Kamerstuk, 28-4-2004
Vaccinatie tegen kinkhoest
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
DBO-CB-U-2478301
28 april 2004
Inleiding
Op 7 april 2004 bracht de Gezondheidsraad het advies "Vaccinatie tegen
kinkhoest" uit. Reden voor dit advies waren de ontwikkelingen op het
gebied van kinkhoest en de werking en bijwerkingen van het
kinkhoestvaccin.
Sinds 1996 is het aantal gevallen van kinkhoest in Nederland
toegenomen. De Gezondheidsraad heeft hierover ook al in 1997 en 2000
geadviseerd. Bij deze advisering lag de nadruk op de sterk
teruggelopen werkzaamheid van het vaccin en de ontwikkeling van een
effectiever vaccin. Hierbij werden de bijwerkingen genoemd als een
ondersteunend argument.
Op basis van het advies uit 1997 heeft mijn ambtsvoorganger het
Nederland Vaccin Instituut (NVI, toen nog de sector vaccins van het
RIVM) opdracht gegeven te starten met een traject om een gecombineerd
DaKTP-vaccin te ontwikkelen. Het advies uit 2000 bevestigde deze lijn.
Toen werd verwacht dat het vaccin in 2004 beschikbaar zou komen. Het
ontwikkelen van het combinatievaccin heeft vertraging opgelopen. De
huidige planning is dat het begin 2007 beschikbaar komt.
Op basis van het advies van 2000 is besloten tot invoering van een
extra boostervaccinatie voor 4-jarigen met acellulair kinkhoestvaccin.
Hiermee is in juli 2001 gestart. Recente gegevens van het RIVM wijzen
erop dat dit een gunstig effect heeft gehad. De incidentie van
kinkhoest onder 3-4 jarigen is in 2002 afgenomen ten opzichte van
voorgaande jaren.
Advies Gezondheidsraad
Om de bescherming van jonge kinderen te verbeteren adviseert de
Gezondheidsraad om zo snel mogelijk over te gaan op een
combinatievaccin met een acellulaire kinkhoestcomponent (DaKTP-Hib).
Redenen hiervoor zijn de verminderde werking en de bijwerkingen van
het huidige vaccin. De commissie acht het aannemelijk dat door
veranderingen in de kinkhoestbacterie het Nederlandse vaccin minder
effectief is geworden. Daarnaast speelt in Nederland net als
internationaal afnemende immuniteit onder oudere kinderen en
volwassenen een rol in de toename van het aantal gevallen van
kinkhoest.
Naast de effectiviteit van het vaccin noemt de Gezondheidsraad de
bijwerkingen als argument. Hij geeft aan dat zowel acellulaire als
cellulaire vaccins zelden of nooit ernstige bijwerkingen met blijvende
lichamelijke gevolgen veroorzaken. Wel komen bij acellulaire vaccins
bijwerkingen die de Gezondheidsraad definieert als "zeer belastend"
minder voor. Overstappen van cellulair naar acellulair kan volgens de
Gezondheidsraad jaarlijks ca. 8000 van deze bijwerkingen voorkomen.
De Gezondheidsraad acht het Nederlands Vaccin Instituut als
kennisinstituut en productiefaciliteit van groot belang voor de
volksgezondheid. Hij adviseert daarom tijdelijke inkoop totdat het
combinatievaccin van het NVI beschikbaar is. In de tussentijd dient de
expertise bij het NVI behouden te worden.
De commissie adviseert nader onderzoek te laten doen naar de
immunologie van kinkhoest ten behoeve van de ontwikkeling van
toekomstige kinkhoestvaccins. Daarnaast beveelt men onderzoek aan naar
de besmettingsbronnen van zeer jonge zuigelingen en
modelleringsonderzoek van vaccinatiestrategieën voor oudere kinderen
en volwassenen.
In een volgend advies zal men ingaan op andere maatregelen om de
circulatie van kinkhoest te voorkomen, ter bescherming van kinderen
vóór ze gevaccineerd zijn.
Standpunt
Gezien het advies van de Gezondheidsraad besluit ik om tijdelijk over
te gaan tot aankoop van een DaKTP-Hib vaccin met acellulaire
kinkhoestcomponent voor gebruik bij zuigelingen in het
Rijksvaccinatieprogramma. In de tussentijd gaat het NVI met volle
kracht verder met het ontwikkelen van het combinatievaccin om dit zo
snel mogelijk te kunnen implementeren. De expertise bij het NVI zal in
de tussentijd in stand gehouden worden.
Na overleg met het RIVM, de Gezondheidsraad, het NVI en de Landelijke
Vereniging van Entadministraties (LVE) verwacht ik dat het in te kopen
combinatievaccin met ingang van 2005 ingevoerd kan worden in het
Rijksvaccinatieprogramma. Deze tijd is nodig om het vaccin aan te
kopen via Europese aanbesteding, zekerheid te verkrijgen over de
leverbaarheid en om de overgang goed voor te bereiden.
Voor de tussenliggende periode wil ik benadrukken dat het belangrijk
is om voorlopig met het huidige vaccin te vaccineren. De
Gezondheidsraad heeft dit ook aangegeven tijdens de technische
briefing die voor de vaste commissie van VWS gehouden is op 8 april
2004. Het huidige vaccin beschermt tegen ernstige kinkhoest, waardoor
sterfte en ziekenhuisopnames voorkomen worden. Sterfte en
ziekenhuisopnames komen dan ook voornamelijk voor bij niet of niet
volledig gevaccineerde kinderen, meestal tussen 0 en 4 maanden. De
kinkhoest die voorkomt onder gevaccineerden, heeft een minder ernstig
verloop dan onder niet gevaccineerden. Daarnaast biedt het
combinatievaccin bescherming tegen difterie, tetanus, polio en
Hib-ziekten. Dit maakt dat de risico's van niet vaccineren vele malen
groter zijn dan de risico's van de mogelijk optredende voorbijgaande
bijwerkingen. Ook uitstel van vaccinaties tegen difterie, kinkhoest,
tetanus, polio en Hib-ziekten stelt kinderen bloot aan vermijdbare
gezondheidsrisico's. Vaccinatie blijft daarom van groot belang.
De aanbevelingen die de Gezondheidsraad doet om nader onderzoek te
verrichten zal ik betrekken bij de opdrachtverlening aan het RIVM.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport