Kamerstuk, 26-4-2004
Antwoorden kamervragen beschikbaarheid van financiele middelen voor
pleegzorgvergoedingen
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2462988
26 april 2004
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kalsbeek
(PvdA) over beschikbaarheid van financiële middelen voor
pleegzorgvergoedingen (2030409740). Het antwoord op vraag 2 is tevens
een uitwerking van de toezegging die ik heb gedaan tijdens het Nota
overleg op 9 februari jl. (Kamerstukken II, 2003-2004, 28606, nr. 15)
om een overzicht te geven van de ontwikkeling van de financiële
middelen voor de jeugdzorg.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
PDF
Antwoorden kamervragen beschikbaarheid van financiele middelen voor
pleegzorgvergoedingen (nieuw venster)
Kamerstuk, 26-4-2004 (5 pag., 31 kB)
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Kalsbeek over beschikbaarheid van financiële
middelen voor pleegzorgvergoedingen.
(2030409740)
1
Hoeveel kost het van het probleem af te komen dat voor 525 kinderen wel een geschikt
pleeggezin gevonden zou kunnen worden maar dat de plaatsing niet kan worden
gerealiseerd door een tekort aan capaciteitsplekken voor pleegzorg?
1
De kosten van een pleeggezinplaatsing hangen af van de mate waarin begeleiding nodig is.
Deze kosten variëren van ca. 9000,- voor een basisvariant tot ca. 18.000,- voor een
intensieve variant. Waar deze pleeggezinnen behoefte aan zouden hebben, wanneer een
pleegkind geplaatst zou worden is onbekend.
2
Kan worden aangegeven hoeveel van het extra geld dat de regering voor dit jaar beschikbaar
heeft gesteld beschikbaar komt per provincie? Kan tevens worden aangegeven wat er per
provincie voor jeugdzorg minder beschikbaar komt in verband met generieke en speciale
kortingen? Wat worden de provincies geacht op te lossen met het extra geld dat zij
ontvangen? Kan per provincie worden aangegeven wat nodig is om de wachtlijsten voor
verschillende jeugdzorgvoorzieningen uitgesplitst per voorziening weg te werken?
2
Dit antwoord is tevens een uitwerking van de toezegging die ik heb gedaan tijdens het
Notaoverleg op 9 februari jl. (Kamerstukken II, 2003-2004, 28606, nr. 15) om een overzicht
te geven van de ontwikkeling van de financiële middelen voor de jeugdzorg in de komende
jaren.
In het Hoofdlijnenakkoord heeft dit kabinet besloten de komende jaren extra middelen in te
zetten voor preventie en jeugdzorg. Wat betreft de doeluitkeringen aan provincies en
grootstedelijke regio's gaat het om een intensivering voor de aanpak van wachtlijsten in de
jeugdzorg, oplopend van 11,7 mln in 2004 tot 39,4 mln vanaf 2007 en om
intensiveringen voor jeugdreclassering, oplopend van 3 mln in 2004 tot 8,5 mln vanaf
2007 (zie ook vorige alinea). De wijze waarop de middelen voor nazorg jeugdreclassering
zullen worden ingezet moet nog verder worden uitgewerkt. Voor de verdeling van de
middelen voor de aanpak van wachtlijsten in de jeugdzorg over provincies/gsr's is een
verdeelsleutel ontwikkeld die uitgaat van een geobjectiveerde vraag naar jeugdzorg in relatie
tot de huidige (historische) verdeling van de doeluitkering. Op basis van onderzoek is
vastgesteld dat de omvang van de vraag naar jeugdzorg gerelateerd kan worden aan: het
aantal jeugdigen in een provincie/gsr, de leeftijd van de jeugdigen, het geslacht, het
opleidingsniveau, het aandeel allochtone jongeren en het aandeel jongeren uit
eenoudergezinnen. Wat betreft het aantal jeugdigen, het aandeel allochtone jeugdigen en het
aandeel jongeren uit eenoudergezinnen verschillen de provincies/gsr's onderling. Deze
elementen zijn dan ook verwerkt in de verdeelsleutel. Wat betreft het aantal jeugdigen wordt
ook hier uitgegaan van het geprognosticeerd aantal jeugdigen van
0-18 jaar in 2007. Over de verdeelsleutel is overeenstemming bereikt met het IPO.
Op basis van de verdeelsleutel ziet de verdeling van de 11,7 miljoen over provincies/gsr's
er dan als volgt uit:
Verdeling 11,7 mln bedragen x 1
Groningen 198.900
Friesland 140.400
Drenthe 175.500
Overijssel 491.400
Flevoland* 152.100
Gelderland 877.500
Utrecht 1.368.900
Noord-Holland 1.240.200
Zuid-Holland 549.900
Zeeland 234.000
Noord Brabant 2.024.100
Limburg 0
Amsterdam 491.400
Haaglanden 2.480.400
Rotterdam 1.275.300
Totaal 11.700.000
· = In 2004 is ten behoeve van de provincie Flevoland een
incidentele correctie van circa 500.000,-- toegepast i.v.m. in
aanbouw zijnde residentiele capaciteit.
Provincies en grootstedelijke regio's worden geacht de bovenstaande middelen in te zetten
voor extra aanbod aan jeugdzorg zodat meer jeugdigen geholpen kunnen worden waardoor
de wachtlijsten zullen verminderen. De exacte inzet is op grond van de wet een
verantwoordelijkheid van de provincies/gsr's zelf. Omdat de oorzaken (en dus ook de
oplossing) van de wachtlijsten per provincie verschillen is het niet mogelijk per provincie
exact aan te geven wat nodig is om de wachtlijsten per voorziening weg te werken. Aan de
verlening van de extra middelen is de voorwaarde gesteld dat provincies/gsr's via de
reguliere p&c-cyclus inzicht moeten geven in de exacte besteding van deze middelen.
In onderstaand schema wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de
beschikbare Rijksmiddelen voor uitvoering van de Wet op de jeugdzorg voor de periode
2004-2007, alsmede van de overige intensiveringen uit het Hoofdlijnenakkoord voor
preventie/jeugdzorg.
Financieel kader jeugdzorg 2004 2007, bedragen x 1 mln. (excl. loonbijstelling 2003)
2004 2005 2006 2007
1. Basisbedragen doeluitkeringen jeugdzorg
Doeluitkering jeugdhulpverlening 2003 713 713 713 713
Intakefunctie raad v.d. kinderbescherming 0,9 0,9 0,9 0,9
Landelijke instellingen jeugdhulpverlening 38 38 38 38
Jeugdbescherming en jeugdreclassering 148 136 136 136
Middelen AWBZ voor toegang jeugd-ggz 7 7 7 7
Totaal basisbedragen doeluitkeringen jeugdzorg 906,9 894,9 894,9 894,9
2. Intensiveringen doeluitkeringen jeugdzorg op
basis van Hoofdlijnenakkoord
Wachtlijsten jeugdzorg 11,7 19,6 31,5 39,4
Groei jeugdreclassering 2 2 2 2
Jeugdreclassering nazorg 1 2 4 6,5
Totaal intensivering doeluitkeringen jeugdzorg 14,7 23,6 37,5 47,9
3. Extra overheveling AWBZ voor toegang jeugd-ggz - 18 18 18
4. Totaal doeluitkeringen jeugdzorg 2004 2007 921,6 936,5 950,4 960,8
(=1+2+3)
Overige intensiveringen Hoofdlijnenakkoord:
- opvoedondersteuning/gezinscoaching 3,4 6,5 11,4 15
(gemeentelijke taken)
- versterking Inspectie jeugdzorg 0,3 0,4 0,5 0,6
- jeugdbescherming en jeugdreclassering 1,5 5 11,5 15
- gedragsgestoorde jongeren (diagnostiek) 1,0 2,0 2,0
- internaatachtige voorzieningen 1,5 1,5 1,5 1,5
Totaal overige intensiveringen preventie/jeugdzorg: 6,7 14,4 26,9 34,1
Uit het bovenstaande overzicht blijkt dat de omvang van de huidige doeluitkering van het
Rijk aan de provincies en grootstedelijke regio's op basis van de Wet op de
jeugdhulpverlening 713 mln. bedraagt. Met ingang van 2004 wordt hieraan 0,9 mln.
toegevoegd voor de overdracht van de intakefunctie in beschermingszaken van de raad voor
de kinderbescherming naar de bureaus jeugdzorg. Met het IPO is overeenstemming bereikt
om deze 0,9 mln. op basis van het geprognosticeerd aantal jeugdigen van 0-18 jaar in
2007 (CBS-cijfers) over de provincies/gsr's te verdelen. Op deze wijze wordt rekening
gehouden met de ontwikkeling van het aantal jeugdigen per provincie/gsr in de komende
jaren.
Uiterlijk bij de invoering van het wetsvoorstel worden aan de doeluitkeringen zorgaanbod de
bestaande middelen toegevoegd ( 38 mln.) voor de instellingen met een landelijk aanbod
aan jeugdhulpverlening. De verantwoordelijkheid voor de subsidiëring van deze instellingen
wordt op dat moment gedecentraliseerd naar de provincies. Gedurende een
inpassingsperiode zal één provincie de subsidiëring van zo'n instelling verzorgen
(`penvoerderschap'). Deze provincies ontvangen via de doeluitkering het bedrag waarvoor de
betreffende instellingen nu nog rechtstreeks door het Rijk gesubsidieerd worden. Gedurende
de inpassingsperiode moet duidelijk worden welke vraag vanuit welke provincie er is naar de
diensten van de landelijk werkende instelling met het oog op de structurele verdeling.
Ook het budget voor de huidige landelijk gesubsidieerde instellingen voor jeugdbescherming
en jeugdreclassering wordt bij invoering van de Wet op de jeugdzorg toegevoegd aan de
doeluitkering bureau jeugdzorg ten behoeve van de uitvoering van deze taken door het
bureau jeugdzorg. In 2004 bedraagt dit budget 148 mln. Door taakstellingen van het
vorige en het huidige kabinet bedraagt vanaf 2006 dit budget structureel 136 mln. De
taakstelling wordt ingevuld door de normprijs per justitiële maatregel te verlagen. Indien de
komende jaren het aantal uit te voeren maatregelen (volume) toeneemt, zal ook het budget
overeenkomstig toenemen. De verdeling van het budget voor jeugdbescherming en
jeugdreclassering over provincies/gsr's vindt plaats op basis van het aantal uit te voeren
maatregelen waarvoor de betreffende provincie de verantwoordelijkheid heeft.
Ten aanzien van middelen uit de AWBZ die ingezet worden voor toegangstaken voor de
jeugd-ggz door het bureau jeugdzorg, is in het verleden tussen GGZ-Nederland, IPO en VWS
afgesproken dat hiervoor driekwart van het budget voor indicatiestelling en diagnostiek van
de jeugdafdelingen van de RIAGG's beschikbaar is. Het overblijvende kwart blijft bij de
RIAGG's ten behoeve van jeugdigen die direct door de huisarts worden verwezen. Deze
beleidsregel wordt door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) uitgevoerd. Begin
2002 is op basis van deze afspraak besloten, vooruitlopend op de uitkomsten van een nader
onderzoek, dat bij invoering van de Wet op de jeugdzorg een bedrag van in ieder geval
7 mln. uit de AWBZ zou worden overgeheveld naar de doeluitkeringen aan provincies voor
uitvoering van de toegangstaken voor de jeugd-ggz door het bureau jeugdzorg. Uit nader
onderzoek is gebleken dat deze 7 mln. ontoereikend is. Daarom hebben wij recent
besloten bij inwerkingtreden van de Wet op de jeugdzorg de overheveling uit de AWBZ naar
de doeluitkeringen aan provincies met 18 mln. te verhogen tot in totaal 25 mln. Zoals
in het verleden al afspraken zijn gemaakt over de inzet van de 7 mln., worden in 2004,
vooruitlopend op de wettelijke overdracht van de verantwoordelijkheid en middelen,
afspraken gemaakt over de inzet van deze capaciteit in de bureaus jeugdzorg ten behoeve
van de indicatiestelling voor de jeugd-ggz.
Bij invoering van de Wet op de jeugdzorg worden deze middelen op basis van het
(geprognosticeerd) aantal jeugdigen 0-18 jaar over provincies/gsr's verdeeld en aan de
doeluitkering bureau jeugdzorg toegevoegd.
Op grond van het voorgaande ontwikkelt het budget voor de provinciale jeugdzorg zich van
921,6 mln. in 2004 tot 960,8 mln. vanaf 2007.
Naast extra middelen voor provinciale jeugdzorg, stelt dit kabinet op grond van het
Hoofdlijnenakkoord ook extra middelen beschikbaar voor andere onderwerpen op het gebied
van preventie en jeugdzorg. Het gaat hier om versterking van het gemeentelijke jeugdbeleid
(onder andere opvoedingsondersteuning en gezinscoaching). Hiervoor komt in 2004
3,4 mln. extra beschikbaar, oplopend tot 15 mln. vanaf 2007. Daarnaast blijkt uit het
overzicht dat er extra middelen beschikbaar komen voor versterking van de Inspectie
jeugdzorg, voor kwaliteitsverbetering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering, voor
diagnostiek van gedragsgestoorde jongeren en voor internaatachtige voorzieningen in het
kader van `Jeugd Terecht'.
3
Kan het tweede deel van de eerder gestelde *) vraag 3 over de kosten per intramurale
plaats alsnog worden beantwoord?
3
De kosten voor opname van een jeugdige in een instelling voor jeugdzorg lopen, afhankelijk
van het soort instelling en de hulpvraag van de jeugdige, uiteen van ruim 12.000,- tot
ruim 50.000,- per jaar.
4
Welk onderzoek ligt ten grondslag aan het antwoord dat kinderen die op de wachtlijst staan
voor de jeugdzorg en die dringende hulp nodig hebben "vaak al op een andere manier
begeleiding" krijgen? Kunt u dit antwoord nader onderbouwen? Zo ja, kan dan ook worden
aangegeven wat de kosten daarvan zijn? Zo neen, waarom is dit antwoord dan gegeven?
4
Er zijn geen landelijke (onderzoeks)gegevens beschikbaar over wat er gebeurt met de
kinderen die op de wachtlijsten staan. Uit de plannen die provincies eind 2001 hebben
ingediend ter bestrijding van de wachtlijsten en gesprekken die de taskforce wachtlijsten
jeugdzorg met de provincies hebben gevoerd blijkt dat in veel gevallen overbruggingshulp
ingezet wordt voor jeugdigen die op de wachtlijst staan. Ook ondersteunt in een aantal
gevallen het bureau jeugdzorg de cliënt tot aanvang van de
zorg. Veel zorgaanbieders hebben ook manieren gevonden om wel al met het
hulpverleningsproces te kunnen starten, bijvoorbeeld via ambulante gesprekken, alvorens de
cliënt geplaatst kan worden in een pleeggezin of bij een zorgaanbieder. Ik heb geen concrete
cijfers over de hoeveelheid cliënten op de wachtlijsten die een vorm van overbruggingszorg
krijgen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport