Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AO8714 Zaaknr: KG 04/664 OdC
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 29-04-2004
Datum publicatie: 3-05-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: kort geding
OdC/HO
vonnis 29 april 2004
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 04/664 OdC v a n:
de vennootschap naar vreemd recht LOW COST LINKING INC.,
gevestigd te Delaware (V.S.), mede kantoorhoudende te Geldrop,
e i s e r e s bij dagvaarding van 6 april 2004,
procureur mr. C.B.M. Scholten van Aschat,
advocaat mr. C.J. Driesse te Geldrop,
t e g e n :
de naamloze vennootschap BT NEDERLAND N.V.
(abusievelijk gedagvaard als de besloten vennootschap BT Nederland
B.V.),
gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e ,
procureur mr. B.J.H. Crans,
advocaat mr. I. van Drongelen te Den Haag.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 15 april 2004 heeft eiseres, verder te noemen
LCL, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit
vonnis gehechte dagvaarding. Ter zitting heeft zij haar eis
vermeerderd in die zin dat zij subsidiair vordert te bepalen dat
gedaagde, verder te noemen BT, een opzegtermijn van zes maanden in
acht dient te nemen. BT heeft verweer gevoerd met conclusie tot
weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben
partijen stukken overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. In februari 2003 is tussen partijen een overeenkomst - verder de
overeenkomst - gesloten, waarbij is overeengekomen dat BT aan LCL
levert de BT Inbound service, variant: 090X/0800 alsmede de BT
Corporate Voice service. De BT Inbound service houdt in het afwikkelen
van binnenkomend telefoonverkeer. LCL meldt aan BT welk
informatienummer aankiesbaar dient te worden gemaakt. BT sluit dit
nummer vervolgens aan, waarna informatiediensten via het betreffende
nummer kunnen worden afgewikkeld. Op verzoek van LCL routeert/leidt BT
de gesprekken die binnenkomen op een bepaald informatienummer naar een
bepaalde eindbestemming, ook wel "C-nummer" genoemd. Deze
eindbestemming is veelal een zogenaamd Interactive Voice
Response-platform ("IVR-platform"). Een IVR-platform functioneert als
een keuzemenu en verzorgt de technische doorschakeling. Het verkeer
kan ook worden doorgeleid naar een willekeurig geografisch nummer. De
BT Corporate Voice service houdt in dat BT LCL ten behoeve van spraak-
en faxverkeer in staat stelt verbindingen op te zetten via het netwerk
van BT.
b. Artikel 5 van het document Service Schedule BT Inbound Service,
onderdeel van de overeenkomst, luidt - voor zover hier van belang -:
"5. Code Telefonische Informatiediensten
5.1 Op de Overeenkomst is de Code Telefonische Informatiediensten van
toepassing. De Contractant is gehouden de Code na te leven en zich te
onderwerpen aan het toezicht dat op de naleving van de Code door of
namens de STIC wordt uitgeoefend en de sancties die bij het overtreden
van de Code door of namens de STIC kunnen worden opgelegd. (..)
5.2 BT is niet aansprakelijk voor enige vorm van schade welke de
Contractant lijdt ten gevolge van de verplichting de Code Telefonische
Informatiediensten na te leven of ten gevolge van door of namens de
STIC opgelegde sancties. (..)"
De Stichting Informatiediensten Code (hierna: Stic) en de Code
Telefonische Informatiediensten (hierna: Stic-code) hebben een
wettelijke basis in de Telecommunicatiewet. Artikel III lid 2 van het
Stic-reglement, onderdeel van de Stic-code, luidt - voor zover hier
van belang -:
"2. Platformaanbieders verplichten zich jegens de Stic tot volledige
medewerking aan het (doen) naleven van de Stic-Code en het Reglement
(..) door:
a. In hun overeenkomsten met nummerhouders en nummergebruikers op te
nemen dat deze nummerhouders en nummergebruikers jegens de Stic
verplicht zijn tot naleving van de Stic-Code en het Reglement en
eventuele door de Stic op te leggen sancties.
b. In hun overeenkomsten met nummerhouders op te nemen dat die
nummerhouders jegens de Stic volledig verantwoordelijk zijn voor de
naleving door hun nummergebruikers van de Stic-Code, het Reglement en
eventuele op basis daarvan door de Stic opgelegde sancties (..)."
c. De artikelen 6.4, 15.2 en 15.3 van het document Algemene
Voorwaarden BT voor Diensten luiden - voor zover hier van belang -:
"
6.4 Het is de Contractant verboden de Dienst te gebruiken of doen
gebruiken: (..)
b) voor strafbare of onrechtmatige gedragingen.
15.2 Tenzij anders is overeengekomen, kan de Overeenkomst uitsluitend
tegen het einde van
het jaar met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden worden
opgezegd, (..)
15.3 Indien de Contractant:(..)
b) enige uit kracht der wet of de Overeenkomst op hem rustende
verplichtingen jegens BT niet of niet geheel nakomt; (..)
heeft BT het recht, zonder enige verplichting tot schadevergoeding en
onverminderd de haar toekomende rechten, (..), en zonder dat
ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst daartoe is vereist:
1) de Overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden door een
daartoe strekkende schriftelijke mededeling aan de Contractant (..)"
d. Bij brief van 11 december 2003 heeft BT aan LCL meegedeeld - voor
zover hier van belang -:
"Recentelijk heeft KPN BT verzocht de uitbetaling van de outpayments
gegenereerd over de volgende nummers op te schorten:
· 0906-2525257 (OPTA houder: Stichting Zwerfkinderen Mexico)
· 0906-3737376 (OPTA houder: Stichting Zwerfkinderen Mexico)
· 0906-2424243 ( ).
Tegelijkertijd heeft KPN BT verzocht om genoemde nummers te
de-activeren. Als reden hiervoor heeft KPN aangegeven dat er
aanwijzingen voor fraude zijn middels deze nummers. KPN heeft BT
geïnformeerd dat hiervan door de benadeelden reeds aangifte is gedaan
bij de politie. Inmiddels heeft BT, (..), aan dit verzoek van KPN
gehoor gegeven. (..)In aanvulling hierop wijs ik u erop dat BT
voornemens is genoemde overeenkomst eenzijdig te beëindigen indien in
de toekomst misbruik van de (..) dienst of vermoeden van misbruik van
de (..) dienst wordt geconstateerd, (..) sommeer ik u om per direct
alle maatregelen te nemen om misbruik dan wel vermoeden ervan, te
voorkomen."
e. Bij brief van 17 december 2003 heeft de raadsman van LCL aan BT
meegedeeld dat uit haar brief van 11 december 2003 niet blijkt of
gehandeld is conform artikel 4 van het convenant tot het tegengaan van
oneigenlijk gebruik van informatienummers (hierna: het convenant). Hij
deelt voorts mee dat, indien niet gehandeld is overeenkomstig dit
artikel, BT geen recht heeft tot opschorting van betaling. In dat
geval sommeert hij tot onmiddellijke betaling over te gaan en de
betreffende nummers onmiddellijk weer in dienst te stellen.
f. Bij brief van 21 januari 2004 aan LCL heeft BT de overeenkomst
opgezegd tegen 21 april 2004. BT geeft daarin onder meer als reden
voor de opzegging - voor zover hier van belang -:
"Voor wat betreft het aansluiten van nieuwe klanten heeft BT moeten
constateren dat het herhaaldelijk dezelfde exploitanten zijn die via
Low Cost Linking de dienst op oneigenlijke wijze gebruiken. Juist ten
aanzien van bekende exploitanten waarvan reeds oneigenlijk gebruik
bekend is moet dit te voorkomen zijn. Zo heeft BT nog vorige week
geconstateerd dat er een aanvraag is binnengekomen om het
te activeren. Verzoek was om dit nummer te routeren naar
C-nummer/eindbestemming . BT heeft
geconstateerd dat dit hetzelfde C-nummer is als waar ook het verkeer
voor de Stichting Zwerfkinderen Mexico werd afgeleverd."
2. LCL vordert, na vermeerdering van eis, primair - kort gezegd - BT
te verbieden de overeenkomst op te zeggen, op straffe van een
dwangsom. Subsidiair vordert LCL te bepalen dat BT een opzegtermijn
van zes maanden in acht dient te nemen.
3. Zij stelt hiertoe dat uit de tussen partijen gesloten overeenkomst
niet volgt dat LCL verantwoordelijk zou zijn voor het gebruik, dat een
exploitant van een servicenummer maakt. LCL heeft geen voorkennis van
eerdere fraude gevallen. BT heeft die voorkennis wel, nu zij - anders
dan LCL - partij is bij het fraudeconvenant en derhalve over een
zwarte lijst beschikt. BT is niet ingegaan op het verzoek van LCL om
over de zwarte lijst te kunnen beschikken. Zolang niet is aangetoond
dat in geval van vermoeden van misbruik is gehandeld conform artikel 4
van het fraudeconvenant, is er geen vaststaand misbruik en kan dat
geen reden vormen de overeenkomst eenzijdig te beëindigen. Gelet op de
technische rol van LCL is het de nummerhouder die misbruik maakt - als
daarvan al sprake is - en niet LCL. LCL is geen platformhouder. De
beslissing op bezwaar van het college van de Onafhankelijke Post en
Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) is niet correct en LCL is hiertegen
in hoger beroep gegaan. LCL heeft geen enkel middel om misbruik tegen
te gaan. LCL leidt het verkeer slechts door en kan het verkeer niet
continu monitoren. Aan het eind van de maand zijn rapportages
beschikbaar. LCL heeft de hulp van BT ingeroepen, welke hulp
vervolgens niet is gegeven. De conclusie kan geen andere zijn, dan dat
BT niet gerechtigd is in geval van door een nummerhouder gepleegd
misbruik de overeenkomst met LCL op te zeggen. BT is slechts
gerechtigd in geval van bewezen misbruik op nummerniveau het nummer af
te sluiten, waartegen LCL geen enkel bezwaar heeft. LCL pleegt geen
wanprestatie jegens BT, zodat BT de overeenkomst niet op basis van
artikel 15, lid 3, sub b van de algemene voorwaarden kan opzeggen. LCL
lijdt door de opzegging van de overeenkomst schade. Subsidiair vordert
LCL een opzegtermijn van zes maanden te bepalen, zodat zij in staat is
een andere partij te contracteren.
4. BT heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer zal - voor zover
nodig - hierna aan de orde komen.
Beoordeling van het geschil:
5. Tegenover de gemotiveerde betwisting door BT, heeft LCL voorshands
onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen platformhouder is en
derhalve niet gebonden zou zijn aan de Stic-code. Blijkens artikel 5
van het document Service Schedule BT Inbound Service is de Stic-code
op de overeenkomst van toepassing. Daarnaast heeft het college van de
Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit in haar beslissing
op bezwaar van 4 juni 2003 geconcludeerd dat LCL platformhouder is in
de zin van artikel 1, onder d van het Besluit erkenningseisen
instelling en aansluitingsplicht platformaanbieders. Deze beslissing
heeft weliswaar geen formele rechtskracht, nu LCL hiertegen in hoger
beroep is gegaan, maar vooralsnog heeft LCL onvoldoende aannemelijk
gemaakt dat in hoger beroep anders zal worden beslist.
6. LCL dient volgens het onder 1b aangehaalde Stic-reglement als
platformhouder haar klanten (nummerhouders en nummergebruikers) te
wijzen op de toepasselijkheid van de Stic-code en die toepasselijkheid
vast te leggen in de overeenkomsten met haar klanten. Onbetwist is dat
zij dit niet heeft gedaan. Voor zover informatienummers op naam staan
van LCL, is LCL ook als nummerhouder gebonden aan de Stic-code en
verantwoordelijk voor het gebruik dat van die nummers wordt gemaakt.
7. BT heeft aangevoerd dat zij LCL meerdere malen heeft gewezen op
geconstateerd oneigenlijk gebruik van informatienummers - hetgeen niet
door LCL is betwist - en LCL heeft verzocht maatregelen tegen dit
oneigenlijk gebruik te nemen. Allereerst is tussen partijen in geschil
of inderdaad sprake was van oneigenlijk gebruik. LCL stelt dat zolang
niet is gehandeld conform artikel 4 van het convenant, geen sprake is
van vaststaand misbruik en de overeenkomst niet had kunnen worden
beëindigd. Deze stelling treft geen doel. Het fraudeconvenant, waarbij
LCL geen partij is, is een richtlijn voor de daarbij betrokken
partijen waaraan LCL geen rechten kan ontlenen. Niet valt in te zien
dat slechts gesproken kan worden van oneigenlijk gebruik, indien
gehandeld is conform deze richtlijn. LCL heeft onvoldoende aannemelijk
gemaakt dat in de door BT aangehaalde gevallen ten onrechte
oneigenlijk gebruik is geconstateerd. Zo heeft BT met betrekking tot
de nummers die in gebruik waren bij de Stichting Mexicaanse
Zwerfkinderen aangiftes van benadeelden overgelegd, waaruit blijkt dat
het hier ging om zogenaamde dating-lijnen, via welke lijnen mannen een
ontmoeting met een vrouw konden regelen. Deze mannen werden - naar uit
de aangiftes blijkt - door de vermeende date dan wel een medewerker
van het contactbureau extreem lang (gehele nachten) tegen betaling van
telefoonkosten aan de lijn gehouden, nadat die date/medewerker de
beller/aangever in strijd met de waarheid had verteld dat hij na een
bepaalde handeling gratis/goedkoper zou bellen, dan wel werd de
verbinding na die handeling lange tijd tegen betaling van
telefoonkosten opengehouden, terwijl de beller/aangever in de
veronderstelling was dat hij door op te hangen de verbinding had
verbroken.
8. LCL heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet over de
middelen beschikt om misbruik tegen te gaan. Dit standpunt van LCL
gaat niet op. Terecht heeft BT aangevoerd dat LCL in staat is het
verkeer dat via haar loopt te controleren op oneigenlijk gebruik door
onder andere het monitoren van door de nummers gegenereerde
vergoedingen. Ter zitting heeft LCL verklaard geen medewerkers te
hebben die de hele dag het verkeer op de schermen volgen, maar dat
maandelijks een rapportage met betrekking tot dat verkeer beschikbaar
is. Niet valt in te zien waarom LCL op basis van die rapportages niet
het verkeer kan monitoren, bijvoorbeeld door pieken in de door nummers
gegenereerde vergoedingen te analyseren. Dergelijke pieken kunnen
duiden op buitensporig langdurige verbindingen, hetgeen weer een
aanwijzing is voor oneigenlijk gebruik. Voorts heeft BT voldoende
aannemelijk gemaakt dat LCL geen maatregelen neemt tegen klanten op
basis van de ad hoc informatie van BT over oneigenlijk gebruik. Zo
heeft LCL BT op 12 januari 2004 verzocht het nummer te
activeren en te routeren naar C-nummer , naar
welk nummer voorheen twee informatienummers van de Stichting
Zwerfkinderen Mexico werden gerouteerd, waarvan LCL wist dat daarmee
onregelmatigheden waren gepleegd in het verleden.
9. Door - ondanks herhaaldelijk verzoek - geen maatregelen te nemen
tegen oneigenlijk gebruik, geen medewerking te verlenen aan de
maatregelen die BT neemt tegen oneigenlijk gebruik - zoals het
afsluiten van een nummer dan wel het niet uitbetalen van gelden
gegenereerd door oneigenlijk gebruik -, haar klanten (nummerhouders en
nummergebruikers) niet te wijzen op de toepasselijkheid van de
Stic-code en die toepasselijkheid vast te leggen in de overeenkomsten,
heeft LCL onrechtmatig jegens BT gehandeld, zodat BT de overeenkomst
met LCL op basis van artikel 15.3 jo artikel 6 lid 4 van de algemene
voorwaarden kon ontbinden. De primaire vordering wordt derhalve
afgewezen.
10. De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding de subsidiaire
vordering toe te wijzen, nu LCL sinds 21 januari 2004 op de hoogte was
dat de overeenkomst met ingang van 21 april 2004 zou eindigen. BT kon
in de gegeven omstandigheden op grond van de algemene voorwaarden de
overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigen, doch heeft niettemin
de contractuele opzegtermijn van drie maanden in acht genomen, waarmee
voldoende soepelheid is betracht met betrekking tot het belang van
LCL.
11. LCL wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de
kosten van dit geding.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Weigert de gevraagde voorziening.
2. Veroordeelt LCL in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde
van BT begroot op EUR 241,= aan vastrecht en op EUR 703,= aan salaris
procureur.
3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. R. Orobio de Castro, vice-president van de rechtbank
te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
donderdag 29 april 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: