- Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
- Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instituties
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
26 april 2004
Auteurs
Walter van Hattum
Kenmerk
- DVF/AS-062/04
Telefoon
- 070-3485793
Blad
1/34
Fax
- 070-3484803
Bijlage(n)
---
E-mail
- - Walter-van.hattum@minbuza.nl
Betreft
- Rapportage programmahulp 2003
C.c.
-
Net als in voorgaande jaren, bied ik u graag een overzicht aan van het door Nederland in 2003 gevoerde beleid op het gebied van programmahulp, gefinancierd ten laste van middelen voor ontwikkelingssamenwerking. In deel I van deze rapportage wordt een overzicht gegeven van alle door Nederland in 2003 verstrekte macro-georiënteerde programmahulp. In deel II wordt gerapporteerd over de door Nederland in 2003 gefinancierde sectorale programmahulp.
Indien u daar geen bezwaar tegen maakt, zal ik met ingang van volgend jaar deze rapportage integraal onderdeel laten uitmaken van het departementale jaarverslag.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
INLEIDING
Doel van deze programmahulpbrief is u te informeren over de Nederlandse Programmahulp.
Programmahulpis een verzamelnaam voor alle hulpbijdragen die beschikbaar worden gesteld voor algemene, niet projectmatige, financiële ondersteuning van het ontwikkelingsbeleid en de ontwikkelingsprogramma's van een land (definitie OESO/DAC). Zoals in Aan Elkaar Verplicht is vermeld, vindt de uitvoering van het bilaterale ontwikkelingsprogramma plaats op basis van een flexibele inzet van hulpmodaliteiten, waarbij steeds per land wordt afgewogen wat de meest effectieve inzet is. De belangrijkste
reden daarbij om programmahulp te geven is dat het de meest efficiënte vorm van hulp is, het de ownership van het ontvangende land en donorharmonisatie en -coördinatie vergroot. Immers, programmahulp is minder geoormerkt dan projecthulp en tracht meer aan te sluiten bij zowel het eigen beleid als de begrotings- en beheersystemen van het land zelf. Deze kenmerken sluiten aan bij de doelstellingen van de sectorale benadering en van de nationale Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP's). In het
kader van beide benaderingen wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke inzet van begrotingssteun, de meest vergevorderde vorm van programmahulp.
In algemene zin is programmahulp te onderscheiden in macro-georiënteerde en sectorale programmahulp. Macro-georiënteerde programmahulp, in het vervolg van deze brief kortheidshalve macrohulp genoemd, heeft betrekking op alle programmahulp welke niet ten behoeve van individuele sectoren wordt gealloceerd en omvat in de praktijk betalingsbalanssteun, schuldverlichting, algemene begrotingssteun en (co)financiering van structurele aanpassingsprogramma's en sociale fondsen op multisectoraal en/of
sectoroverstijgend niveau. Sectorale programmahulp is programmahulp die in één sector wordt gealloceerd en omvat in de praktijk sectorale begrotingssteun, sectorale (programmatische) basketfinanciering en (co)financiering van sectorale aanpassingsprogramma's. Zowel sectorale als macro-georiënteerde programmahulp kunnen begrotingssteun omvatten
In 2003 zijn nieuwe beleidsaanpassingen geïntroduceerd. Deze zijn aan u gerapporteerd in 'Aan Elkaar Verplicht' (TK 29 234, nr.1). In het kort komen de voor deze brief belangrijkste veranderingen op het volgende neer:
-Concentratie van bilateraal beleid: De bestaande landenlijsten zijn samengevoegd tot een geïntegreerde lijst van 36 partnerlanden waarbij bilateraal langjarig wordt samengewerkt; het aantal sectoren per land wordt beperkt tot twee, hooguit drie. Verder zal sterker worden geconcentreerd op de thema's onderwijs (15% van het OS-budget), milieu en water (0,1% van het BNP), aids-bestrijding en reproductieve gezondheid.
-Uitgangspunt van het beleid is partnerschap (als basis voor bilaterale, nationale en internationale samenwerking)
-Ten minste de helft van het bilaterale OS-budget gaat naar Afrika.
-De uitvoering van het bilaterale ontwikkelingsprogramma vindt plaats op basis van een flexibele inzet van hulpmodaliteiten, waarbij steeds per land wordt afgewogen wat de meest effectieve inzet is, waarbij de hulp bij voorkeur via de begroting van het ontvangende land verstrekt wordt, omdat op deze wijze echt inhoud kan worden gegeven aan de door de regering voorgestane verantwoordelijkheid van het ontvangende land en de coördinatie en harmonisatie van donorinspanningen. Deze begrotingssteun
dient gekoppeld te zijn aan het PRSP-proces, een effectieve beleidsdialoog en resultaten. (Zie paragraaf 4).
Vooral ten behoeve van dit laatste punt, werd het Nederlandse programmahulpbeleid verder vormgegeven. Op het gebied van de macrohulp werd - als onderdeel van de bestaande track record analyse - een nieuwe (interne) handreiking geformuleerd om het instrument macrohulp beter te kunnen toepassen. (Handreiking PFM- -appreciatie).
Het totaal van de uitgaven voor programmahulp daalde in 2003 van EUR 683 miljoen naar EUR 542 miljoen (zie tabel 1). Desondanks, steeg het aandeel begrotingssteun in de totale programmahulp van 15.5% naar 22.5% in 2003. Als aandeel in de totale structurele bilaterale ontwikkelingssamenwerking-middelen (EUR 770 miljoen) steeg het gebruik van deze hulpmodaliteit van 11,7% naar 15,8%. In 2003 bestond (net als in 2002) een groot deel van de programmahulp (EUR 220 miljoen) uit zogenaamde EKI
toerekeningen.-
In deel I van deze programmahulpbrief wordt gerapporteerd over de uitvoering van Nederlands beleid in 2003 ten aanzien van de macrohulp. In deel II wordt een kort overzicht gegeven van de in 2003 door Nederland verstrekte sectorale programmahulp.
Tabel 1: Overzicht en indeling van programmahulp in 2003 (EUR mln)-
2003
%
2002
2001
Macro-georiënteerde programmahulp
421
100%
524
496
Structureel
135
32,0%
131
128
W.v. Algemene Begrotingssteun
86
63,7%
59
42
Incidenteel
286
68,0%
393
369
Sectorale Programmahulp
121
100,0%
159
175
W.v. Sectorale Begrotingssteun
36
29,6%
47
N/a
TOTALE PROGRAMMAHULP
542
683
671
W.v. begrotingssteun
122
22.5%
106
DEEL I MACROHULP
In dit deel wordt gerapporteerd over de uitvoering van Nederlands beleid in 2003 ten aanzien van macro-georiënteerde programmahulp (macrohulp) zoals vastgelegd in de 'Notitie macro-georiënteerde programmahulp' (TK 26 433, nr 22).
Paragraaf 1 geeft een globaal overzicht van de in 2003 door Nederland verstrekte macrohulp aan de ontvangende landen. De verschillende vormen van structurele en incidentele macrohulp worden vervolgens afzonderlijk nader toegelicht in paragraaf 2 en 3. Paragraaf 4 bevat op expliciet verzoek van de Tweede Kamer (TK, 27 584, nr. 1) een onderbouwing van de toegekende macrohulp aan de hand van de beoordelingscriteria voor macrohulp.
1 Overzicht en indeling van macrohulp-
De totale omvang van de in 2003 verstrekte macrosteun bedroeg EUR 421 miljoen, een daling van 20% ten opzichte van 2002 (EUR 524 miljoen). Dit bedrag valt uiteen in structurele en incidentele macrosteun (deze laatste in 2003 enkel in de vorm van schuldkwijtschelding):
1) structureel: EUR 134,8 miljoen 32% (zie par. 2)
2) incidenteel: EUR 286,0 miljoen 68% (zie par. 3)
- Multilateraal bepaald - EKI EUR 219,8 miljoen 52%
- Multilateraal bepaald - ODA- EUR 58,6 miljoen 14%
- Bilateraal bepaald - ODA EUR 5,8 miljoen 1%
Uit tabel 2 blijkt dat het overgrote deel (72%) van de totale macrohulp naar Sub-Sahara Afrika ging en een belangrijk deel naar Azië. De steun in de Balkan betrof de begrotingssteun aan Macedonië. Daarnaast heeft Nederland ook macrosteun gegeven aan Armenië. Geplande steun aan Moldavië en Georgië, andere kiesgroeplanden,- kwam te vervallen als gevolg van het 'off track' zijn van deze landen bij het IMF en de Wereldbank. Kyrgyzstan - kiesgroep noch partnerland - ontving dit jaar voor het
laatst macrosteun als gevolg van eerder aangegane verplichtingen.
Tabel 2: Macrohulp naar regio in 2003 (EUR mln)
Structureel
Incidenteel
Totaal
Sub-Sahara Afrika
84,3
219,2
303,5
72%
Azië
8,0
64,4
72,4
17%
Midden- en Latijns Amerika
19,5
0,6
20,1
5%
Balkan
17,0
0
17,0
4%
Kiesgroeplanden-
4,7
0
4,7
1%
Midden Oosten
0
0
0
0%
Wereldwijd
0
1,8
1,8
0%
Overigen-
1,4
0
1,4
0%
Totaal
134,8
286,0
420,9
100%
Tabel 3 geeft een overzicht van de verdeling van structurele en incidentele macrohulp naar landencategorieën: (36) partnerlanden, HIPC's (Heavily Indebted Poor Countries) en MOL's (Minst Ontwikkelde Landen).- Van het deel van de macrohulp dat vooral
bilateraal bepaald wordt (voornamelijk de structurele macrohulp), ging vrijwel alles in 2003 naar landen die tot de 36 partnerlanden behoren (een stijging van 91% in 2002 naar 99% in 2003). De meeste incidentele hulp is multilateraal bepaald, waardoor Nederland minder sturingsmogelijkheid heeft. Deze ging naar de HIPC-landen (77%) die dankzij Club van Parijs behandelingen in aanmerking kwamen voor Nederlandse schuldverlichting, voornamelijk in de vorm van EKI-toerekeningen. Een aantal hiervan
behoort niet tot de MOL's (bijvoorbeeld Ghana en Ivoorkust) en een aantal behoort weer niet tot de 36 partnerlanden (bijvoorbeeld Democratische Republiek Congo). Zodoende kwam in 2003 53% van de totale macrohulp ten gunste van de 36 partnerlanden (gelijk met het aandeel in 2002). Het totale aandeel van de MOL's en HIPC's steeg tot 64% en 79% (was 53% en 73% respectievelijk).
Tabel 3: Macrohulp naar - overlappende - landencategorieën in 2003 (EUR mln) en aandeel in totale (structurele en incidentele) macrohulp.
Structureel
% van totaal
Incidenteel
% van totaal
Totaal
% van totaal
36 partnerlanden
133,4
99%
88,9
31%
223,7
53%
HIPC Landen
111,7
83%
219,8
77%
331,6
79%
MOL's
77,1
57%
193,2
68%
270,3
64%
2 Structurele macrohulp
Structurele macrohulp maakt integraal onderdeel uit van de landenallocatie waarop een meerjarenplanning van toepassing is. Sinds 2003 kunnen de posten in principe aan het begin van het jaar aangeven hoeveel van hun totale allocatie zij aan macrosteun willen besteden. Dit overigens na inhoudelijke goedkeuring van de Track Record Analyse door DVF- . Vervolgens kan - eveneens na goedkeuring van het beoordelingsmemorandum door DVF - de post een deel van haar allocatie via een macrosteunprogramma
besteden. Voor deze hulp kwamen in 2003 in beginsel de 36 partnerlanden (inclusief enkele kiesgroeplanden) en Kyrgyzstan- in aanmerking. De totale omvang van de in 2003 verstrekte structurele macrohulp bedroeg EUR 135 miljoen, een lichte stijging van 3% ten opzichte van 2002.
Tabel 4: Structurele macrohulp naar hulpvorm (EUR mln)
Hulpvorm-
%
Algemene Begrotingssteun
86,2
64%
Sociale Fondsen
6,7
5%
Cofinanciering Sectoroverstijgende hervormingen
42,0
31%
Totaal
134,8
100%
Algemene begrotingssteun
Bij algemene begrotingssteun worden deviezen overgemaakt naar de centrale bank en daar omgezet in lokale valuta ter aanvulling van de overheidsbegroting van het ontvangende land. Het gaat om niet-geoormerkte gelden die bilateraal beschikbaar worden gesteld aan de algemene begroting met als doel een verruiming van de bestedingsmogelijkheden ter financiering van het armoedebestrijdingsbeleid en de daarmee geïdentificeerde prioritaire sociale sectoren. Dit beleid is bij voorkeur vastgelegd in een
Poverty Reduction Strategy (Paper), die ook de aanleiding vormt van de intensieve dialoog die Nederland voert met het ontvangende land. De (kwaliteit van de) dialoog is daarbij mede bepalend voor deze steun, die zelf weer aanleiding is voor verdere dialoog. Ten opzichte van 2002 is het aandeel algemene begrotingssteun in de structurele macrohulp flink gestegen, van 45% naar 64%. In 2003 ontvingen Benin, Bolivia, Burkina Faso, Ghana, Mozambique, Tanzania en Uganda algemene begrotingssteun. Deze
begrotingssteun droeg direct bij aan het armoedebestrijdingsbeleid in deze landen. Meerjarige committeringen zijn gecontinueerd in 2003 voor Burkina Faso en Tanzania. Voor Mozambique is een nieuwe meerjarige committering met meer donoren afgesloten. Deze committeringen zijn in nauw overleg tussen de betrokken ambassade en het departement tot stand gekomen, waardoor meer kennis en inzicht ontstaan in de vraag onder welke omstandigheden een meerjarige committering verantwoord is en welke
elementen in de arrangementen moeten worden opgenomen. De inzichten die zo zijn opgedaan zijn meegenomen in overleg met andere donoren over harmonisatie van financieringen in zogenaamd "Harmonisation in Practice (HIP)"-verband.-
Definiëring begrotingssteun
In de programmahulpbrief 2002 is een aanzet gegeven om de definiëring van begrotingssteun aan te passen, en te spreken over 'on budget' financiering als aan een aantal voorwaarden voldaan wordt. Volgens de meest zuivere definitie is van 'on budget' financiering sprake als het onderliggende programma is geformuleerd en uitgevoerd door de regering; vastgesteld en gecontroleerd door het parlement, past bij de PRSP-begroting en als de middelen via het Ministerie van Financien lopen. Omdat deze
criteria niet altijd voor 100% gehaald worden, is in 'HIP-kader' de 100% zuivere definitie losgelaten en kan er beter gesproken worden over de mate van alignment (afstemming) die de aangeboden financiering met de begroting kent, waarbij er verschillende mogelijkheden bestaan. In onderstaand overzicht van criteria wordt duidelijk waar de mate van alignment van afhangt. Hoewel het streven blijft om zoveel mogelijk 'on budget' steun te geven (fully aligned), blijkt het in de realiteit - in
multi-donor-kader - vaak meer haalbaar minder aligned vormen van begrotingssteun (steun aan de begroting) te geven.
Criteria (budget) support for joint financing agreements-
Fully aligned
Most common
Least aligned
Budget planning by government
yes
yes
no
Budget execution by government
yes
yes
no
Budget approval by parliament
yes
no
no
Budget control by parliament
yes
no
no
Disbursement through host government
system, i.e. treasury
yes
yes
no
No additional reporting required
yes
no
no
Link with PRSPs
yes
yes
no
Sociale fondsen
In sommige gevallen wordt een bijdrage gekanaliseerd via een multilateraal fonds dat door de overheid of de Wereldbank wordt beheerd en dat dient ter financiering van uitgaven in de prioritaire sociale sectoren, zoals vastgelegd in het nationale Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP). In 2003 ontving Nicaragua begrotingssteun via een door de overheid beheerd multilateraal fonds ter ondersteuning van de sociale sectoren zoals in de PRSP geformuleerd.
Ten opzichte van 2002 is het aandeel van bijdragen aan sociale fondsen verder afgenomen, van 9% naar 5%. Dit komt met name omdat deze 'multilaterale fondsen' een overgangsconstructie betreffen naar algemene begrotingssteun en verbonden waren met de thans nauwelijks meer gangbare klassieke structurele aanpassingsprogramma's van de Wereldbank.
Cofinanciering van hervormingsprogramma's van de Wereldbank
Het betreft hier cofinanciering van multisectorale of sectoroverstijgende hervormingsprogramma's van de Wereldbank. Doel van dergelijke programma's is sanering van economieën te ondersteunen en hervormingsprocessen te faciliteren door middel van structurele aanpassingsprogramma's en sector-overstijgende programma's (bijvoorbeeld institutionele hervorming van de overheidssector). In 2003 cofinancierde Nederland programma's van de Wereldbank in Armenië, Bolivia, Kyrgyzstan, Macedonië, Mali en
Vietnam. Deze cofinancieringen stellen landen in staat om tot een effectiever overheidsbeleid gericht op armoedebestrijding te komen. Soortgelijke hervormingsprogramma's worden tevens uitgevoerd op sectoraal niveau (zie deel II: sectorale programmahulp). Het aandeel cofinancieringen in de totale structurele macrohulp (31%) was geringer dan dat van 2002 (46%).
3 Incidentele macrohulp
Incidentele macrohulp is macrohulp die in principe als een éénmalige bijdrage wordt verstrekt aan landen die veelal door externe omstandigheden en hun kwetsbaarheid voor deze omstandigheden (eenzijdige export, natuurlijke rampen, crises, olieprijzen, rentestanden, etc.) in een economische noodsituatie zijn gekomen. Veelal gaat het om landen die mede als gevolg hiervan een onhoudbare schuldenlast hebben, die weer een debt overhang- kan veroorzaken. Het gaat bij incidentele macrosteun om
schuldverlichting, maar in principe ook om incidentele betalingbalans- en begrotingssteun.
Tabel 5: Incidentele Macrohulp naar hulpvorm (EUR mln)
Schuldverlichting
Op grond van mulilaterale besluitvorming
Schuldverlichting Club van Parijs / HIPC - OS-leningen
58,6
20%
EKI-toerekeningen
219,8
77%
Op grond van bilaterale besluitvorming
Kwijtschelding bilaterale schulden
5,8
2%
Kwijtschelding multilaterale schulden
0
0%
HIPC Trust fund
1,8
1%
Betalingsbalanssteun-
0
0%
Algemene Begrotingssteun
0
0%
Totaal
286,0
100%
Schuldverlichting
Onder schuldverlichting wordt kwijtschelding of consolidatie van schulden verstaan. Bij een debt overhang zullen crediteuren geen nieuwe leningen willen verschaffen, ook al zijn er goede projecten te financieren. Daarnaast is er voor het land zelf geen prikkel om te investeren, omdat de eventuele opbrengsten van die investeringen immers naar de oude schuldeisers zullen vloeien. Ook particuliere (buitenlandse) investeerders worden ontmoedigd door een debt overhang, omdat hogere verwachte
schuldbetalingen in de toekomst zullen leiden tot toename van belastingen, een hoger financieringstekort, inflatoire financieringen, een hogere rente, wisselkoersinstabiliteit en, daarmee samenhangend, kapitaalvlucht. Schuldverlichting is allereerst gericht op het wegnemen van deze debt overhang en vervolgens het herstel van een houdbare schuldpositie. Een houdbare schuldpositie is een noodzakelijke voorwaarde voor het aantrekken van buitenlandse investeringen en economische groei. Bovendien
krijgen de betrokken landen door schuldverlichting meer ruimte in hun begroting voor uitgaven ten behoeve van armoedebestrijding. Schuldverlichting wordt via verschillende kanalen gegeven (zie hieronder) en vormt met EUR 286 miljoen de enige component van de incidentele macrohulp in 2003. Dit is een sterke daling ten opzichte van 2002 (EUR 393 miljoen). Het aandeel EKI-toerekeningen (77%) steeg ten opzichte van het jaar daarvoor (73%).
Schuldverlichting Club van Parijs
Landen die menen in aanmerking te komen voor een schuldenregeling kunnen zich wenden tot de Club van Parijs. Op basis van de in deze informele Club geldende regels en voorwaarden wordt vervolgens bepaald of - en zo ja, in hoeverre - schuldverlichting zal worden toegekend. De basis voor schuldkwijtschelding is een schuldhoudbaarheidsanalyse van het IMF. In multilateraal verband komen alleen de landen met een onhoudbare schuld in aanmerking voor kwijtschelding, welke vervolgens gericht is op
herstel van schuldhoudbaarheid. De multilaterale akkoorden die in de Club van Parijs worden afgesloten hebben betrekking op kwijtschelding en consolidatie van bilaterale schuldendiensten dan wel hoofdsommen voor alle aangesloten crediteuren. Het gaat hierbij om zowel OS-leningen als op door de staat herverzekerde exportkredieten (commerciële of EKI vorderingen). Meer over de procedures van de Club van Parijs staat in de programmahulpbrief 2002. In 2003 ontving Indonesië als onderdeel van een
Club van Parijs behandeling in 2002 EUR 58.6 miljoen aan schuldverlichting (consolidatie).
In oktober 2003 hebben de leden van de Club van Parijs overeenstemming bereikt over de zogenaamde Evian-benadering. Deze benadering maakt het mogelijk om niet-HIPC landen die naar de Club van Parijs komen een schuldenregeling op maat aan te bieden, zodanig dat de schulden van deze groep landen ook op lange termijn houdbaar blijven. De schuldenregeling voorziet in een gefaseerde benadering, waarbij een koppeling wordt gemaakt met economische prestaties. Schuldkwijtschelding zal alleen in
uitzonderlijke gevallen worden overwogen wanneer de noodzaak hiertoe duidelijk is vastgesteld. Om de kans op een langdurig effect van de regeling te vergroten zal verder de coördinatie tussen de Club van Parijs en andere crediteuren, met name private partijen, belangrijker worden.
EKI-toerekeningen
EKI staat voor Export Kredietverzekering en Investeringsgaranties. Het betreft de publieke commerciële vorderingen, in de Nederlandse context ook vaak aangeduid als EKI-vorderingen. Deze zijn ontstaan doordat Nederlandse bedrijven aan andere bedrijven in het buitenland producten leveren en hierbij (via een bank) een exportkrediet geven. De bedrijven verzekeren het risico op non-betaling bij Atradius DSB (voormalig NCM - Nederlandse Credietverzekeringsmaatschappij), die het risico weer
herverzekert bij de Staat (het ministerie van Financiën). Indien de regering van het bedrijf in het buitenland eveneens een staatsgarantie heeft afgegeven, ontstaat, indien niet wordt betaald, uiteindelijk een schuld van de ene overheid aan de andere. Zoals aan u gemeld in de brief van 23 mei 2000 (TK 26 234, nr. 14), komt de kwijtschelding van commerciële schulden uit hoofde van de exportkredietverzekering ten laste van het 0,8% BNP ODA-budget. Vanaf 1996 wordt kwijtschelding van vorderingen
op DAC I-landen, die ontstaan zijn uit hoofde van de schade-uitkeringen onder de exportkredietverzekering, al toegerekend. In het hoofdlijnenakkoord is ruimte gecreëerd om deze toerekening met een maximum van EUR 300 miljoen per jaar op te hogen (tot EUR 539 miljoen in 2003 en EUR 506 miljoen in 2004). Elk jaar wordt echter alleen toegerekend wat daadwerkelijk wordt kwijtgescholden in het kader van de Club van Parijs.
De schuldverlichting op door de Staat herverzekerde exportkredieten, bedroeg in 2003 EUR 220 miljoen; dat is minder dan in 2002 (EUR 285 miljoen), maar nog steeds ruim 5 keer zoveel als in 2001 (40 miljoen). Het betrof voornamelijk de Democratische Republiek Congo (EUR 181 miljoen), een toerekening als gevolg van een Napels-behandeling in 2002- . Daarnaast ontvingen Benin, Ethiopië, Ghana, Kameroen, Mali, Nicaragua, Rwanda, Senegal, Sierra Leone, Tsjaad, Burkina Faso en Ivoorkust
EKI-kwijtscheldingen.
Kwijtschelding bilaterale OS-schulden
Bilateraal bepaalde schuldverlichting van OS-leningen werd verleend voor een totaal van EUR 5,8 miljoen (ten opzichte van EUR 20,6 miljoen in 2002). Sri Lanka ontving schuldverlichting ten behoeve van het vredesproces. India ontving schuldverlichting als gevolg van een valutaclausule, die een vaste minimale dollarkoers garandeert bij de aflossing van Indiase schulden aan Nederland. Omdat India begin 2004 alle uitstaande OS-schulden aan Nederland heeft terugbetaald zal deze clausule voor
beëindiging van de looptijd komen te vervallen.
HIPC Trust Fund
Via het gezamenlijke HIPC-initiatief van Wereldbank en IMF kunnen zwaar verschuldigde landen in aanmerking komen voor omvangrijke schuldverlichting. Het HIPC Trust Fund dient ter financiering van een deel van de multilaterale kosten van de HIPC-schuldverlichting. Nederland heeft in oktober 2002 opnieuw een bijdrage toegezegd aan dit Fonds. Het bedrag van USD 68 miljoen dat Nederland heeft toegezegd bestaat uit USD 56 miljoen die Nederland zelf bilateraal zal overmaken plus het Nederlandse
aandeel van de bijdrage van de EU aan het HIPC-Trustfund ter waarde van USD 12 miljoen. Aangezien Nederland voorheen vaak als eerste betaalde, heeft Nederland aangegeven dat dit bedrag betaald zal worden nadat de meeste G7-landen hun bijdragen hebben geleverd. Dat is nog niet gebeurd. Op dit moment wordt er van uit gegaan dat het bedrag in 2005 betaald zal worden. Ook maakte Nederland wederom EUR 1,8 miljoen over aan de International Fund for Agricultural Development (IFAD) ter financiering van
zijn HIPC-bijdrage. Meer over de HIPC-procedures staat in de programmahulpbrief 2002.
Schuldhoudbaarheid
Hierboven werd al aangegeven dat debt overhang één van de problemen is die ontwikkelingslanden beperkt in hun economische opbouw. Schuldverlichting is met name bedoeld om deze situatie te veranderen. In 2003 publiceerde de onafhankelijke Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) een onderzoeksrapport over de resultaten van schuldverlichting in de periode 1990-1999. Eén van de problemen die wordt gesignaleerd is dat veel landen in een vicieuze cirkel terechtkomen van
onhoudbare schuld, schuldkwijtschelding, het aangaan van nieuwe leningen en vervolgens weer een onhoudbare schuldsituatie. HIPC heeft ertoe bijgedragen en zal er verder toe bijdragen dat een groot aantal landen inmiddels een betere schuldpositie hebben. Echter, gelet op de budgettaire consequenties van de schuldverlichting en op de economische gevolgen van een onhoudbare schuldsituatie voor ontwikkelingslanden, wil Nederland helpen voorkomen dat deze en andere landen in de toekomst weer in een
debt overhang situatie terecht komen. Een bijdrage daartoe is de financieringsmodaliteit van nieuwe financieringen af te stemmen met de schuldhoudbaarheid van een land. Zodoende heeft Nederland in 2003 de internationale discussies over schuldhoudbaarheid gestimuleerd. Wereldbank en IMF zijn momenteel bezig met het opstellen van een schuldhoudbaarheidsanalyse die ontwikkelingsrelevant en landspecifiek is. Dit instrument zal de inzet zijn om de financieringsmodaliteit van ontwikkelingslanden vast
te kunnen stellen, met andere woorden: als een land geen houdbare schuld heeft, zou het financiering in de vorm van schenkingen moeten ontvangen, niet in de vorm van leningen. Door bij de oorzaak van het probleem te interveniëren, kan het risico op een schuldproblematiek in de toekomst verkleind worden. Daarnaast maakt Nederland zich sterk voor meer en beter gecoördineerde technische assistentie aan landen om hun schuldbeheer te versterken, onder meer door financiering van het Debt Management
Financial Analysis System programma van UNCTAD. Ook versterkt Nederland de capaciteit van de ambassades op het gebied van schulden via het Public Finance Management Postondersteuningsprogramma,- zodat zij in hun programmering met de schuldproblematiek rekening kunnen houden.
4 Onderbouwing van de toegekende macrohulp
In voorgaande paragrafen is reeds aangegeven waarom landen macrohulp ontvingen. In deze paragraaf wordt op expliciet verzoek van de Tweede Kamer een nadere onderbouwing gegeven van de toegekende macrohulp aan de hand van de beoordelingscriteria voor macrohulp. Voor de schuldverlichting verleend op grond van Club van Parijs- en HIPC-akkoorden gelden andere, in multilateraal verband overeengekomen, criteria.
Het beoordelingskader voor macrohulp (track record)
Zoals vermeld in Aan Elkaar Verplicht, vindt de uitvoering van het bilaterale ontwikkelingsprogramma plaats op basis van een flexibele inzet van hulpmodaliteiten, waarbij steeds per land wordt afgewogen wat de meest effectieve inzet is. Voor de inzet van begrotingssteun geldt een aantal voorwaarden. In de eerste plaats dient begrotingssteun direct gekoppeld te zijn aan het PRSP-proces. Ten tweede dient deze gepaard te gaan met een effectieve beleidsdialoog met het ontvangende land op het gebied
van beter bestuur, inclusief de politieke dimensie, en armoedebestrijding. Ten derde dient deze financiering gebaseerd te zijn op resultaten op basis van duidelijk af te spreken voortgangsindicatoren voor institutionele en beleidshervormingen. Begrotingssteun die op deze wijze verstrekt wordt, draagt bij aan de voorspelbaarheid van donorbijdragen voor ontvangende landen.
Aan de hand van een landspecifiek track record- wordt beoordeeld of het verlenen van macrohulp - en in welke vorm - verantwoord is. Het track record bevat vier beleidsclusters waarin een oordeel wordt gegeven over respectievelijk de visie van en samenwerking met de internationale financiële instellingen, de kwaliteit van het gevoerde economische beleid, de kwaliteit van bestuur en de kwaliteit van het sociale beleid. De track records worden opgesteld door de ambassades die daarbij gebruik
maken van analyses van internationale en nationale instellingen en eigen beleidsmatige analyses (onder andere armoedeanalyse, PRSP-appreciatie, institutionele analyse) die ten grondslag liggen aan de eigen jaarplannen. Daarnaast bestaat sinds 2003 ook een appreciatiekader ter beoordeling van het Public Finance Management (PFM) van de ontvangende overheden (zie kader). Goede beoordeling hiervan is een expliciete voorwaarde voor begrotingssteun. De aldus tot stand gekomen oordelen worden
afgemeten aan de criteria van de Country Performance and Institutional Assessments (CPIA) van de Wereldbank. Bij eventuele afwijking van het oordeel van de ambassade van de CPIA-score dient in het track record een nadere onderbouwing van het eigen oordeel te worden gegeven op basis van consultaties met de Wereldbank. Op grond van de scores van de ambassade wordt het totaaloordeel opgesteld aan de hand waarvan de besluitvorming (wel/geen begrotingssteun/macrosteun, modaliteitskeuze) plaatsvindt.
In 2004 zal de track record systematiek verder worden ontwikkeld, opdat één beoordelingssysteem ontstaat, waar onderliggende kaders in opgaan.
PFM-appreciatie
In 2003 heeft Nederland een intern Public Finance Management appreciatiekader vastgesteld. Programmahulp, en in het bijzonder begrotingssteun zoekt aansluiting bij de begrotingsprocessen van ontwikkelingslanden. Dit maakt kennis over begrotingsbeleid en -beheer in ontvangende landen een noodzakelijke en belangrijke voorwaarde voor de kwaliteit van ontwikkelingssamenwerking. Met behulp van het appreciatiekader PFM kan de kwaliteit van de overheidsbegroting en begrotingsprocessen gestructureerd
worden geanalyseerd. De conclusies uit de PFM-appreciatie worden integraal opgenomen in eerdergenoemde track record analyse.
Box 4.1: Nederlandse aanpak PFM-appreciatie Doel van de Nederlandse aanpak ten aanzien van PFM is een beter inzicht krijgen in het begrotingsbeleid en -beheer van een ontwikkelingsland, om zodoende bij te dragen aan een beter geïnformeerde:
·Interne besluitvorming omtrent de in te zetten hulp, modaliteitkeuzen en ontwikkelingsagenda;
·Externe positie in de lokale en internationale beleidsdialoog.
Daartoe moet een beter inzicht worden verkregen in de (on)mogelijkheden van het begrotingsproces om uitvoering te geven aan een verantwoord op armoedebestrijding gericht beleid, het gaat hier met name om:
·Vertaling van beleidsstrategieën in de overheidsbegroting over de komende jaren.
·Uitvoering door de overheid van de door het parlement goedgekeurde begroting.
·Rapportages over de beleidseffectiviteit en de efficiency van uitvoering, en de doel- en rechtmatigheid van activiteiten en uitgaven.
·Controle op de begrotingsuitvoering en -verantwoording door parlement en maatschappij.
PFM-instrumenten die op basis van doelen en voorwaarden voor Nederland centraal zullen staan zijn:
·Medium Term Expenditure Framework (MTEF).
·Public Expenditure Review (PER).
·Country Financial Accountability Assessment (CFAA).
·Nationale Rekenkamer rapporten (Audit Reports van de Surpreme Audit Institution)
PRSP-appreciatie
De door nationale overheden geformuleerde Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP's) zijn een goed instrument voor het leveren van een bijdrage aan deze doelstelling van armoedebestrijding. Zij vormen dan ook het kader voor de bilaterale ontwikkelingssamenwerking, ongeacht de modaliteitsvorm.
In landen waar een (i)PRSP- in uitvoering is, zullen Nederlandse ambassades -waar mogelijk in overleg met andere donoren- een oordeel geven over het proces waarmee het PRSP tot stand komt, de kwaliteit van de strategie zelf en de uitvoering die de overheid er aan geeft. Ook zal de voortgang van de uitvoering en het functioneren van het evaluatie- en monitoringsysteem worden gewaardeerd. De handreiking ten behoeve van de posten geeft een leidraad voor het voeren van een interne discussie
over armoedebestrijding in het algemeen en PRS processen in het bijzonder. Daarnaast dient het onder andere
a)als input ten behoeve van een beleidsdialoog met het land over de armoedestrategie en de consequenties voor beleidskeuzes en de nationale begroting, waarbij knelpunten expliciet in de beleidsdialoog met het ontvangende land aan de orde kunnen worden gesteld;
b)als basis voor beleidsdialoog op landenniveau met multilaterale instellingen over PRSP en gerelateerde financiering en
c)als maatstaf voor de mate waarin de uitvoering van de PRS bijdraagt aan het behalen van de MDG's.
Net als bij de PFM-appreciatie worden de conclusies uit de PRSP-appreciatie integraal opgenomen in eerdergenoemde track record analyse.
Box 4.2 PRSP-appreciatiekader-
Beoordelingsaspecten van het formuleringsproces (en uitgangssituatie) van het PRSP
·Het macro-economisch kader en keuzes pro-poor growth;
·politieke draagvlak en ownership;
·de armoedesituatie in het land op basis van een armoedeanalyse;
·aanwezigheid van indicatoren en een monitoring en evaluatiesysteem;
·het armoedebestrijdingsbeleid.
Aspecten ter appreciatie van het implementatie-proces (t.b.v. monitoring)
·Institutionalisering, politieke draagvlak en rechtmatigheid bestuur;
·goed bestuur en institutionele capaciteit;
·het fiscale raamwerk (public expenditure management);
·poverty and social impact analysis (PSIA);
·aansluiting donoren bij en samenwerking i.h.k.v. PRSP;
·harmonisatie van beleid en beheer en donorcoördinatie.
Track Records en ontvangen macrohulp
In totaal zijn er in 2003 26 Track Record Analyses ingediend. Alle landen die in 2003 structurele macrohulp kregen, hadden positieve ("voldoende") track records. Omdat dit instrument meer en meer als analyse en beoordelingsinstrumentarium voor de algehele modaliteitskeuze in een land gebruikt wordt, is afgesproken dat er uiterlijk in 2005 voor alle 36 partnerlanden een track record wordt opgesteld. Mede gelet op deze bredere toepassing wordt in 2004 een nieuw format voor de track record analyse
ontwikkeld, waarbij de analyse gevoed zal worden - naast de bestaande PRSP- en PFM- appreciaties - door onder andere een beoordeling van goed bestuur en ondernemingsklimaat.
5 Toerekening basisonderwijs
In Aan Elkaar Verplicht is vermeld dat vanaf 2004 een deel van de macrosteun zal worden ingezet voor de realisatie van de intensivering basisonderwijs. Immers, steun op sectoroverstijgend niveau draagt direct en indirect ook bij aan de onderwijsdoelstellingen van het partnerland. Toerekening kan in principe op twee wijzen geschieden: In de eerste plaats een begrotingstechnische toerekening, waarbij het percentage onderwijsbestedingen in een ontvangend land als basis wordt gebruikt (zogenaamde
nominal earmarking). In de tweede plaats een beleidsmatige toerekening, waarbij vooraf een waarde (in percentage) wordt toegerekend aan resultaten op het gebied van onderwijs en deze waarde de basis vormt van de toerekening (notional earmarking). Hiervoor zal in 2004 nieuw beleid geformuleerd worden. In voorgaande jaren is al op basis van 'nominal earmarking' een deel van de macrosteun toegerekend aan basisonderwijs. In 2003 bedroeg het totaal dat nominaal aan onderwijs toegerekend is EUR 18
miljoen, oftewel 4% van de totale macrosteun. Vanaf 2004 zal in een aantal specifieke landen, die voldoen aan de binnen het nieuwe beleid vastgestelde criteria, op basis van 'notional earmarking' toerekening aan basisonderwijs plaatsvinden en in andere landen zal 'nominal earmarking' worden gebruikt.
6Conclusie
Door verruiming van het macrobeleid ten aanzien van ontwikkelingslanden - schuldverlichting aan landen die zich vanwege een onhoudbare schuldenlast kwalificeren voor het HIPC-initiatief en begrotingssteun ter ondersteuning van nationale armoedebestrijdingsstrategieën - nam het aandeel van macrohulp in het totale OS-budget de afgelopen jaren gestaag toe. In 2003 werd deze groei voor het eerst sinds vijf jaar omgezet in een daling. De totale hoeveelheid verstrekte macrohulp (structureel en
incidenteel) nam af van EUR 524 miljoen naar EUR 421 miljoen, waarbij echter kan worden opgemerkt dat de groei in 2002 vooral toenam door de EKI-toerekeningen in de vorm van schuldverlichting aan HIPC-landen die ten laste kwam van het ODA-budget. De structurele macrohulp nam daarentegen zowel absoluut als percentueel ten opzichte van het totale bilaterale OS-budget behoorlijk toe van 14,5 % naar 17,5%. Ondanks dalende budgetten besloten veel ambassades toch deze modaliteit in te zetten, wat
getuigt van een voortschrijdende waardering van de macrosteun als hulpmodaliteit. Om tot een vergelijking van de totale macrohulp in 2003 met voorgaande jaren te komen wordt in tabel 6 de indeling tussen 'schuldverlichting' (ODA en non-ODA) en 'overige macro-georiënteerde programmahulp' (inclusief incidentele betalingsbalanssteun en begrotingssteun) gehanteerd.
In 2003 heeft de Nederlandse macrohulp 24 (waarvan 17 partner-) landen in staat gesteld de schuldpositie te verbeteren en/of structurele hervormingen uit te voeren, macro-economisch on-track te blijven en armoedebestrijdingsstrategieën te financieren (zie bijlages 2 en 3). Het aandeel macrohulp dat naar partnerlanden ging bedroeg 53% (gelijk als 2002). Vanwege het multilateraal bepaalde karakter van schuldverlichting en het grote aandeel hiervan in de macrohulp, is het moeilijk dit percentage
te sturen.
Tabel 6: Verstrekte macrohulp 1998 - 2003(EUR Mln)
Vorm van macrohulp
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Schuldverlichting
141
234
167
236
393
286
Waarvan besloten in multilateraal verband
56
85
100
182
370
278
Waarvan EKI-toerekeningen
36
15
32
40
285
220
Overige Macrohulp-
77
119
211
260
131
135
Totaal
218
353
378
496
524
421
EKI als % van het totaal
17%
4%
8%
8%
54%
52%
DEEL II SECTORALE PROGRAMMAHULP
In dit deel wordt een kort overzicht gegeven van de in 2003 door Nederland verstrekte sectorale programmahulp. Vervolgens wordt de sectorale programmahulp geplaatst in het perspectief van de 'sectorale benadering'.
7 Overzicht van sectorale programmahulp
Sectorale programmahulp is gericht op ondersteuning van het beleid en verbetering van de effectiviteit en efficiency in een specifieke sector. Met de sectorale benadering wordt gestreefd naar het in beweging brengen van een hele (sectorale) kolom in plaats van kleine delen daaruit via projectinterventies. In essentie gaat het hierbij om het verbeteren van overheidsbeleid in de sectoren die in het kader van het PRSP prioritair zijn gesteld. Bij sectorale programmahulp ligt de focus meer op de
uitvoering van (operationeel) beleid dan bij macrohulp, welke meer gericht is op de ondersteuning van het totale ontwikkelingsproces van een land en het daaraan ten grondslag liggende overheidsbeleid. Sectorale programmahulp wordt gefinancierd uit de gedelegeerde budgetten en wordt bij voorkeur via het Ministerie van Financiën van het ontvangende land gekanaliseerd. De door Nederland verstrekte sectorale programmahulp maakt deel uit van de landenallocatie en heeft derhalve een structureel
karakter.
Tabel 7: Sectorale Programmahulp in 2003 naar sector (EUR mln)-
% van totaal
2002
Onderwijs
50,9
42%
80,2
Landbouw
3,1
3%
13,9
Milieu
10,3
8%
2,5
Gezondheidszorg
33,8
28%
41,5
Goed Bestuur
11,8
10%
15,8
Water
1,9
2%
1,5
Sectordoorsnijdend
9,4
8%
2,4
Totaal
121,2
100%
158,5
De totale omvang van de in 2003 verstrekte sectorale programmahulp bedroeg EUR 121,2 miljoen. Hoewel dit een (absolute) daling is ten opzichte van 2002 en 2001 (EUR 158,5 en EUR 174,8 miljoen), is deze vooral een gevolg van een algehele daling van het totale bilaterale OS-budget.- Als aandeel van het bilaterale gedelegeerde budget is de sectorale programmahulp vrijwel gelijk als in 2002 (19,1% in plaats van 20,5%) en de sectorale benadering lijkt zich dus geconsolideerd te hebben. Het
grootste deel van de sectorale programmahulp ging zoals gebruikelijk naar onderwijs en gezondheidszorg (zie tabel 7 en bijlage 4). De belangrijkste redenen voor de concentratie van sectorale programmahulp in de sociale sectoren zijn de hoge prioriteit die zij genieten in het beleid van zowel ontwikkelingslanden als Nederland, de beschikbaarheid en uitvoerbaarheid van meerjarige sectorplannen en de relatief vergevorderde donorcoördinatie. Tevens speelt een rol dat in de sociale sectoren het
langst ervaring is opgedaan omdat al in het begin van de jaren negentig met voorlopers van sectorale programma's is begonnen. In de loop van de tijd is de samenwerking verbeterd en is het vertrouwen tussen de samenwerkingspartners toegenomen.
Tabel 8: Sectorale Programmahulp in 2003 naar hulpsoort (EUR mln)
Begrotingssteun
Cofinanciering
Basket
Onderwijs
14,0
3,3
33,7
Landbouw
0
0
3,1
Milieu
1,5
0
8,8
Gezondheidszorg
11,0
6,7
16,1
Goed Bestuur
5,0
0,4
6,4
Water
1,2
0,3
0,5
Sectordoorsnijdend
3,2
0,2
6,0
Totaal
35,8
10,8
74,5
% van totaal
30%
9%
62%
Sectorale programmahulp kan de volgende vormen aannemen:
1.Een financiële bijdrage aan de begroting van een sector (sectorale begrotingssteun);-
2.Een financiële bijdrage aan structurele hervormingen op sectoraal niveau (cofinanciering van sectorale hervormingsprogramma's);
3.Een financiële bijdrage aan een gemeenschappelijk fonds (basket) voor een sectoraal programma op basis van een gezamenlijk tussen ontvangend land en donoren overeengekomen beheerskader (basketfinanciering)- .
Tabel 9: Sectorale Programmahulp in 2002 naar regio
Totaal
%
2002
Sub-Sahara Afrika
93,1
77%
127,1
Azië
9,7
8%
13,2
Midden- en Latijns Amerika
16,5
14%
15,6
Balkan
0
0%
0
Kiesgroeplanden
1,2
1%
1,0
Midden Oosten
0,7
1%
1,5
Totaal
121,2
100%
158,5
In 2003 ging het merendeel van de Sectorale Programmahulp naar basketfinancieringen (62%). Het aandeel begrotingssteun bleef gelijk (30%), maar het aandeel cofinancieringen daalde significant (van 33% naar 9%). Als verklaring hiervoor kan vooral gedacht worden aan een beter leidersschap en dus grotere rol van ontvangende overheden in het organiseren van de sectorale benadering wat leidt tot een kleinere rol van de Wereldbank. In 2003 ging net als in 2002 het merendeel (77%) van de sectorale
programmahulp naar Sub-Sahara Afrika. Alle sectorale programmahulp ging in 2003 naar onze partnerlanden.
8 Sectorale programmahulp in het perspectief van de sectorale benadering
De 'sectorale benadering' als organiserend principe heeft als doel het vergroten van de effectiviteit van de hulp door de ontvangende overheid in staat te stellen een meerjarig, eigen beleid uit te voeren dat door meerdere donoren ondersteund wordt. De sectorale benadering biedt zo een eenduidig beleidskader; met gemeenschappelijke financiering en met ex-ante afgesproken monitoring. Voorwaarde van een goede sectorale benadering is dat het sectorbeleid van een land deel uitmaakt van een algehele
ontwikkelingsstrategie van een land zoals vastgelegd in Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP's) die voor Nederland en andere donoren het kader vormen voor de sectorale benadering. Binnen de sectorale benadering vervullen de verschillende hulpvormen een specifieke rol. De macrohulp dient vooral ter ondersteuning van het macrobeleid en sectoroverstijgende hervormingsprocessen die tezamen kaderstellend zijn voor de formulering en uitvoering van sectorbeleid. De sectorale programmahulp richt
zich op directe financiering van het sectorbeleid en sectorale hervormingen. De projecthulp wordt gegeven aan landen die gelet op hun beleid en bestuur nog niet kwalificeren voor programmahulp en/of ter financiering van innovatieve activiteiten voordat zij onderdeel gaan uitmaken van het overheidsbeleid.
Uit het bovenstaande volgt dat binnen de bilaterale hulp macrohulp, sectorale programmahulp en projecthulp gelijktijdig kunnen worden ingezet ter financiering van de ontwikkelingsstrategie inclusief de daaronder vallende sectorstrategieën, waarbij (algemene of sectorale) begrotingssteun - indien mogelijk - de voorkeur geniet.
9 Conclusie
In 2003 is minder sectorale programmahulp verstrekt dan in 2002. Het aandeel Sectorale Programmahulp van het bilaterale OS-budget en naar thema en regio bleef echter bijna gelijk en daarmee lijken de sectorale programmahulp en de sectorale benadering zich geconsolideerd te hebben.
Tot slot-
Voor een succesvolle uitvoering van de sectorale programma's zijn voldoende institutionele en financiële beheerscapaciteit van doorslaggevend belang. Nederland - maar ook andere bilaterale en multilaterale donoren - zullen ontwikkelingslanden hierbij blijven ondersteunen door activiteiten te financieren op zowel sectoraal niveau als macroniveau. Bij toenemend vertrouwen in de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid, de institutionele hervormingen en het financieel beheer van de
overheidsuitgaven, is een verschuiving van basket- en cofinancieringen op sectoraal niveau naar sectorale of algemene begrotingssteun een natuurlijke ontwikkeling. Immers, in landen waar dit mogelijk is, vormt begrotingssteun de meest efficiënte wijze van ondersteuning van een geïntegreerd beleid gericht op armoedebestrijding. Zowel algemene als sectorale begrotingssteun gaan - op langere termijn - in deze landen gepaard met lagere transactiekosten dan hulpvormen die niet direct aan de
begroting ten goede komen. Bovendien draagt begrotingssteun direct bij aan versterking van nationale begrotings- en verantwoordingsprocessen van ontwikkelingslanden.
Om inzichten in de geschiktheid van modaliteitskeuzen te vergroten en deze te verantwoorden, blijft Nederland werken aan een verbetering van de beoordelings- en analyseinstrumentaria. Zodoende kan op basis van een gedegen analyse en oordeel per land en sector de beste hulpmodaliteit gekozen worden. Door steun aan de begroting te koppelen aan de nationale ontwikkelingsstrategie (meestal het PRSP) wordt vormgegeven aan een substantiële dialoog - in multidonorverband - met de overheid van het
ontvangende land op macroniveau. Dit betekent dat het PRSP-beleid, de prioriteitsstellingen, de allocatie van begrotingsmiddelen, de kwaliteit van de openbare financiën en resultaatsmeting structureel deel uitmaken van de beleidsdiscussies tussen Nederland, het desbetreffende ontwikkelingsland en andere donoren. Gerelateerd aan dit laatste - de resultaatmeting - maakt Nederland nu voortgang met een waarderingssysteem voor activiteiten en sectoren. Het waarderingsssysteem is vooral een
ondersteunend instrument waarmee intensief en systematisch gemonitord wordt of beoogde resultaten tot stand komen en zichtbaar worden, dan wel of bijsturing gewenst is. Op termijn kan bekeken worden wat de Nederlandse inzet; de outcome van de gezamenlijke inzet in de afgelopen jaren van overheid, donoren en stakeholders; en het impact niveau - vertaald naar de trend in MDG- indicatoren in dit land op lange termijn - zijn. Op deze wijze wordt gepoogd een volledige verantwoordingsstructuur van
modaliteitkeuze tot en met outcome-trends op te zetten, wat tevens een resultaat is van een voortschrijdend inzicht dat bijdragen aan geleverde output of outcome belangrijker is dan de geleverde input. Dit laatste geldt zeker voor de programmahulp.
In Aan Elkaar Verplicht wordt gesteld dat waar mogelijk, we bij voorkeur kiezen voor begrotingssteun als financieringsmodaliteit. Om fungibiliteitsredenen is het daarbij minder belangrijk of begrotingssteun sectoraal of algemeen gegeven wordt. Belangrijker is te streven naar maximale afstemming (alignment) van de begrotingssteun aan de procedures en structuur van het ontvangende land en van de andere donoren. In dit kader is het "Harmonisation in Practice" initiatief een goede start om tot
verdergaande afstemming en harmonisatie tussen donoren te komen. Nederland draagt actief bij aan deze ontwikkeling. Immers, hoewel het totale bilaterale OS-budget in 2003 daalde, nam de begrotingssteun toe van EUR 106 miljoen naar EUR 122 miljoen; in verhouding een stijging van 11,7% naar 15,8% van het totale bilaterale OS-budget. In de komende jaren zal Nederland verder streven naar grotere voorspelbaarheid van begrotingssteun door het aangaan van meerjarige committeringen, verbeterde
coherentie door het afstemmen van besluitvorming over macrosteun op gegevens die voortvloeien uit het PFM-instrumentarium en verdergaande beleidsdialoog over prioritaire thema's.
Incidentele steun blijft daarnaast afhankelijk van noden en budgettaire ruimte en is daarom minder voorspelbaar. Met betrekking tot de schuldverlichting wordt naast het volgen van het huidige beleid (bilaterale en multilaterale schuldkwijtschelding in HIPC en Club van Parijs verband), meer nadruk gelegd op het voorkomen van onhoudbare schulden in de toekomst.
Bijlage 1: Landencategorieen (vetgedrukte landen ontvingen in 2003 structurele macrohulp; cursief gedrukte landen ontvingen in 2003 incidentele macrohulp)
36 partnerlanden per 2003
Afghanistan
Georgië
Nicaragua
Albanië
Ghana
Pakistan
Armenië
Guatemala
Palestijnse Autoriteit
Bangladesh
Indonesië
Rwanda
Benin
Jemen
Senegal
Bolivia
Kaapverdië
Sri Lanka
Bosnië Herzegovina
Kenia
Suriname
Burkina Faso
Macedonië
Tanzania
Colombia
Mali
Uganda
Egypte
Moldavië
Vietnam
Eritrea
Mongolië
Zambia
Ethiopië
Mozambique
Zuid-Afrika
HIPC-landen per ultimo 2003
Angola***
Guyana*
Nicaragua*
Benin**
Honduras*
Niger*
Bolivia**
Ivoorkust
Rwanda*
Burkina Faso**
Jemen***
Sao Tomé en Príncipe*
Burundi
Kameroen*
Senegal*
Centraal-Afrikaanse Republiek
Kenia***
Sierra Leone*
Comoren
Laos
Somalië
Congo (Democratic Republic)*
Liberia
Soedan
Congo (Brazzaville)
Madagascar*
Tanzania**
Ethiopië*
Malawi*
Togo
Gambia*
Mali**
Tsjaad*
Ghana*
Mauritanië**
Uganda**
Guinee*
Mozambique**
Vietnam***
Guinee-Bissau*
Myanmar
Zambia*
* per ultimo 2003 het HIPC-decision point bereikt.
** per ultimo 2003 het HIPC-completion point bereikt.
*** 'potentially sustainable cases', voldoen wel aan HIPC-criteria, maar mogelijk na traditionele schuldverlichting een houdbare schuld.
Minst Ontwikkelde Landen 2003
Afghanistan
Guinee-Bissau
Rwanda
Angola
Haïti
Salomonseilanden
Bangladesh
Jemen
Samoa
Benin
Kaapverdië
Sao Tomé en Príncipe
Bhutan
Kiribati
Senegal
Burkina Faso
Laos
Sierra Leone
Burundi
Lesotho
Somalië
Cambodja
Liberia
Soedan
Centraal-Afrikaanse Republiek
Madagascar
Tanzania
Comoren
Malawi
Tsjaad
Congo (Democratic Republic)
Malediven
Togo
Djibouti
Mali
Tuvalu
Equatoriaal-Guinea
Mauritanië
Uganda
Eritrea
Mozambique
Vanuatu
Ethiopië
Myanmar
Zambia
Gambia
Nepal
Guinee
Niger
Kiesgroeplanden
Armenië
Georgië
Moldavië
Bosnië Herzegovina
Israël
Oekraïne
Bulgarije
Kroatië
Roemenie
Cyprus
Macedonië
Bijlage 2 Overzicht van de in 2003 verleende structurele macrohulp
Land
Bedrag EUR
Omschrijving
Algemene Begrotingssteun
Benin
3.354.000
Algemene Begrotingssteun
Bolivia
10.000.000
Algemene Begrotingssteun
Burkina Faso
10.346.000
Algemene Begrotingssteun
Ghana
7.153.000
Algemene Begrotingssteun
Mozambique
20.000.000
Algemene Begrotingssteun
Tanzania
25.324.000
Algemene Begrotingssteun
Uganda
10.000.000
Algemene Begrotingssteun
Subtotaal
86.177.000
Sociale Fondsen
Nicaragua .
6.650.000
Fondo Social Suppl.
Subtotaal
6.650.000
Cofinanciering van hervormingsprogramma's
Armenië
4.660.000
SAC V
Bolivia
2.834.999
SUS/PSAC/Decentralisation
Kyrgystan
1.400.000
GSAC
Macedonië
17.000.000
FESAL
Mali
8.091.890
SAC III
Vietnam
8.000.000
PRSC II
Subtotaal
41.986.889
TOTAAL
134.813.889
Bijlage 3 Overzicht van de in 2003 verleende incidentele macrohulp
Schuldverlichting
Club van Parijs / HIPC
Indonesië
58.630.714
Consolidatie
Kwijtschelding bilaterale schulden
India
865.472
Valuta Clausule
Sri Lanka
4.914.968
schuldendiensten OS-leningen
Subtotaal
5.780.440
EKI Toerekeningen
Kongo
5.942.000
Na HIPC beslispunt (Keulen flow)
Kongo - toerekening 2002
175.291.364
Na Napels behandeling 2002
Benin
7.507.000
Na HIPC eindpunt (Keulen stock)
Ethiopië
111.220
Na HIPC beslispunt (Keulen flow)
Ghana
14.380.000
Na HIPC beslispunt (Keulen flow)
Kameroen
2.040.000
Na HIPC beslispunt (Keulen flow)
Mali
1.964.000
Na HIPC eindpunt (Keulen stock)
Nicaragua
621.587
Na HIPC beslispunt (Keulen flow)
Rwanda
49.684
Na HIPC beslispunt (Keulen flow)
Senegal
348.000
Na HIPC beslispunt (Keulen flow)
Sierra Leone
1.590.000
Na HIPC beslispunt (Keulen flow)
Tsjaad
26.000
Na HIPC beslispunt (Keulen flow)
Burkina Faso
342.676
Na HIPC eindpunt (Keulen stock)
Ivoorkust
9.600.000
CvP kwijtscheldingen (Lyon flow)
Subtotaal
219.813.531
HIPC Trust Fund
IFAD-bijdrage
1.815.121
Financiering HIPC-bijdrage aan IFAD
multilaterale schulden
0
Betalingsbalanssteun
0
Algemene Begrotingssteun
0
Totaal
286.039.806
Bijlage 4 Overzicht van de in 2003 verleende sectorale programmahulp
Land
'000 Euro
Omschrijving
Vorm en financiering
Onderwijs
Burkina Faso
3.500
OUA PDDEB Phase 1
basket
Multi-J
Bolivia
306
LAP CEPOS Strategic Plan
basket
Multi-J
Bolivia
7.500
LAP Education Reform 2003
Basket
Multi-P
Ethiopië
575
ADD Teacher development
Basket
Multi-J
Mali
10.290
BAM PISE 2002-2004
Basket
Multi-J
Tanzania
5.000
DAR PEDP-Basket
Basket
Multi-J
Tanzania
3.300
DAR Co-financing PEDP with WB
cofinanciering
Multi-J
Uganda
10.891
KAM Addtional support to ESIP.
Begrotingssteun
Multi-J
Zambia
500
LUS TEVET Dev. Prog.
Basket
Multi-P
Zambia
5.500
LUS MOESP
Basket
Multi-J
Zambia
27
LUS Accelerat Decentralisation
Basket
Multi-J
Zuid-Afrika
486
PRE Kgatelopele Init. NWP II
Basket*
Ned
Zuid-Afrika
3.064
PRE Prog.Supp. Basic Educ. III
Begrotingssteun
Multi-P
Subtotaal
50.939
Landbouw
Bolivia
500
LAP SIBTA/5 year plan phase 1
Basket
Multi-J
Bolivia
350
LAP Sustainable Bio-tradel
basket
Multi-J
Bolivia
1.046
LAP National Land Reform Plan
Basket
Multi-P
Bolivia
147
LAP competitivity program
Basket
Multi-P
Bolivia
350
LAP- Nat. Watershed Programme
Basket
Multi-J
Zambia
400
GART r&d innovative farming
Basket
Multi-P
Zambia
277
SUPPORT NZTT PHASE 2
Basket
Multi-J
Zambia
40
ACF, phase 3
Basket
Multi-J
Subtotaal
3.110
Milieu
Bhutan
537
NDE Biodiversity Prog- Bhutan
Basket
Multi-P
Bhutan
74
NDE SDA Umbrella Bhutan
Basket
Multi-J
Bhutan
329
NDE Culture Prog- Bhutan
Basket
Multi-P
Bhutan
1.325
NDE HRD/ICD Programme Bhutan
Basket
Multi-P
Bhutan
494
NDE Rural Energy Prog- Bhutan
Basket
Multi-P
Kaapverdie
5.000
DAK CV Additionele steun
Basket
Multi-P
Sri Lanka
400
Col Capacity Dev. (M/ENRM)
Basket
Multi-P
Mozambique
1.500
MAP Env. PROAGRI 2002-03
Begrotingssteun
Multi-J
Nepal
617
NDE BISEP-ST Sector Prog Nepal
Basket
Multi-P
Subtotaal
10.276
Gezondheidszorg
Bangladesh
4.538
DHA HPSP Health sector Program
Cofinanciering
Multi-J
Ghana
10.000
ACC Health Sector POW 02/06
Begrotingssteun
Multi-J
Moldavië
1.180
KIE MD Health Investment WB
cofinanciering
Multi-J
Mozambique
2.576
MAP Sect. Sup. Med. Supply IV
basket
Multi-J
Nicaragua
75
Health SWAp Development Fund
Basket
Multi-J
Nicaragua
1.000
Sectoral Budget Support MINSA
Begrotingssteun
Ned
Tanzania
1.729
DAR Health Sector Support Prog
Basket
Multi-J
Zambia
406
LUS Health Sector Supp 2001-0
basket
Multi-J
Zambia
389
LUS Health Sector Supp Zam 2
basket
Multi-J
Zambia
150
LUS CHIF
basket
Multi-J
Zambia
8.200
LUS District Health Services
basket
Multi-J
Zambia
2.614
LUS CIS-ED 2001-2006
basket
Multi-P
Zambia
960
LUS ZHWRS
Cofinanciering
Ned
Subtotaal
33.816
Goed bestuur
Nepal
875
NDE Transition LGSP Nepal
Basket
Multi-P
Rwanda
1.953
KIG PCA Cyangugu
basket
Ned
Rwanda
2.792
KIG PADDEP Ruhengeri
basket
Ned
Uganda
5.000
KAM LGDP 2
Begrotingssteun
Multi-J
Uganda
250
KAM NAADS AGRIC. EXT
Basket
Multi-J
Uganda
500
KAM NAADS
basket
Multi-J
Zambia
388
LUS auditor general
Cofinanciering
Multi-J
Subtotaal
11.758
Water
Egypte
266
KAI INTESP/TA
cofinanciering
Multi-P
Egypte
450
KAI Lake Nasser Fl/Dr CA
basket*
Ned
Mozambique
1.200
MAP W&S sectoral support
Begrotingssteun
Multi-J
Subtotaal
1.916
Sectordoorsnijdend
Nepal
292
NDE RESS- Sector Prog-Nepal
Basket
Multi-P
Suriname
4.347
PRM Startfonds Sec.Ben.
Basket*
Ned
Suriname
909
PRM voorbereidingsfonds PLOS
Basket*
Ned
Uganda
921
KAM Public Procurement Reform
Begrotingssteun
Ned
Vietnam
180
HAN Multi Donor TF
cofinanciering
Multi-J
Zuid-Afrika
1.255
PRE Sect. Budgetsupport DWAF
Begrotingssteun
Multi-J
Zuid-Afrika
1.000
PRE Sect. Budgetsupport DPLG
Begrotingssteun
Multi-P
Zambia
150
LUS Ondersteuning Task Force
Basket
Multi-J
Zambia
300
Support GIDD
Basket
Ned
Subtotaal
9.354
Totaal
121.169
Multi-J = Joint Financiering: activiteiten die samen met andere donoren worden gefinancierd, volgens de procedures van de voor de uitvoering verantwoordelijke organisatie
Multi-P = Parallelle financiering: NL financiert volgens Nederlandse procedures een identificeerbaar deel van een project of programma waarin meerdere donoren participeren.
- PFM = Public Finance Management
- EKI staat voor Export Kredietverzekering en Investeringsgaranties. Het betreft de publieke commerciële vorderingen, in de Nederlandse context ook vaak aangeduid als EKI-vorderingen.
- Alle bedragen in de tekst zijn afgerond; complete bedragen zijn in de bijlagen opgenomen.
- Naast EKI-vorderingen bestaan er concessionele leningen, dat wil zeggen leningen met een zeer lage rente, die zijn verstrekt met een ontwikkelingsdoelstelling. Deze leningen golden toen zij verstrekt werden als 'Official Development Assistance' (ODA). Hoewel Nederland al sinds begin jaren negentig geen OS-leningen meer verstrekt, staan er nog leningen uit bij ca. 25 landen (met een totale waarde van ca. EUR 1,2 miljard).
- Om het zelfstandigheidsstreven van de nieuwe onafhankelijke staten te ondersteunen, heeft de Regering gekozen de landen Armenië, Bosnië-Herzegovina, Georgië, Kyrgyzstan en Moldavië in aanmerking te laten komen voor programmahulp (zie TK 26433 nr. 1, van 26 februari 1999, paragraaf 4). Met uitzondering van Kyrgyzstan zijn deze landen lid van de Nederlandse Kiesgroep bij de Wereldbank en het IMF. Door het Kiesgroepvoorzitterschap van deze landen heeft Nederland een leidende rol ten aanzien
van de hulpverlening naar deze landen. Uit deze leidende rol vloeit voort dat Nederland het voortouw neemt in het mobiliseren van andere donoren voor hulpverlening. In 2004 verschijnt de zogenaamde Kiesgroepnotitie, waarin ook de Nederlandse OS-relatie met ODA-kiesgroeplanden wordt besproken. Een van de uitgangspunten is dat als een ODA-kiesgroepland 'off track' is bij het IMF en de WB maximaal 50% van de fondsen die voor ODA-macrosteun aan kiesgroepland zijn gereserveerd worden ingezet om
initiatieven te steunen die bijdragen aan het weer 'on track' geraken van dat land.
- Het betreft hier de 'ODA-kiesgroeplanden' Armenië, Bosnië-Herzegovina, Georgië, Macedonië en Moldavië. Niet ODA-kiesgroeplanden zijn Bulgarije, Cyprus, Israël, Kroatië, Oekraïne en Roemenië. Uitgaven voor Macedonië zijn in dit overzicht bij Balkan opgenomen
- Kyrgyzstan
- Zie bijlage 1 voor een compleet overzicht van deze categorieën
- Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instellingen, budgethouder van de macrosteun.
- Hoewel geen partnerland ontving Kyrgyzstan voor de laatste keer macrosteun als gevolg van eerder aangegane verplichtingen.
- Een initiatief van een aantal gelijkgezinde donoren die een gezamenlijke overeenkomst 'Memorandum of Understanding' -tekst overeenkwamen ten behoeve van geharmoniseerde contracten met partnerlanden. Deze donoren zijn Denemarken, Finland, Noorwegen, Ierland, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Nederland.
- Uit: Joint financing arrangements in support of the Sector Wide Approach (SWAp). Prepared by the Civil Law Section of the Legal Department, in close consultation with other Departments and with representatives of the Canadian International Development Agency (CIDA), the Ministry of Foreign Affairs of Denmark, the Ministry of Foreign Affairs of Finland, Development Cooperation Ireland, Norwegian Agency for Development Cooperation (NORAD), Swedish International Development Cooperation
Agency (SIDA) and the Department for International Development of the United Kingdom (DFID)
- Er is sprake van een debt overhang als crediteuren niet verwachten dat de volledige schuld terugbetaald zal worden. Dit betekent dat de verwachte betalingen op de schuld lager zijn dan de waarde van de schuld - naar analogie van de zogenaamde Laffer curve: Aanvankelijk is de verwachte waarde van de betalingen gelijk aan de nominale waarde van de schuld; als de schuld verder toeneemt, worden de verwachte betalingen lager dan de nominale waarde. Wordt de schuld nog groter, dan kan het zijn
dat de verwachte waarde van de schuldbetalingen afneemt bij een toenemende schuld.
- Om het ODA-budget in 2002 niet teveel te belasten werd ervoor gekozen deze toerekening over meer jaren te spreiden.
- In 2002 is een start gemaakt met een Public Finance Management Post Ondersteunings Programma, gericht op het versterken van de PFM capaciteiten van de ambassades.
- Zie ook de 'Notitie macro-georiënteerde programmahulp' (TK 26 433, nr 22)
- I-PRSP = interim-PRSP (voorlopige versie)
- Zie bijlage 4 voor totaaloverzichten
- Van EUR 772 miljoen in 2002 naar EUR 636 miljoen in 2003 (zonder macrosteun).
- Zie ook paragraaf 2 over definiëring begrotingssteun
- Tevens 'rest'-categorie voor programma's op het snijvlak tussen project- en programmahulp, maar niet duidelijk in te delen in een van de categorieën.
===
Ministerie van Buitenlandse Zaken