29 april 2004
Inaugurele rede van prof. mr. André Klip
Uniestrafrecht
De toekomst van het strafrecht in Europa ligt in een versterking van
de nationale bevoegdheden tot strafrechtelijke vervolging enerzijds en
een Europese wetgeving ter bestrijding van grensoverschrijdende
misdaad. Dat betoogt prof.mr. André Klip (1965) in zijn inaugurele
rede als hoogleraar internationaal strafrecht aan de Universiteit
Maastricht. De rede wordt uitgesproken op donderdag 29 april 2004.
Door het Verdrag van Maastricht is de Europese Unie verplicht zich met
het strafrecht bezig te houden. Harmonisatie van het strafrecht, de
weg die de EU probeert te bewandelen, is echter geen adequate
oplossing, oordeelt André Klip. Wetten die op EU niveau aangepast
zijn, kwamen via compromissen tot stand. Dat heeft de helderheid niet
bevorderd. Elke lidstaat is gehouden deze wetten uit te voeren, maar
er is geen gemeenschappelijk orgaan dat toeziet op naleving. Het
gevolg is een sterk uiteenlopend nationaal beleid. Sommige lidstaten
komen niet aan uitvoering toe, andere lidstaten voeren de nieuwe
wetten ten dele uit, maar wel met eigen interpretaties. Met de
toetreding van de nieuwe lidstaten komen er nog meer verschillende
rechtstelsels
en wordt het des te ingewikkelder om compromissen te sluiten.
Incidenten beleid
De houding tegenover harmonisatie is bovendien sterk politiek
gekleurd. De Europese top heeft de neiging te reageren op kwesties die
in het nieuws zijn. Dat dit lang niet altijd een reëel beeld is,
blijkt bijvoorbeeld uit de Dutroux affaire. Bij aanvang werden de
vermoedens breed uitgemeten in de pers dat het om een internationaal
netwerk zou gaan. Dit versterkte de roep om een internationale aanpak,
waaraan de EU gehoor heeft gegeven. En zo laten beleidsmakers zich
steeds meer leiden door de waan van de dag, stelt André Klip. De
wederzijdse bevruchting van media en politiek brengt een incidenten
beleid voort dat geen wezenlijke oplossingen biedt. Ook al is het
algemeen bekend dat 97 procent van de harddrugs Nederland binnenkomt
in containers, toch worden miljoenen geïnvesteerd om bolletjesslikkers
te pakken. Zon beleid levert namelijk het duidelijke signaal: we
treden als overheid hard op tegen drugs. Klip mist bij de politiek de
afweging of het strafrecht wel het meest geschikte middel is om
ongewenst gedrag tegen te gaan. Er wordt momenteel veel te veel van
het strafrecht verwacht. Die verwachting kan het strafrecht niet waar
maken.
Klip stelt voor een Europese Competentie te creëren en een scheiding
aan te brengen tussen een Europees en een nationaal niveau van het
strafrecht. Nationale feiten moeten nationaal voorkomen. De
bevoegdheid tot vervolgen dient te liggen bij het land waar het delict
gepleegd is. Lidstaten moeten zich dus niet meer bemoeien met
strafbare feiten die op het grondgebied van een andere staat zijn
gepleegd. Een dergelijke regeling tussen de Europese staten is echt
een stap vooruit, oordeelt Klip. Nu spelen allerlei zaken waar
meerdere lidstaten bevoegd zijn. Dat levert hoogst gecompliceerde
juridische situaties op. Als een staat het nodig vindt om
strafrechtelijk te vervolgen, dient hier verder onvoorwaardelijke
steun aan gegeven te worden. Dit betekent dat als Nederlanders in
Griekenland gearresteerd worden vanwege het spotten van vliegtuigen,
er geen bezwaar gemaakt kan worden met Nederlandse argumenten. Maar
het omgekeerde geldt ook. Discriminatoire belediging is in Nederland
strafbaar, in veel andere landen niet.
Couleur locale in het strafrecht
Landen moeten hun eigen accenten in het strafrecht kunnen blijven
leggen. Straffen of niet straffen moet zijn afgestemd op de nationale
behoefte. Er is niets mis mee als bij ons euthanasie legaal is en men
er in Ierland voor wordt bestraft: s lands wijs, s lands eer. Het is
belangrijk deze couleur locale in Europa te behouden, ook om het
gevoel van nationale identiteit te bestendigen. Veel Europese burgers
hechten hier zeer aan. Het door Klip voorgestelde Uniestrafrecht komt
hieraan tegemoet.
Europese jurisdictie
André Klip bepleit een Europese jurisdictie voor grensoverschrijdende
delicten. Deze opvatting spoort met die van minister Donner, zij het
dat de minister een negatief argument aanvoert. Volgens Donner is het
niet nodig aan harmonisatie te werken, omdat 90 procent van de
delicten een nationaal karakter heeft. Klip benadert de kwestie op een
positieve manier. Het is wel degelijk zinvol een Europees strafrecht
te ontwikkelen, zo betoogt hij, aangezien 10 procent van de delicten
een grensoverschrijdend karakter heeft.
Klip betwijfelt of Nederland het aanstaande voorzitterschap van de EU
zal aanwenden om initiatieven te ontplooien richting Europese
grondwet. Nederland is nooit een trekker geweest op het gebied van
strafrecht binnen Europa en is lange tijd zelfs formeel tegen Europese
invloed op het Nederlandse strafrecht geweest. Op een gegeven moment
is dat omgeslagen. Nederland is nu een fervent voorstander, maar
formuleert tegelijkertijd zoveel voorwaarden dat Klip de vraag opwerpt
in hoeverre Nederland echt voorstander is.
Noot voor de pers
De rede wordt op donderdag 29 april 2004 om 16.30 uur precies
uitgesproken in de Aula van de Universiteit Maastricht,
Minderbroedersberg 4-6 te Maastricht.
Voor meer informatie over de inhoud van dit persbericht kunt u terecht
bij Prof. mr. André Klip via het secretariaat van de capaciteitsgroep
Strafrecht, tel 043 3883377 en op donderdag 29 april op 06-12858335.
De afdeling Communicatie van de UM is bereikbaar via 043 3882044,
e-mail pers@bu.unimaas.nl. Voor urgente zaken buiten kantooruren: 06
4602 4992.
Universiteit Maastricht