De Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten- Generaal
Plein 2
2511 CR DEN HAAG
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
FM 2004-00474 M
Onderwerp
Voorstel van wet, Kamerstuknummer 29 411
Hierbij bied ik u, mede namens de
staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, de nota naar aanleiding van het
verslag inzake het bovenvermelde voorstel aan.
Achtergrond
Voor beide toezichthouders geldt dat goed
toezicht met zich brengt dat de toezichthouder
meebeweegt met de externe ontwikkelingen. Zowel
de ontwikkelingen in de financiële wereld als de
internationale ontwikkelingen in het toezicht
laten zien dat er, zeker in vooraanstaande
markten als de Nederlandse, op enige termijn
geen perspectief is voor zelfstandige sectorale
toezichthouders. De beide instellingen, dus ook
de Pensioen- & Verzekeringskamer (hierna: PVK)
delen de analyse als verwoord in de memorie van
toelichting.
Doel van de fusie is een crosssectorale aanpak
van het toezicht te faciliteren en om de
synergievoordelen van de integratie van het
prudentieel toezicht zo veel mogelijk te
benutten. Hierbij wordt als randvoorwaarde
gehanteerd dat de specificiteit van het toezicht
op verschillende typen instellingen -
sectorherkomst, omvang, marktbereik -
gehandhaafd blijft. Dat is in de huidige
organisaties al zo - waar bijvoorbeeld een
onderscheid is tussen grote, internationaal
opererende instellingen en conglomeraten en
nationaal opererende instellingen, tussen
kredietinstellingen en effecteninstellingen of
tussen verzekeraars en pensioenfondsen - , en
ook in de gefuseerde organisatie zal dat zo
zijn. Specifieke kennis en ervaring wordt
daarmee optimaal geborgd in de organisatie, en
ook de herkenbaarheid naar de verschillende
sectoren wordt daarmee gediend.
Hoewel de naam, en ook het instituut, PVK
verdwijnt, is het derhalve onjuist dit te
benaderen vanuit de invalshoek
'identiteitsverlies'. De Nederlandsche Bank
(hierna:DNB) en PVK zijn organisaties van
professionals, die hun identiteit ontlenen aan
hun taak en de hoogwaardige wijze van
taakvervulling. Die identiteit wordt door de
fusie bevestigd. Van identiteitsverlies van het
door de PVK uitgeoefende toezicht op
verzekeraars en pensioenfondsen kan derhalve
niet worden gesproken. De fusie en de daarmee
onlosmakelijk verbonden aanpassingen in de
organisatie regarderen beide totale
organisaties. Daarbij moet bedacht worden dat de
integratie met name tastbaar is in de
bedrijfsonderdelen die zich direct bezig houden
met prudentieel toezicht, maar daarnaast ook
uitstraling heeft naar de bedrijfsonderdelen
monetaire zaken en betalingsverkeer en in het
bijzonder de nieuwe divisie Financiële
Stabiliteit. De fusie biedt belangrijke
voordelen door integratie van het toezicht op
financiële conglomeraten, integratie van
toezichtmethoden en -instrumenten, van kennis en
expertise. En daarmee wordt tevens bereikt dat
de bewaking en bevordering van de financiële
stabiliteit beter wordt geborgd. De gefuseerde
organisatie zal met twee vestigingen werken, één
in Amsterdam en één in Apeldoorn, de huidige
standplaats van de PVK.
Vergroten effectiviteit/ vergroten efficiëntie
Personeelsbestand
De leden van de CDA-fractie stelden enkele
vragen over het personeelsbestand en het
beloningsbeleid van de (gefuseerde)
toezichthouder(s).
Bij fusieprocessen is er altijd het gevaar
aanwezig dat, als gevolg van mogelijke onrust,
medewerkers vertrekken. DNB en PVK hebben
getracht dit te voorkomen.
Er is sinds de aankondiging van de fusie mede om
die reden geen significant afwijkend verloop in
het personeelsbestand van DNB en PVK. Het
personeelsbestand van PVK en DNB wordt,
afgemeten aan de formatie, per saldo met het
equivalent van ongeveer 260 voltijdsbanen (fte)
gereduceerd. De daarmee gepaard gaande
financiële besparing wordt niet ingezet voor
extra of diepgravender toezicht. De bedoeling
van de fusie was immers mede een daling van de
kosten. Bij de inkrimping van het
personeelsbestand die wordt voorbereid, wordt
specifiek rekening gehouden met de wens de
vereiste expertise in huis te houden.
Binnen de nieuwe structuur blijft de thans bij
beide organisaties bestaande kennis over de
specifieke sectoren derhalve behouden. Zowel de
huidige wet- en regelgeving, als de voorziene
Wet op het financieel toezicht bieden de
mogelijkheid om voor de verschillende sectoren
specifieke regels op te stellen.
Beloningsstructuur
Beide organisaties kennen een eigen CAO en
daarbinnen ook elk een eigen beloningsstructuur.
Voor de nieuwe organisatie is één geïntegreerde
CAO met daarin één beloningsstructuur wenselijk.
Deze zal niet per se op het moment van de fusie
ingaan; de onderhandelingen met de vakbonden
over één geïntegreerde CAO worden thans gevoerd
door beide werkgevers samen. Het is nog
onduidelijk wanneer een akkoord bereikt wordt,
de inzet aan werkgeverszijde is om in elk geval
alle medewerkers vanaf 1 januari 2005 onder één
en dezelfde CAO te kunnen laten vallen. Daarbij
wordt zoveel mogelijk naar budgetneutraliteit
gestreefd. Of en zo ja welke kosten gepaard gaan
met eventuele overgangsmaatregelen is thans
moeilijk te zeggen.
Het kabinet heeft bij brief van 9 oktober 2003
(Kamerstukken II 29 200 VII, nr. 29) de Tweede
Kamer geïnformeerd over enkele maatregelen die
voortvloeien uit het Hoofdlijnenakkoord. Er
wordt gewerkt aan een wettelijk kader waarin de
openbaarmaking van de topinkomens in de
(semi-)publieke sector wordt geregeld. Dit
wetsvoorstel zal in het najaar 2004 gereed zijn.
De onderzoeksuitkomsten van het onderzoek naar
topinkomens in de (semi) publieke sector en het
advies van de Commissie beloning en
rechtspositie ambtelijke en politieke top
(commissie Dijkstal) zijn recentelijk afgerond.
Het kabinet zal vervolgens met de Kamer in debat
gaan.
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de
voordelen van de fusie?
Uit de Aanwijzingen voor de regelgeving (nr.
164) volgt dat een evaluatietermijn van vijf
jaar gangbaar is. In dit wetsvoorstel is hierbij
aangesloten. Het lijkt echter in dit geval op
zijn plaats om reeds op een eerder tijdstip een
eerste rapportage over de fusie uit te brengen.
Dit is aan de orde op het moment dat de fusie
materieel is "uitgekristalliseerd". Medio 2006
lijkt in dat kader een geschikt moment.
Leiden de kostenvoordelen tot lagere kosten voor
de financiële sector?
De bij DNB en PVK te realiseren voordelen zullen
per saldo en ceteris paribus tot een
vermindering van de jaarlijkse kosten van de
nieuwe organisatie leiden in de orde van ¤ 15-25
miljoen. Deze besparing zal deels ten goede
komen aan de Staat (door een hogere
winstafdracht van DNB) en deels aan de onder
toezicht staande instellingen (waaraan de kosten
van het toezicht worden doorberekend). De
precieze verdeling van de genoemde besparing
over de Staat en de onderscheiden financiële
sectoren is thans nog niet bekend. De daling van
de toezichtkosten zal in ieder geval ¤ 5 miljoen
bedragen ten opzichte van de ontwikkeling van de
kosten die zonder de fusie van DNB/ PVK zou
plaatsvinden.
Het ligt in de rede dat bij fusies van
zelfstandige bestuursorganen, zoals ook
gebruikelijk is in het bedrijfsleven, waar
mogelijk een kwantitatieve analyse wordt gemaakt
van de kosten en baten. Dit zal per geval worden
beoordeeld door het verantwoordelijke
ministerie. Voor wat betreft wetgeving inzake
fusies en overnames geldt de kabinetsbrede
systematiek dat een kwantitatieve analyse wordt
gemaakt van de administratieve lasten. Verder
wordt in het kader van waarborging van
kwaliteitseisen van wetgeving, indien dat in
overleg met de ministeries van EZ en Justitie
wenselijk wordt geacht, een
bedrijfseffectentoets of een kosten-
/batenanalyse uitgevoerd.
Welke prikkels tot kostenbesparing bestaan er na
de fusie?
In het kader van de herziening van de
financiering van het toezicht is de systematiek
van kostenbeheersing versterkt. Daarbij geldt
dat de Raad van Commissarissen van DNB/ PVK
eerstverantwoordelijk is voor het toezicht op
een efficiënte bedrijfsvoering en hierop door
de minister van Financiën kan worden
aangesproken. Verdere prikkels tot
kostenbesparing bij DNB/PVK worden onder meer
gegeven door (i) de instelling van een
adviserend panel van marktpartijen inzake
toezichtkosten, (ii) de goedkeuring van de
begroting en jaarverantwoording van DNB/PVK door
de Ministers van Financiën en van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid gezamenlijk en (iii) de
afspraak dat de reële kosten van bestaande
toezichttaken moeten stabiliseren.
Personeelsbestand toezichthouder & sociaal plan
Uitgedrukt in fte wordt de formatie van DNB en
PVK gereduceerd van 2005 naar ongeveer 1745.
Door het werken met tijdelijke contracten en
door de effecten van natuurlijk verloop en een
vacaturestop ligt het aantal fte´s dat feitelijk
door medewerkers in vaste dienst wordt bezet nog
ongeveer 110 fte boven de beoogde formatie. Voor
medewerkers die moeten vertrekken, is een
Sociaal Plan overeengekomen met de vakbonden.
De voorgenomen fusie
Hoe past het integriteitstoezicht in de nieuwe
organisatie?
Het integriteitstoezicht was een belangrijk punt
van aandacht voor de beide toezichthouders en
zal dit ook blijven voor de nieuwe organisatie.
De invulling van de uitvoering van het
strategische integriteitstoezicht op alle
instellingen (waaronder banken, verzekeraars en
pensioenfondsen) wordt belegd bij de divisie
Toezicht Beleid. Waarborgen voor de (verdere)
ontwikkeling en behoud van expertise in de
uitvoering van het integriteitstoezicht liggen
in de oprichting van het Expertisecentrum
Integriteit. Tussen beide afdelingen worden
kennisuitwisseling, overleg en onderlinge
ondersteuning verankerd in een efficiënte en
effectieve overlegstructuur.
Is er een heldere scheiding tussen de bankiers-
en de toezichtfunctie?
De scheiding tussen de functie van DNB als
centrale bank en de overige taken van DNB, is
nadrukkelijk aan de orde geweest bij de
parlementaire behandeling van het wetsvoorstel
dat heeft geleid tot de Bankwet 1998 . In de
Memorie van Toelichting bij het desbetreffende
wetsvoorstel is onder meer het volgende
opgenomen : "Een derde verschil - in
systematiek - komt voort uit de invoering van
het begrip 'doelstelling'. De systematiek van
het Verdrag houdt in dat de ESCB-taken
(voornamelijk monetaire maar tevens statistische
taken ) zijn gericht op de ESCB-doelstelling
(monetaire doelstelling). Deze methode wordt in
de Bankwet 1998 overgenomen en tevens toegepast
voor de niet-ESCB-taken van de bank (met name
toezicht en statistiek, zie 4.3). Hierdoor
worden de stelsel- en de niet-stelsteltaken van
de bank gescheiden (....). De Bankwet 1998 brengt
aldus een strakke scheiding aan tussen enerzijds
de monetaire Verdragsdoelstellingen en de daarop
geënte Verdragstaken en anderzijds de
niet-monetaire doelstellingen en de daarop
gerichte wettelijke taken. De scheiding
bewerkstelligt tevens dat de doelstellingen van
de bank nevenschikkend zijn".
Er is derhalve een duidelijke scheiding en
nevenschikking tussen doelstelling, taken en
werkzaamheden van DNB in haar hoedanigheid als
centrale bankier en die in haar hoedanigheid als
prudentiële toezichthouder. In de memorie van
toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel
wordt daarbij verder opgemerkt dat 'DNB een
beheerorganisatie is met een collegiaal bestuur
waarin de verschillende taakgebieden samenkomen.
Deze collegiale besluitvorming wijzigt echter
niets aan de kaders waarbinnen afwegingen
plaatsvinden ten aanzien van de wettelijke taken
die bij deze fusie overgaan naar DNB'. Deze
laatste constatering geldt mutatis mutandis
vanzelfsprekend in de breedte voor de
verschillende bestaande en nieuwe taken van DNB.
Hoe is de taakverdeling tussen de
verantwoordelijke ministers?
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
blijft verantwoordelijk en derhalve bevoegd voor
het toezicht op pensioenfondsen. De bevoegdheden
op pensioenterrein komen tot uitdrukking in zijn
rol bij de goedkeuring van de begroting, een
inlichtingenrecht en een aanwijzingsrecht op
pensioenterrein. Voor wat betreft algemene
aspecten betreffende de organisatie van de
toezichthouder, zoals het benoemen van
bestuurders en het goedkeuren van de statuten,
is het uitgangspunt dat één vakminister
verantwoordelijk blijft. Er is voor gekozen om
deze verantwoordelijkheid aan de Minister van
Financiën toe te kennen, met dien verstande dat
er een gepaste betrokkenheid van de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid is. De Minister
van Financiën zal zijn voornemen voor benoeming
of ontslag van het directielid dat primair
verantwoordelijk is voor het toezicht op de
uitvoerders van pensioenregelingen, evenals een
mogelijke wijziging van de statuten die
betrekking heeft op pensioenterrein, vooraf aan
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
ter kennis brengen.
Welke ontwikkelingen worden er op basis van
Europese afspraken verwacht?
Momenteel vindt een herziening plaats van de
solvabiliteitseisen waaraan banken en
verzekeraars dienen te voldoen in het traject
Bazel II voor banken en het Europese traject
Solvency II voor verzekeraars. Uitgangspunt
hierbij is te komen tot een meer
risicogeoriënteerd toezicht. Hierdoor zullen
dezelfde risico's aan de banken- en aan de
verzekeringskant op een vergelijkbare manier
worden behandeld. Ook voor het overige zal bij
Solvency II zo veel mogelijk bij Bazel II worden
aangesloten, waardoor toezichtarbitrage binnen
financiële groepen zoveel mogelijk kan worden
voorkomen en financiële groepen gemakkelijker
aan beide toezichtregimes kunnen voldoen.
Het Bazel II akkoord zal worden omgezet naar een
Europese richtlijn en deze zal op 1 januari 2007
in werking treden. Een datum voor
inwerkingtreding van Solvency II is nog niet
vastgesteld door de Europese Commissie.
De ontwikkelingen in de financiële wereld, en
daarmee in het toezicht, zijn overwegend
crosssectoraal van aard. Veel landen hebben een
consolidatieslag gemaakt (minder
toezichthouders). Nederland loopt met deze
ontwikkeling in de pas door het toezicht cross
sectoraal te organiseren en terug te gaan van
drie naar twee toezichthouders.
Bij de inrichting van het toezicht kan uit
verschillende opties worden gekozen: het
geïntegreerde of het functionele model.
In een aantal lidstaten wordt het toezicht door
één toezichthouder uitgevoerd (het Verenigd
Koninkrijk, België, Denemarken, Zweden en
Ierland). Tevens lijken enkele lidstaten zich te
ontwikkelen richting het functionele model (twee
toezichthouders waarvan er één een link heeft
met de centrale bank), te weten Frankrijk en
Italië of wordt er een tussenvariant (één
toezichthouder met een rol voor de centrale
bank) gehanteerd. Dit is het geval voor
Oostenrijk en Duitsland.
In 2002 is een start gemaakt met het hervormen
van het toezicht op de financiële marktsector.
Hierbij is onderzocht welk toezichtmodel
(functioneel, sectoraal of geïntegreerd) het
meest passend is bij de Nederlandse financiële
sector. Hierbij stonden drie invalshoeken
centraal. Ten eerste de doeltreffendheid van
toezicht zelf: in welke setting kunnen de
doelstellingen van het toezicht het beste
verwezenlijkt worden? Ten tweede de
marktgerichtheid van het toezicht: welke
vormgeving kan innovatie en concurrentiekracht
in een vrije markt het best accommoderen? Ten
slotte is er de efficiëntie van het toezicht:
welke vormgeving leidt tot de geringste
administratieve en financiële lasten voor de
sector?
Het Nederlandse model, één toezichthouder per
toezichtdoelstelling (prudentieel, gedrag),
scoorde op alle drie de punten goed. Het is
immers het meest doeltreffend indien één
toezichthouder zich richt op één
toezichtdoelstelling. Een fusie tussen DNB en de
AFM is derhalve thans niet aan de orde.
Ook wat betreft de efficiëntie van het toezicht
biedt dit systeem voordelen; op toezichtniveau
wordt de sector met twee in plaats van drie
aanspreekpunten geconfronteerd. Tevens wordt
overlap van toezicht in het toekomstige systeem
waar mogelijk vermeden.
Systeemtoezicht & de brief uit 2003 aangaande
dit onderwerp
De onderscheiden productgroepen die in de
analyse van de brief van november 2003 aan de
orde komen, betreffen: korte
termijnfinanciering, lange termijn financiering,
levensverzekeringen, schadeverzekeringen en
kredietverstrekking.
De analyse in kwestie richt zich met name op de
vraag welke financiële instellingen in
aanmerking kunnen komen voor eventuele
liquiditeitsteun. Uit de analyse blijkt dat,
vanwege het relatief hoge liquiditeitrisico van
korte termijn financiering en de eventuele
verspreiding van problemen via de interbancaire
markt, het in de rede ligt dat alleen de
bancaire activiteiten van financiële
instellingen in aanmerking komen voor eventuele
liquiditeitsteun.
Korte termijn (direct opvraagbare) financiering
maakt een financiële instelling gevoelig voor
liquiditeitrisico. Een financiële instelling kan
te maken krijgen met een run op de
verplichtingen als het vertrouwen in de
solvabiliteit van de instelling weg is, waardoor
de liquiditeiten van de financiële instelling
uitgeput kunnen raken. Pensioenfondsen hebben
niet te maken hebben met dergelijke kortlopende
verplichtingen.
Meewegen macro-economische effecten
Op de vragen van de leden van de fracties van de
SGP en de VVD naar het meewegen van
macro-economische effecten door de
toezichthouder, wordt als volgt geantwoord.
De opmerking dat '... het niet gewenst (is) dat de
toezichthouder op de pensioenfondsen, de PVK (na
fusie DNB), in de beslissing ook
verantwoordelijk moet zijn voor het meewegen van
dergelijke macro-economische gevolgen' heeft
expliciet betrekking op pensioenfondsen.
Zoals ook in de memorie van toelichting is
aangegeven wordt met de macro-economische
gevolgen rekening gehouden door in en krachtens
de Pensioenwet richtinggevende bepalingen op te
nemen voor ondermeer het vereiste eigen
vermogen, de zekerheidsmaatstaf die daarbij
dient te worden gehanteerd, de daarbij te
hanteren scenario's en de hersteltermijnen. De
nadere uitwerking vindt plaats in het Financiële
toetsingskader voor pensioenfondsen dat
integraal opgenomen wordt in de Pensioenwet. Het
voorstel van wet voor de Pensioenwet zal, naar
verwachting, in 2005 aan de Tweede Kamer worden
aangeboden.
Vanuit haar taak als prudentieel toezichthouder
richt DNB zich op het bevorderen van de
financiële soliditeit van individuele financiële
instellingen. In deze hoedanigheid houdt DNB
geen rekening met eventuele macro-economische
effecten van beslissingen uit hoofde van het
prudentieel toezicht. DNB is echter niet alleen
prudentieel toezichthouder, maar ook centrale
bank. Als centrale bank is DNB onder meer
verantwoordelijk voor de stabiliteit van het
financiële stelsel als geheel. Doel hierbij is
het voorkomen van systeemrisico's. Onder
systeemrisico verstaan we het risico dat
(financiële) problemen binnen één of meerdere
financiële instellingen of markten een verlies
van economische waarde of vertrouwen in een
substantieel deel van het financiële stelsel
veroorzaken. Gecombineerd met een toegenomen
onzekerheid kan dit verlies van economische
waarde of vertrouwen ernstig genoeg zijn om
vrijwel zeker significant nadelige gevolgen voor
de reële economie te hebben. In haar
hoedanigheid als centrale bank kijkt DNB dus
uitdrukkelijk naar de macro-economische effecten
van eventuele problemen in het financiële
systeem.
Heeft de toezichthouder directe invloed op de
samenstelling van de beleggingsportefeuille van
pensioenfondsen?
De samenstelling en het beheer van de
beleggingsportefeuille van een pensioenfonds
zijn primair de verantwoordelijkheid van het
bestuur van het pensioenfonds. Bij een te lage
dekkingsgraad zal de toezichthouder het
pensioenfonds (op basis van artikel 23 van de
Pensioen- en Spaarfondsenwet) opdragen om een
herstelplan te maken waarin het pensioenfonds
aangeeft op welke wijze zij de te lage
dekkingsgraad wil aanpakken. Pas wanneer blijkt
dat tekortkomingen, waaronder een te lage
dekkingsgraad, structureel van aard zijn en er
geen vooruitzicht is op verbetering, zal de
toezichthouder overgaan tot ingrijpen in het
pensioenfonds. Deze ingrepen kunnen zijn: het
eisen dat bepaalde besluiten vooraf voor
instemming aan de toezichthouder moeten worden
voorgelegd, het aanstellen van een bewindvoerder
of een stille curator. In alle gevallen is er
geen sprake van dat de toezichthouder direct
opdracht geeft tot aankoop, verkoop of behouden
van specifieke aandelen. Het ingrijpen van de
toezichthouder bij een pensioenfonds zal niet
direct aanwijsbare invloed hebben op
beurskoersen.
Worden de systeemrisico's groter in een
vergrijzende samenleving?
De systeemrisico's worden niet groter in een
vergrijzende samenleving. Er is echter wel een
discussie gaande over de betaalbaarheid van
pensioenregelingen vanwege de vergrijzende
samenleving. Door de prudentieel toezichtregels
-onafhankelijk van deze discussie- zo vast te
stellen dat pensioendeelnemers vertrouwen kunnen
blijven houden in hun pensioenfonds, slaat de
betaalbaarheidsdiscussie niet om in een
systeemprobleem.
Houdt de toezichthouder toezicht op de corporate
governance bij pensioenfondsen?
Langs verschillende wettelijke invalshoeken
houdt de PVK - na de fusie: DNB - toezicht op de
kwaliteit van de corporate governance van
pensioenfondsen.
In de eerste plaats wordt toegezien op de
naleving van de wettelijke regels ten aanzien
van de betrouwbaarheid en deskundigheid van
bestuurders van pensioenfondsen. Wat de
deskundigheid van bestuurders betreft, moet er
voldoende kennis en ervaring aanwezig zijn op
het gebied van het besturen van een organisatie,
de relevante wet- en regelgeving,
pensioenregelingen en pensioensoorten,
financieel- technische en actuariële aspecten,
waaronder financiering, beleggingen, actuariële
principes en herverzekering, administratieve
organisatie en interne controle, uitbesteding
van werkzaamheden en communicatie met de
toezichthouder en de deelnemers en gewezen
deelnemers. Ook dient het pensioenfonds te
beschikken over een beleid ter bevordering van
de deskundigheid van bestuurders. De
(bevordering van de) deskundigheid van
bestuurders is een terugkerend onderwerp bij het
periodieke overleg van de toezichthouder met
pensioenfondsen.
In de tweede plaats dient een pensioenfonds te
beschikken over een actuariële en
bedrijfstechnische nota (ABTN) waarin het
pensioenfonds, met inachtneming van de
wettelijke eisen terzake, de uitgangspunten
inzake de organisatorische, actuariële en
financiële opzet vastlegt en een beschrijving
geeft van het beleggingsbeleid en de financiële
sturingsmiddelen van het pensioenfondsen. De
toezichthouder beoordeelt of de ABTN voldoet aan
de wettelijke eisen en gaat in het dagelijkse
toezicht na of het pensioenfonds opereert in
overeenstemming met de ABTN.
De toezichthouder kan beleidsregels opstellen.
In januari 2004 heeft de PVK in dit verband
beleidsregels betreffende de uitbesteding door
pensioenfondsen uitgebracht. Ook bestaan er
beleidsregels ten aanzien van de bovengenoemde
(betrouwbaarheid bestuurders en actuariële en
bedrijfstechnische nota) onderwerpen.
In bredere context is een algemene beleidsregel
inzake interne beheersing in voorbereiding.
Wat betreft de wijze waarop pensioenfondsen
omgaan met hun rol als aandeelhouder komt de
toezichthouder geen andere taak toe dan die
welke zou kunnen voortvloeien uit het toezicht
op de naleving van de wettelijke norm dat een
pensioenfonds de beschikbare gelden op solide
wijze moet beleggen.
Gevolgen voor de administratieve lasten voor het
bedrijfsleven
Komen er nieuwe taken voor de toezichthouder?
Er zijn thans geen voornemens voor nieuwe
toezichttaken op de financiële marktsector voor
DNB en de PVK. In het kader van de beheersing
van kosten geldt de afspraak met de
toezichthouders dat de reële kosten van
bestaande toezichttaken moeten stabiliseren.
Voor de kosten van nieuwe toezichttaken geldt
dit uiteraard niet.
Toekomstverwachting administratieve lasten
Naast de reeds aangekondigde en lopende
initiatieven, is in de Gemengde Commissie
Administratieve Lasten Financiële Markten
afgesproken dat in het najaar van 2004 in
overleg met de toezichthouders en marktpartijen
zal worden bezien of extra reductie (onder meer
op Europees niveau) mogelijk is op het terrein
van het toezicht op de financiële markten.
Is er in een verscherpt budgetbewakingssysteem
een rol voor de financiële sector?
De forse stijgingen van toezichtkosten in het
verleden hebben aanleiding gegeven om de
systematiek van beheersing en transparantie van
toezichtkosten te versterken. De rol van
marktpartijen is daarom vergroot door een
adviserend ondersteunend panel in te stellen bij
elke toezichthouder inzake de toezichtkosten van
de toezichthouders (begroting en
jaarverantwoording) en kosten voor onder
toezicht gestelden van regelgeving
(administratieve lasten en kosten van
inhoudelijke verplichtingen). Om een goede
beheersing van de kosten mogelijk te maken, kan
dit panel geen vrijblijvend karakter hebben.
Daarom zal aan het adviserende karakter van het
panel in het eerder genoemde voorstel voor de
Wet op het financiële toezicht een wettelijke
grondslag worden gegeven.
De rol van het panel is uitsluitend adviserend.
Het is namelijk onwenselijk als de marktpartijen
kunnen meebeslissen over de kosten van het
toezicht en hierdoor invloed kunnen uitoefenen
op de kwaliteit van het toezicht dat op henzelf
wordt uitgeoefend. Nederland sluit met een
dergelijk panel goed aan bij de situatie in het
Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Naast (oud)
bestuurders van financiële instellingen in de
directie heeft de financiële toezichthouder in
het Verenigd Koninkrijk een onafhankelijk
'practitioner panel' waarin vertegenwoordigers
van onder toezicht gestelden zitting hebben.
Duitsland kent ook een dergelijk panel met
vertegenwoordigers van de overheid, politiek en
onder toezicht gestelden. Dit panel heeft echter
beslissingsbevoegdheid (waarbij de publieke kant
meer stemmen heeft dan de private kant).
Hierdoor kunnen de onder toezicht gestelden
invloed uitoefenen op de kwaliteit van het
toezicht. Dit wordt in Nederland onwenselijk
geacht.
Hoe groot is de lastenverlichting voor
instellingen die geen onderdeel zijn van een
conglomeraat?
Door efficiencyverbeteringen en vergroting van
de effectiviteit van de geïntegreerde
organisatie en door betere afstemming in de
uitvoering van het toezicht levert de fusie van
DNB en de PVK voor alle ondernemingen, ongeacht
of deze al dan niet onderdeel uitmaken van een
financieel conglomeraat, voordelen op in de
sfeer van administratieve lasten en
nalevingkosten. Zoals in de memorie van
toelichting is aangegeven, zijn deze voordelen
het meest direct tastbaar ten aanzien van de
ondernemingen die onderdeel uitmaken van een
financieel conglomeraat.
De geïntegreerde organisatie zal de afstemming
van toezichtsmethoden en technieken bevorderen,
en zal door kennis- en ervaringdeling een
verdieping van het toezichtsproces mogelijk
maken, zal door efficiënte inzet van kennis en
techniek ruimte bieden voor vereenvoudiging in
de rapportages door ondernemingen. Op termijn
zijn daaruit voordelen voor alle ondernemingen,
zonder onderscheid of een onderneming al dan
niet deel uit maakt van een financieel
conglomeraat, te verwachten.
Daarnaast zal door een betere onderlinge
afstemming een vereenvoudiging van regelgeving
en beleid kunnen worden gerealiseerd, waarvan
alle ondernemingen - ook hiervoor geldt zonder
onderscheid of een onderneming al dan niet deel
uit maakt van een financieel conglomeraat - de
voordelen zullen ondervinden, met name in de
sfeer van de zogeheten compliancekosten.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Het kan voorkomen dat twee wetten bepalingen
bevatten die op punten niet overeenkomen.
Wanneer twee regelingen van gelijke orde
strijdig zijn met elkaar, dienen de
toepasselijke voorrangsregels gevolgd te worden.
In dit geval geldt de regel dat een specifieke
regeling voorrang krijgt boven een algemenere
regeling (lex specialis derogat legi generali).
De afwijkende regeling in het wetsvoorstel
betreffende overdrachtsbelasting is derhalve
geldig.
Om de fusie van DNB en de PVK niet te laten
stuiten op fiscaal nadeel in de sfeer van de
overdrachtsbelasting is in artikel 1, vierde
lid, van het wetsvoorstel opgenomen dat heffing
van overdrachtsbelasting terzake van de overgang
van de vermogensbestanddelen (eenmalig)
achterwege blijft. Daarbij speelt onder andere
een rol dat de overdrachtsbelasting een
vrijstelling kent voor fusies tussen
vennootschappen, maar niet voor fusies waar een
stichting bij betrokken is.
Artikel 2
Het vervangen van de term "PVK" door de term
"DNB" had een omvangrijke wetgevingsoperatie
betekend waarin een aanzienlijk aantal wetten en
lagere regelgeving gewijzigd hadden moeten
worden.
Van belang hierbij is tevens de voorziene
inwerkingtreding van de Wet op het financieel
toezicht en de nieuwe Pensioenwet in juli 2005
respectievelijk januari 2006. De voorstellen
voor deze wetten gaan uit van het nieuwe
toezichtmodel waarin er twee toezichthouders op
de financiële markten zijn. Naar aanleiding van
deze projecten wordt de regelgeving gescreend en
aangepast.
Voor een dergelijke korte periode is de huidige
oplossing de meest efficiënte. Ter voorkoming
van eventuele onduidelijkheid is in de memorie
van toelichting nadrukkelijk vermeld dat daar
waar in regelgeving "de PVK" wordt genoemd,
"DNB" gelezen dient te worden. Ook de overgang
van taken en bevoegdheden is op de onderhavige
manier sluitend geregeld. Op deze manier wordt
ook tegenover de financiële sector duidelijkheid
geschapen.
Artikel 6
Monetaire functie DNB
De president van DNB maakt op grond van het
EG-verdrag op persoonlijke titel deel uit van de
Raad van bestuur van de ECB, het belangrijkste
bestuursorgaan van het ESCB. De staf van DNB
ondersteunt de president bij zijn voorbereiding
van vergaderingen van de Raad van bestuur van de
ECB die het monetaire beleid van het eurogebied
bepaalt. Daarnaast voert DNB samen met de ECB en
de andere nationale centrale banken het
monetaire beleid uit. DNB heeft ervaren dat de
voorbereiding van de monetaire beleidsbepaling
een uitgebreidere analyse vergt dan in het
pre-euro tijdperk, toen DNB het monetaire beleid
van de Duitse Bundesbank volgde. Ook worden nog
steeds macro-economische modellen doorgerekend
en monetaire en andere statistieken verzameld.
De uitvoering van het monetaire beleid is niet
substantieel veranderd door de introductie van
de euro.
Bij de monetaire beleidsvoorbereiding zijn
werknemers van de afdelingen monetair en
economisch beleid, financiële markten en
wetenschappelijk onderzoek betrokken. Hoewel de
intensiteit van de analyse door de introductie
van de euro is toegenomen, is het aantal
betrokken medewerkers sinds 1999 licht
afgenomen.
Goudvoorraad
In december 1999 heeft DNB aangekondigd dat zij
in het raamwerk van het Central Bank Gold
Agreement (CBGA) 300 ton goud zal gaan verkopen.
Onder het CBGA dat in september 2004 afloopt,
heeft DNB 235 ton goud verkocht, de resterende
65 ton zal worden verkocht in het raamwerk van
het CBGA dat loopt van september 2004 tot
september 2009. Sedert 1992 heeft DNB 935 ton
goud verkocht, momenteel bedraagt de
goudvoorraad van DNB 777 ton (balanswaarde circa
¤ 8,3 miljard). De opbrengsten van de
goudverkoop vallen toe aan DNB. De opbrengsten
worden aangehouden als rentedragende activa en
kunnen derhalve op termijn leiden tot een hogere
winstuitkering aan de Staat.
Europees niveau
Voor de uitvoering van ESCB-taken, waaronder het
monetaire beleid, is DNB onafhankelijk op grond
van artikel 108 van het EG-verdrag. De
bepalingen uit het wetsvoorstel doen hier niets
aan af.
Indien een wetsvoorstel betrekking heeft op een
onderwerp dat onder de bevoegdheid van de ECB
valt, heeft de ECB op basis van artikel 105,
vierde lid, EG-verdrag en artikel 2, eerste lid,
van beschikking 98/415/EG betreffende de
raadpleging van de Europese Centrale Bank door
de nationale autoriteiten over ontwerpen van
wettelijke bepalingen, de bevoegdheid om advies
uit te brengen. De ECB is overeenkomstig deze
bepalingen ook geconsulteerd over het
onderhavige wetsvoorstel. In dit advies
verwelkomde de ECB de te verwachten
effectiviteit en efficiëntie van het prudentieel
toezicht. Er zijn vanuit de hoek van de ECB, en
de overige centrale banken verenigd in het ESCB,
geen bezwaren gerezen tegen de fusie van DNB en
de PVK.
Artikel 8
Voor de beantwoording van deze vraag wordt
verwezen naar de eerdere passage over de
evaluatie.
Artikel 10
De pensioenraad bestaat momenteel uit het
bestuur van de PVK en vertegenwoordigers van
werkgevers en werknemers en een waarnemer van
het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en van Financiën.
Ouderenorganisaties zijn hierbij niet
aangesloten. De pensioenraad zal na de fusie
niet meer bestaan in zijn huidige vorm.
Om ouderenorganisaties meer bij het
pensioenbeleid te betrekken is ervoor gekozen om
in het wetvoorstel te bepalen dat de
toezichthouder minstens één maal per jaar een
overleg organiseert met belanghebbenden
aangaande pensioenen. Onder belanghebbenden
wordt verstaan sociale partners, koepels van
pensioenuitvoerders en ouderenorganisaties.
Gekozen is om de eis dat dit moet zijn opgenomen
in de statuten van de toezichthouder te laten
vervallen.
In de pensioenraad is in goed overleg gekomen
tot een invulling van het hiervoor geschetste
overleg.
Artikel 13
De uitzonderingspositie van DNB hangt samen de
monetaire taken van de organisatie. Ten aanzien
van het toezicht en andere nationale taken is
deze uitzonderingspositie niet langer
gerechtvaardigd.
In de memorie van toelichting (artikelsgewijze
toelichting bij artikel 13) wordt aangegeven dat
deze uitzonderingspositie wordt aangepast. In de
loop van dit jaar wordt er aan de Ministerraad
een wetsvoorstel aangeboden waarin de
Comptabiliteitswet 2001 wordt aangepast om te
bewerkstelligen dat de Rekenkamer toegang krijgt
tot het breed gedefinieerde deel van DNB dat
zich bezighoudt met toezicht en andere nationale
taken (de onafhankelijkheid ten aanzien van de
ESCB- doelstellingen en taken blijft derhalve
gehandhaafd).
Artikel 14
Spoedeisendheid
De spoed van dit wetsvoorstel kent meerdere
redenen. Indien organisaties fusieplannen
kenbaar maken, kan dit voor onrust zorgen in de
betrokken organisaties. Vaak gaan dergelijke
processen gepaard met een efficiëntieslag
waarbij niet alle arbeidsplaatsen gehandhaafd
blijven. Ook in de onderhavige fusie is dit het
geval. Voor de organisatie is het derhalve van
groot belang om de fusie zo snel mogelijk te
finaliseren en het personeel zekerheid te kunnen
bieden; de toezichthouders zijn immers gebaat
bij hoogwaardig personeel.
Een tweede reden is duidelijkheid voor de
financiële sector. Voor de sector is het van
belang dat het nieuwe toezichtsmodel snel in
werking treedt. Deze profiteert dan namelijk zo
spoedig mogelijk van de voordelen van de fusie:
verhogen van de effectiviteit van het
prudentieel toezicht en de lagere kosten van het
toezicht.
Cultuurverschillen
Een vorig jaar onder de medewerkers van beide
instellingen gehouden cultuurenquête heeft
uitgewezen dat de culturen van DNB en PVK veel
gemeenschappelijke kenmerken vertonen, al zijn
er uiteraard ook verschillen, zoals er binnen de
twee organisaties weer cultuurverschillen
bestaan tussen verschillende onderdelen. DNB- en
PVK-medewerkers schetsen allen een
overeenstemmend beeld van de kenmerken van hun
organisatie op terreinen als professionaliteit,
taakgerichtheid, efficiëntie en de wijze van
communiceren, vergaderen en beslissen. Ook
hebben DNB- en PVK-medewerkers een gedeeld beeld
van de kenmerken van de toekomstige organisatie.
De activiteiten die in dit kader zijn opgestart
richten zich er met name op om de organisaties
en de medewerkers op beide locaties naar elkaar
te laten toegroeien. Na de fusie en de daarmee
samenhangende reorganisatie zal dit proces zeker
intensiveren. Uitgangspunt is dat er geen
'bloedgroepencultuur' mag ontstaan.
De Minister van Financiën,
---
Kamerstukken II 1997/98, 25 719.
Kamerstukken II 1997/98, 25 719, nr 3.
Paragraaf 4.2.2.
Bedoeld wordt systematiek van de Bankwet
1998 ten opzichte van de Bankwet 1948.
Verwezen wordt naar het Verdrag betreffende
de Europese Unie, dat in Maastricht in december
1991 werd overeengekomen en bij Rijkswet op 17
december 1992 werd goedgekeurd (Rijkswet van 17
december 1992, Stb. 1992, 692).
Naast statistische taken die DNB in het
kader van de ESCB kan uitvoeren, heeft ze op
basis van de nationale wetgeving ook
statistische taken.
Ministerie van Financiën