Kamerstuk, 27-4-2004
Ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2468775
27 april 2004
Op 25 maart jl. ontving ik uw brief inzake het verzoekschrift van de
heer H.J. Lagerwaard te Amersfoort met betrekking tot de Wet
zelfstandigen ziekenfondswet.
Eerder heb ik u bij schrijven van 20 februari 2004 (kenmerk
DBO-CB-U-2451108) inlichtingen verstrekt over dezelfde aangelegenheid
en heeft de Staatssecretaris van Financiën u bij schrijven van 27
januari 2004 (kenmerk BCPP 2003-02795) geïnformeerd. Kortheidshalve
verwijs ik naar bijgaande afschriften van deze brieven.
In antwoord op uw brief deel ik u het volgende mee.
In mijn brief van 20 februari 2004 heb ik gewezen op een aantal
arresten van de Hoge Raad der Nederlanden. Het arrest van 21 februari
2003 betrof een situatie van een zelfstandige, die als gevolg van een
eenmalige uitkering in één jaar niet langer ziekenfondsverzekerd was.
De spiegelbeeldsituatie derhalve van die van de heer Lagerwaard. Ook
in deze situatie heeft de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.9 van het
arrest geoordeeld "dat gelet op de karakteristieken van de wet en de
Regeling niet kan worden gezegd dat de besluitgever in redelijkheid
niet heeft kunnen komen tot de (genoemde) afwegingen, en bij het maken
daarvan in strijd gehandeld heeft met het gelijkheidsbeginsel of enig
ander algemeen rechtsbeginsel". Gelet op dit rechtsoordeel van de Hoge
Raad zie ik geen aanleiding de regelgeving aan te passen.
Ten overvloede merk ik nogmaals op dat de Ziekenfondswet geen
bepalingen kent die de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
de bevoegdheid geeft in individuele gevallen van de wettelijke
bepalingen af te wijken.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport