuwe regels in te
stellen om ervoor te zorgen dat landen die de landbouw subsidiëren,
geen subsidies tussen en binnen de zogenaamde "boxes" overdragen, en
een grotere transparantie te betrachten. De EU wil ook duidelijke
toezeggingen dat subsidies in de "green box" die de handel niet
verstoren, onbeperkt mogelijk blijven. Het is nu aan de grote
landbouwsubsidieverstrekkers, met name aan de VS, om ambitie en moed
te tonen en het voorbeeld van de EU te volgen.
Ten aanzien van markttoegang is de EU van mening dat de tarieven voor
landbouwproducten sterk omlaag kunnen worden gebracht door ze
enerzijds sterk te verlagen, maar tegelijkertijd flexibel en
evenwichtig genoeg te blijven om op bepaalde voor de EU en vooral voor
de ontwikkelingslanden gevoelige terreinen concessies te doen.
De EU stelt ook voor snel iets te doen voor katoen, dat voor veel
ontwikkelingslanden een product van vitaal belang is. Met name stelt
de EU voor alle vormen van exportsubsidie voor katoen af te schaffen,
de toegang tot de markt vrij te maken, en de meeste marktverstorende
interne subsidies aanmerkelijk te verlagen en zo mogelijk af te
schaffen. De recente hervorming van de EU is een duidelijke indicatie
van de bereidheid tot een dergelijke aanpak.
Een eenvoudiger benadering van de Singapore-vraagstukken
De EU heeft al haar bereidheid uitgesproken elk van de vier
Singapore-vraagstukken op zijn eigen merites beoordelen, en dus alleen
die vraagstukken binnen de Doha-agenda te houden waarvoor binnen de
WTO consensus bestaat om er onderhandelingen over te openen. Op dit
moment lijkt er een duidelijke bereidheid te bestaan om
onderhandelingen te beginnen over handelsfacilitering. Er bestaat
duidelijk geen consensus over het beginnen van onderhandelingen over
investeringen en concurrentie. Het beeld is minder duidelijk wat
transparantie bij overheidsopdrachten betreft, maar de EU is bereid
zich hoe dan ook aan te sluiten bij een zich aftekenende consensus op
dit gebied.
Verdere stappen ten gunste van de armste en zwakste
ontwikkelingslanden (G-90)
De EU heeft ook een speciaal voorstel voor de armste (minst
ontwikkelde) en zwakste WTO-landen met name de zogenaamde G-90 groep
(een alliantie van minst ontwikkelde landen en landen in Afrika, het
Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan).
Deze landen zou volgens dat voorstel niet worden verzocht hun markten
verder open te stellen, terwijl zij wel zouden profiteren van een
verbeterde toegang van hun landbouwproducten en hun industriële
producten tot de markten in de ontwikkelde landen en rijkere
ontwikkelingslanden.
Op grond van het voorgestelde plan zouden kwetsbare economieën
profiteren van een verbeterde toegang tot alle andere markten, met
inbegrip van de rijkere ontwikkelingslanden, waardoor zij zouden
worden gecompenseerd voor de erosie waaraan de preferenties onderhevig
zijn die de G-90 landen in bepaalde ontwikkelde landen genieten, met
name in de EU.
Behalve concessies op deze drie gebieden, wordt in de brief ook:
nogmaals opgeroepen tot een aanzienlijke vermindering van de tarieven
voor de handel in industriële producten, volgens een algemene,
eenvoudige formule met een beperkt aantal uitzonderingen;
een oproep gedaan aan de andere WTO-leden om de EU te helpen de
onderhandelingen over de openstelling van de handel in diensten,
die momenteel vastzitten, vlot te trekken. Er moeten meer en
betere concessies worden geboden.
De EU hoopt dat deze kans op vooruitgang niet wordt gemist. Ook ziet
zij uit naar het antwoord van de andere WTO-leden, zoals nieuwe ideeën
en meer flexibiliteit, zodat de randvoorwaarden (die de WTO-leden in
september 2003 in Cancún wilden vaststellen) in juli van dit jaar
alsnog kunnen worden vastgesteld.
Meer informatie over de lopende WTO-besprekingen is te vinden op:
http://europa.eu.int/comm/trade/issues/newround/index_en.htm
http://europa.eu.int/comm/agriculture/external/wto/index_en.htm
Achtergrond
2004: Een kans om niet te laten liggen
Na het mislukken van de ministersconferentie in Cancún in september
2003, heeft de EU zich ertoe verbonden de Doha-ronde van
wereldhandelsbesprekingen nieuw leven in te blazen. In haar beleid
richt de Unie zich op het multilaterale aspect, toont zij zich
werkelijk flexibel en werkt zij aan snelle resultaten. Op 28 november
2003 is dit beleid door de Commissie verwoord in haar mededeling
"Hervatting van de DDA-onderhandelingen het EU-perspectief"; de
lidstaten hebben dit standpunt op 9 december 2003 overgenomen.
De EU is van mening dat 2004 geen verloren jaar is voor het
handelsbeleid. Dat kan de WTO zich ook niet veroorloven. Daarom is zij
doorgegaan met haar inspanningen voor het bouwen van allianties met
alle WTO-leden, en zijn er vooral intensieve contacten tot stand
gebracht met de groepen van ontwikkelingslanden zoals de G20 en de
G90.
Snelheid is nu van het grootste belang, en er is niet veel tijd meer
over. Er moet nu worden gewerkt aan een vóór juli te bereiken
consensus binnen de WTO inzake "Cancún-achtige voorwaarden" (d.w.z.
een kader voor een overeenkomst zonder cijfers) op belangrijke
gebieden als landbouw, markttoegang voor niet-landbouwproducten
(NAMA), de Singapore-vraagstukken en ontwikkeling.
Het is duidelijk dat de kans om dat te bereiken zich maar korte tijd
voordoet, en het is van essentieel belang om de politieke wil binnen
de WTO te vertalen in concrete onderhandelingen en besluiten, zowel in
Genève als bij bijeenkomsten van ministers die de komende twee maanden
plaatsvinden, met inbegrip van de ministerraad van de OESO op 13 en 14
mei en de vergadering van de Algemene Raad van de WTO op 17 mei.
Landbouw
Interne steun voor landbouwbedrijven
Dankzij de hervormingen die de EU heeft doorgevoerd, is zij in staat
een sterke verlaging van de marktverstorende steun aan
landbouwbedrijven te bieden (tot wel 70%). Andere rijke landen moeten
hierin volgen. Om het voorbeeld van de EU te volgen, zal de VS zijn
handelsverstorende Farm Bill van 2002, op grond waarvan per jaar USD
20 miljard wordt uitgegeven, moeten herzien.
Exportsubsidies
De EU gebruikt exportsubsidies om de uitvoer te steunen. Het bedrag
aan exportsubsidies is gedaald van 25% van de waarde van de
landbouwuitvoer in 1992 tot 5,2% in 2001 in absolute bedragen van 10
miljard tot 2,8 miljard per jaar. Naar aanleiding van de hervorming
van het GLB van 2003 zullen al deze hoeveelheden steun nog verder
afnemen, waardoor de landbouwsteun van de EU nog
"handelsvriendelijker" zal worden.
Gedurende dezelfde periode zijn de andere vormen van uitvoersteun
steeds verder gestegen.
In 2003 verleende de VS USD 3,2 miljard aan exportkredieten waarmee
zij hun exporteurs een onbillijk voordeel geven op de wereldmarkt. De
VS besteden elk jaar ook miljarden aan exportsubsidies onder het mom
van "voedselhulp": wanneer de VS met overschotten te kampen heeft,
neemt de hoeveelheid voedselhulp toe.
De staatshandelsmonopolies van Canada, Australië en Nieuw-Zeeland of
de exportbelasting die Argentinië toepast op soja en sojameel, zijn
enkele van de sterkste voorbeelden van distorsies. De bereidheid van
de EU om concessies te doen op het gebied van exportsubsidies is
volledig afhankelijk van de bereidheid van anderen om iets aan alle
andere vormen van exportsteun te doen.
Het afsluiten van sluipwegen voor handelsverstorende steun
Bestaande manieren om handelsverstorende landbouwsteun te vrijwaren,
zoals de "de minimis"-regel, moeten eens en voor altijd onmogelijk
worden gemaakt. De VS besteedt momenteel USD 8 miljard aan de "de
minimis"-regel. De EU is van mening dat de "de minimis"-steun voor
ontwikkelde landen moet worden afgeschaft.
Hoe kunnen de landbouwtarieven worden verlaagd?
Het gemiddelde EU-tarief voor landbouwproducten is 10,5%, terwijl dat
van Brazilië 30% bedraagt en dat van de ontwikkelingslanden 60%. De
aanpak van de verbetering van de toegang tot de landbouwmarkten
verschilt enorm; dit is vaak een teken dat de tariefstructuren van de
diverse leden sterk verschillen. Daarom is een compromis tussen de
extreme standpunten onvermijdelijk.
De EU is van mening dat een gemengde formule, met de nodige
wijzigingen, eventueel tegemoet zou kunnen komen aan de bezorgdheid
van alle deelnemers, alsmede aan de gevoeligheden van de
ontwikkelingslanden.
Een dergelijke gemengde formule zou kunnen bestaan uit sterke
verlagingen van de douanetarieven, terwijl landen tegelijkertijd de
mogelijkheid tot flexibiliteit zouden krijgen om hun meest gevoelige
tarieven aan te pakken met een combinatie van tariefverlagingen en
uitbreiding van de tariefcontingenten.
Industriële goederen
De handel in niet-landbouwproducten vertegenwoordigt 80% van de
huidige wereldgoederenhandel. Het verlagen van de tarieven in deze
sector leidt dus hoogstwaarschijnlijk tot aanmerkelijke
handelsmogelijkheden voor zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden.
Diensten
Alle economieën bestaan tegenwoordig voor de helft tot twee derde uit
diensten. De WTO-landen stemmen in met open handel in diensten op
basis van verzoeken en aanbiedingen van andere WTO-leden. Elk land
besluit zelf welke sectoren het wil openen voor internationale handel.
De onderhandelingen in de WTO houden zich niet bezig met het
definiëren van de opdracht van openbare diensten, de organisatie en de
financiering daarvan. Ook houden zij zich niet bezig met deregulering
of privatisering. De EU heeft 42 aanbiedingen en 40 verzoeken
ontvangen.
Singapore-vraagstukken
Deze betreffen het scheppen van nieuwe regels inzake
handelsfacilitering, transparantie bij overheidsopdrachten,
investeringen en concurrentie. Deze vier vraagstukken maakten deel uit
van de Doha-ontwikkelingsagenda. De leden van de WTO besloten echter
pas onderhandelingen over deze vraagstukken te openen wanneer
overeenstemming zou zijn bereikt over de voorwaarden. Aangezien Cancún
is mislukt, is nog geen overeenstemming bereikt over die voorwaarden.
European Commission