Voerstrategieën voor lammeren
PraktijkRapport schapen 3
Auteur: J.C. Verkaik
De praktijk heeft behoefte aan meer inzicht in de voerstrategieën voor
lammeren. Meer inzicht kan de schapenhouders helpen de lammeren
daadwerkelijk slachtrijp en meer slacht- in plaats van weidelammeren
af te leveren. Meer kennis over de voerstrategieën maakt de keuze voor
een afleverstrategie die aan sluit bij de bedrijfssituatie eenvoudiger
en men kan beter anticiperen op (verwachte) marktontwikkelingen. Het
zelf slachtrijp maken van lammeren is in de regel economisch
aantrekkelijk doordat de laatste kilogrammen groei vaak weinig kosten
en de tussenhandel wordt uitgesloten. Het slachtrijp maken op het
eigen bedrijf vermindert, met het beperken van dierbewegingen, de kans
op uitbraken van besmettelijke dierziekten als mond- en klauwzeer.
Vanuit deze overwegingen heeft het Praktijkonderzoek drie
gebruikelijke voerstrategieën voor lammeren onderzocht:
1. Het bijvoeren van lammerkorrel tijdens het weideseizoen -
beperkt/onbeperkt
2. Het uitscharen op einde van het weideseizoen naar najaargras op
melkveepercelen
3. Het op stal afmesten na een weideperiode - rantsoenvergelijking:
voerintensiteit, krachtvoer- en ruwvoersoort
Strategie 1 en 2 zijn uitgevoerd met driekwart, in mei geboren
Texelaarlammeren en gehouden op gras/klaverpercelen volgens het
low-inputprincipe. De lammeren in strategie 1 kregen vanaf 3-4 weken
leeftijd het eerste jaar ad lib en het tweede jaar beperkt
lammerkorrel. De lammeren in strategie 2 zijn vanaf half oktober
geweid op melkveepercelen. De lammeren in strategie 1 groeiden op
giften van ruim 600 g/dag in het eerste jaar en 260 g/dag in het
tweede jaar gemiddeld respectievelijk 62 g/dag en 40 g/dag harder als
de niet bijgevoerde lammeren in strategie 2. De niet bijgevoerde
lammeren zijn in beide jaren gemiddeld een maand langer aangehouden.
Deze verschillen mogen ook op gangbare graspercelen worden verwacht.
De goede groei van de lammeren in het eerste jaar komt voor rekening
van goed grasland- en diermanagement. In het meepakken van de hogere
groei op jongere leeftijd schuilt de eerste groeiwinst. Het
geconstateerde jaareffect, de lagere groei in het tweede jaar, is
veroorzaakt door een lagere voederwaarde van het gras/klaver en een
verminderde voeropname bij de ooien door het scheren na het lammen in
plaats van ervoor.
Op stal, strategie 3, is een rantsoenvergelijking uitgevoerd op drie
punten. Onderzocht zijn het effect van voerintensiteit (beperkt en
onbeperkt krachtvoer verstrekken), het effect van het soort krachtvoer
(lammerkorrel en een mix van citruspulp en soja) en de invloed van het
soort ruwvoer (graskuil en snijmaïs). De proefopzet was factorieel wat
resulteerde in acht rantsoenen. De proef is uitgevoerd met driekwart
tot zevenachtste Texelaarlammeren die bij opstallen (half november)
circa 6 maanden oud waren. Ze zijn gemiddeld 7 weken gemest waarbij de
ooien met een maximale groei van 175 g/dag een gewichtstraject van
28,8 tot 36,5 kg overbrugden en de rammen met maximaal 240 g/dag een
gewichtstraject van 33,4 naar 44,4 kg. Het verwachte groeiverschil
tussen de sexen bedroeg 65 g/dag en verschil in voeropname een kwart
kilo drogestof. Aangetoond is dat het geslacht en de voerintensiteit
bepalend zijn voor de groei en de voeropname. In tegenstelling tot de
rammen, neemt bij de ooien de voerefficiëntie toe met de
voerintensiteit. De gevonden verschillen tussen lammerkorrel en
citruspulp en tussen kuilgras en snijmaïs blijken in alle gevallen
gerelateerd aan het geslacht en/of de voerintensiteit.
Het onbeperkt bijvoeren van lammerkorrel is te duur, beperkt bijvoeren
gedurende de aanhoudperiode resulteerde ook nog in EUR 17,40 aan
voerkosten per afgelamd ooi. Het verstrekken van lammerkorrel aan
uitsluitend de lichtste of jongste lammeren is economisch het meest
interessant. Een gewichtstoename van 5 kg per uitgeschaard lam kostte
gemiddeld EUR 2,50 per afgelamd ooi aan weidegeld. Dit komt overeen
met 11 kg lammerkorrel. Een hoeveelheid die onvoldoende is om alle
lammeren beperkt te gaan bijvoeren. De laagste voerkosten zijn te
behalen met uitscharen. De tijdwinst door weidelammeren op stal af te
mesten vormt een belangrijk voordeel ten opzichte van het
`uitscharen'. Bovendien kan het op stal afmesten van weidelammeren op
saldobasis uit. Per kilogram groei bedragen de voerkosten op stal met
gemiddeld EUR 1,--, in vergelijking tot uitscharen, het dubbele.
Saldotechnisch kunnen ramlammeren op stal het best beperkt en de ooien
onbeperkt worden gevoerd. Voorts is gebleken dat zelfs het beperkt
voeren van lammerkorrel voor zowel rammen als ooien nog duurder is als
het onbeperkt voeren van citrus/soja.
Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel
praktijkrapport 3 hier voor de prijs van EUR 14.71 (excl BTW) .
Algemeen praktijkrapport 3: Voerstrategieën voor lammeren - 2004 - 24
pagina's
Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle
praktijkrapporten
---
© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst
bijgewerkt: 29-04-2004 15:39.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar:
webmaster.po.asg@wur.nl
Praktijkonderzoek Veehouderij