PWC
http://www.pwc.com/nl
Regulering bevordert ontwikkeling
van TV en sport in Europa en VS
Het uitzenden van sportevenementen is sterk gereguleerd. De veelal
vergelijkbare trends in de kwaliteit, kwantiteit en prijs van
sportuitzendingen op TV in de EU en de VS komen deels door de
marktwerking tot stand, maar kunnen desondanks niet goed worden
verklaard zonder rekening te houden met beleidsmaatregelen van
overheden en toezichthouders. In de meeste landen speelt de overheid
een grote rol bij pogingen om de spanning te temperen die de
uiteenlopende belangen van kijkers, omroepen en bestuurslichamen
teweegbrengen. Bovendien hebben concurrenten en andere regelgevende
instanties maatregelen getroffen om de wedijver tussen omroepen die
voortvloeit uit de toewijzing van sportprogrammering in goede banen te
leiden. Die omroepen willen immers voorkomen dat zij van bepaalde
distributie- en contentmarkten worden buitengesloten.
Dit is de centrale stelling in een nieuw onderzoek naar de complexe
verbanden tussen omroepen en sport, uitgevoerd PricewaterhouseCoopers
en gepubliceerd in Volume 19, Issue 4 van de Oxford Review of Economic
Policy. PricewaterhouseCoopers concludeert dat Europa er goed aan zou
doen de eenvormige aanpak van de VS over te nemen. Het lijkt zaak dat
Europa zijn huidige, gefragmenteerde en weinig consequente benadering
van de regulering van sportuitzendingen achter zich laat en overstapt
op een EU-breed kader dat zowel de houders van rechten als de omroepen
enige mate van zekerheid biedt voor het sluiten van deals.
Volgens de auteurs is het voetbal in heel Europa zeer prominent
aanwezig in de totale zendtijd voor sport, maar zij merken ook op dat
de prijzen die de omroepen voor voetbaluitzendrechten betalen zijn
gaan afnemen. In de EU blijft voetbal verreweg de meest uitgezonden
sport, vooral in de meeste grote en welvarende landen. Andere sporten,
van Formule 1 en skiën tot handbal, volgen vaak pas op ruime
afstand.
Het is een interessant gegeven dat in de VS en in de vijf grootste
Europese televisiemarkten een vergelijkbaar bedrag wordt betaald voor
de uitzendrechten voor de voornaamste sporten, namelijk ongeveer USD 5
miljard per jaar. Bovendien wordt van dat bedrag in zowel de VS als
Europa omstreeks 45% betaald voor de meest populaire sport te weten
American Football in the VS (uitsluitend via een NFL-contract) en
voetbal in Europa (zowel de landelijke competitie als het Europees
kampioenschap).
Tussen de Europese landen onderling zijn er echter grote verschillen.
Het aandeel van de uitzendrechten in de totale inkomsten van
voetbalclubs varieert aanzienlijk, van amper 31% in Duitsland tot 54%
in het VK en zelfs 72% in Spanje. Wat ook opvalt is dat wat de
uitzendrechten aan inkomsten opleveren voor de enige grote
pan-Europese sportcompetitie, de UEFA Cup, nog altijd maar een fractie
is van wat de voetbalrechten opleveren in de vijf grootste EU-landen
tezamen. Dit is des te opmerkelijker gezien het feit dat de UEFA Cup
een gevestigd evenement is en inmiddels is uitgegroeid tot een
toernooi dat over het hele jaar is verspreid.
De druk van de markt en de recente terugval in advertentie-inkomsten
hebben duidelijk hun stempel gedrukt op de inkomsten uit sportrechten.
Uit het onderzoek blijkt echter dat deze markt ook sterk wordt
beïnvloed door overheidsregulering. In zowel de EU als de VS kunnen de
factoren die een grote rol hebben gespeeld in de organisatie en het
bestuur van de sportsector, in de structuur van de omroepmarkt en
uiteindelijk ook in de keuzemogelijkheden en tarieven voor
televisiekijkers in drie onderling gerelateerde en vaak tegenstrijdige
categorieën van overheidsinterventies worden ondergebracht, te
weten:
beleid gericht op het afgrendelen van omroepmarkten via exclusieve en
langlopende contracten, op de bundeling van rechten en op horizontale
en verticale fusies waarmee concurrentie in feite kan worden
uitgesloten;
overheidsinterventies die de kijker verzekeren van toegang tot
uitzendingen van belangrijke sportevenementen, bijvoorbeeld door
middel van een beleid van beschermde evenementen, en
beperkingen, zoals de monopolisering van TV-opbrengsten, die door
bestuurslichamen in de sportwereld worden opgelegd teneinde de
kwaliteit van de uitzendingen te garanderen.
Het uitblijven van een solide en helder, EU-breed kader voor
beleidsbeslissingen in elk van deze drie gebieden heeft er in Europa
toe geleid dat er in vergelijkbare gevallen verschillende besluiten
worden genomen, en dat heeft weer geleid tot veel onzekerheid. Op de
Europese markt worden allerlei ad-hocmaatregelen ingezet, zoals
wettelijke bescherming van evenementen, ontheffing van de
mededingingswetgeving en landenspecifieke interventies omtrent de
ordening van de omroepsector. Een voorbeeld van dat laatste is het
besluit van de Britse regering een stokje te steken voor de geplande
overname door BSkyB van Manchester United. De nationale regelgeving
loopt binnen de EU doorgaans sterk uiteen en is dan ook veel minder
consistent dan het beleid dat door de Amerikaanse FCC wordt
geïmplementeerd. Dit wekt in zekere zin natuurlijk geen verbazing,
gezien de grote verschillen tussen de verschillende EU-lidstaten wat
betreft regelgeving, beleid, marktstructuur en cultuur.
Jan Willem Velthuijsen, partner van PricewaterhouseCoopers, zegt
hierover het volgende: 'Wat betreft de mate van zekerheid in de
regelgeving voor sportuitzendingen zal Europa het voorbeeld van de VS
moeten volgen. Europa moet daarom duidelijkheid verschaffen over zijn
beleid ten aanzien van het evenwicht tussen ongecodeerde uitzendingen
en betaal-TV, en ten aanzien van het risico van 'marktafgrendeling'
via exclusieve contracten, bundeling van rechten en fusies.'
De auteurs concluderen dat de opzet van een dergelijk kader in de EU
des te urgenter is gezien de snelheid waarmee de markt en de
technologie zich ontwikkelen, en gezien de nauwe interactie tussen de
desbetreffende beleidsterreinen. Met deze aanpak zou de EU voortbouwen
op haar gemeenschappelijke wetgeving voor communicatienetwerken en
-diensten, waarin sectorspecifieke regelgeving is geïntegreerd met de
uitgangspunten van het mededingingsbeleid. Op die manier zou de EU een
stap dichter in de buurt komen van het Amerikaanse model, zelfs al is
er daarmee nog geen sprake van een Europees equivalent van de FCC.
Voordat het zover is zouden de mededingingsautoriteiten in de
verschillende Europese landen een aantal nadere maatregelen kunnen
treffen om de risicos en onzekerheid die overheidsinterventies met
zich meebrengen voor de omroepen en bestuurlijke instanties te
verminderen, om investeringen en de ontwikkeling van de markt te
bevorderen en te voorkomen dat besluiten over mededinging al voordat
ze worden uitgevaardigd door de actualiteit zijn ingehaald. De
mededingingsautoriteiten zouden ten eerste specifieke tijdslimieten
kunnen opleggen voor antitrustonderzoek, net als bij fusies. En ten
tweede zouden ze ieder besluit tot ingrijpen pas moeten nemen na zich
terdege te hebben gebogen over ontwikkelingen op de markt en in de
technologie. Met name een gedegen en consequente analyse van de
marktbepaling zou een grote verbetering zijn.