Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
30 maart 2004 ABG/DB/04/24470
Kenmerknr. 2030411500
Onderwerp Datum
Vragen van het lid Nawijn (LPF) over de 27 april 2004
sociaal-economische positie van allochtone
ouderen.
Hierbij zend ik u mede namens de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de antwoorden
op de vragen van het lid Nawijn (LPF) over de sociaal-economische positie van allochtone
ouderen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
2030411500
Vragen van het lid Nawijn (LPF) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de sociaal-economische positie van allochtone ouderen. (Ingezonden 29 maart 2004)
Vraag 1
Bent u op de hoogte met de bevindingen uit het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau 1)
met betrekking tot de sociaal-economische positie van allochtone ouderen in Nederland?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat deze bevolkingsgroepen alleen zinvol kunnen integreren indien ze door een
hogere arbeidsparticipatie van vrouwen op termijn een betere sociaal-economische positie kunnen
bewerkstelligen?
Antwoord 2
Ik acht het van groot belang dat vrouwen uit etnische minderheidsgroepen participeren op de
arbeidsmarkt. Niet alleen voor hun eigen integratie, emancipatie en een betere economische positie,
maar ook omdat arbeidsmarktparticipatie een positieve invloed heeft op de kansen van hun
kinderen in de Nederlandse samenleving.
Vraag 3
Bent u van mening dat de Commissie Participatie Vrouwen uit Etnische Minderheden (PAVEM)
sterk genoeg is om nuttige aanbevelingen te doen die ervoor kunnen zorgen dat op termijn de
arbeidsparticipatie van deze groep flink gaat toenemen? Zo neen, zijn van het kabinet maatregelen
te verwachten die deze emancipatie van allochtone vrouwen kan versnellen?
Antwoord 3
Het bevorderen van de arbeidsparticipatie, ook voor vrouwen uit etnische minderheden, verloopt
in principe via het algemene arbeidsmarktbeleid. Relevant zijn in dit verband onder andere: de
sluitende aanpak, reïntegratietrajecten, scholing en opleidingen. Minister Verdonk en ik hebben
aanvullend de Commissie PaVEM ingesteld met als doel een tijdelijke impuls te geven aan de
maatschappelijke participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen. Focus van de
commissie ligt op het maken van concrete afspraken met de G30 op het gebied van werk en taal
voor allochtone vrouwen. Daarnaast hebben minister Verdonk en ik het plan van aanpak opgesteld
voor de emancipatie en integratie van vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen. Daarin
worden initiatieven beschreven die sociaal-culturele belemmeringen aanpakken en de eigen
verantwoordelijkheid van de doelgroep stimuleren.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de keuze van allochtone ouderen om in Nederland te blijven (het SCP-
rapport noemt: aanwezigheid van kinderen hier; de gebrekkige gezondheidszorg in het land van
herkomst; de financiële gevolgen van remigratie) in principe een negatieve keuze is en dat dat een
van de redenen is van het mislukken van de reïntegratie?
Antwoord 4
De migratie- en remigratiegolven hebben uiteraard met push en pull factoren te maken. Het is
logisch dat allochtonen bij de overwegingen om naar het land van herkomst terug te gaan de
situatie hier in Nederland met de situatie in het land van herkomst zullen vergelijken. Hun besluit om
te blijven of terug te gaan zal van vele factoren afhangen. De aanwezigheid van kinderen hier;
familieleden daar en de gebrekkige gezondheidszorg in het land van herkomst. De financiële
gevolgen van remigratie zullen hierbij ook een rol spelen. De mening dat de keuze van allochtonen
om de hier genoemde redenen in Nederland te blijven een negatieve keuze is en dat dit een van de
redenen van het mislukken van de reïntegratie zou zijn deel ik niet. Dit is ook niet af te leiden uit het
SCP onderzoek "Cijferrapport allochtone ouderen". Het Sociaal en Cultureel planbureau (SCP)
geeft in haar publicatie "Rapportage Minderheden 2003" aan dat voor minderheidsgroepen geldt
dat de werkloosheid onder personen met laag opleidingsniveau het hoogst is. Het lage
opleidingsniveau wordt als de belangrijke oorzaak voor de forse oververtegenwoordiging in de
WAO genoemd. Andere belemmeringen voor een succesvolle reïntegratie zijn onder meer laag
opleidingsniveau, taalachterstand, culturele factoren, soort beroep, vooroordelen en discriminatie.
Vraag 5
Bent u van mening dat het opheffen van de remigratieregeling ervoor zorgt de animo van allochtone
ouderen om hun hart te volgen en terug te keren naar het land van herkomst nog verder doet
afnemen?
Antwoord 5
Als uitgangspunt heeft het kabinetsbeleid dat de mensen die hier vele jaren wonen ook echt in
Nederland willen blijven. Het inburgering- en integratiebeleid zijn erop gericht, dat alle kansen
worden geboden voor een goede permanente vestiging in Nederland. Indien toegelaten personen
alsnog willen remigreren is dat een vrije en individuele keuze, waarvoor de overheid niet
verantwoordelijk is. Voorts is het bekend, dat velen ook zonder overheidssteun ons land verlaten
en naar het herkomstland terugkeren.
Vraag 6
Hoe oordeelt u over de mogelijkheid om allochtone ouderen in de WAO en de bijstand de
gelegenheid te geven om hun uitkering in het land van herkomst te genieten, op voorwaarde dat ze
hun Nederlandse paspoort inleveren en bewust remigreren?
Antwoord 6
De uitkering op basis van de WAO is een sociale zekerheidsuitkering, die in beginsel slechts aan in
Nederland woonachtige gerechtigden wordt uitgekeerd. De ontvangst van de WAO is niet
afhankelijk van het bezit van een Nederlands paspoort. De WAO-uitkering kan onder
voorwaarden in het buitenland worden uitgekeerd. Op basis van het Europese recht kunnen
WAO-gerechtigden hun uitkering in elke lidstaat ontvangen. De ontvangst van de WAO-uitkering
buiten de EU is afhankelijk van het feit of er met een betreffend land een sociaal zekerheidsverdrag
is gesloten. Indien dit het geval is bestaat meestal de verdragsrechtelijke plicht de WAO-uitkering
te exporteren. Kortom, op basis van het Europese- en internationale recht hebben WAO-
gerechtigden het recht de uitkering binnen Europa en verdragslanden te ontvangen. Hieraan mogen
geen beperkende voorwaarden worden gesteld, zoals het inleveren van een paspoort.
De Wet werk en bijstand (WWB) is een vangnetvoorziening op minimumniveau, waarbij het
verblijf hier te lande een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor de uitkering. De
ontvangst van de uitkering op grond van de WWB is eveneens niet afhankelijk van het bezit van
een Nederlands paspoort. Een uitkering in het kader van de WWB kan niet worden geëxporteerd.
Op grond van het in deze wet geldende en in de Grondwet verankerde territorialiteitsbeginsel
wordt bijstand alleen verleend voor kosten die in Nederland zijn opgekomen dan wel voor kosten
die aan Nederland zijn verbonden. De werkingssfeer van de WWB als rechtscheppende
voorziening strekt zich niet uit en dient zich niet uit te strekken buiten het Nederlands grondgebied.
Bij een permanent verblijf in het buitenland vervalt ook de op grond van het territorialiteitsbeginsel
vereiste band met Nederland.
Vraag 7
Deelt u de mening dat een dergelijke regeling ervoor kan zorgen dat de relatief hoge inkomens die
deze mensen mee terug naar hun thuisland nemen de lokale economie een sterke impuls geven,
zodat de hele bevolking van de remigratie profiteert?
Antwoord 7
De besteding van WAO- en remigratie-uitkeringen in de lokale economie kan ter plaatse uiteraard
een positief sociaal-economisch effect sorteren voor de totale bevolking. Dit soort sociaal
zekerheidsuitkeringen en remigratie-uitkeringen vormen voor het bestemmingsland valuta-
inkomsten. De huidige remigratie-uitkering is bedoeld voor het levensonderhoud van de
remigranten in hun bestemmingsland en gebaseerd op het bestaansniveau ter plaatse. De
sociaalzekerheid- en remigratie- uitkeringen hebben geen ontwikkelingsdoelstelling.
1) Cijferrapport Allochtone ouderen, SCP 2004.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid