Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO8219 Zaaknr: 39414
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 23-04-2004
Datum publicatie: 23-04-2004
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 39.414
23 april 2004
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van
het Gerechtshof te Arnhem van 3 februari 2003, nr. 01/01671,
betreffende na te melden aan haar voor het jaar 2001 opgelegde aanslag
in de rioolrechten van de gemeente Dronten.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de
rioolrechten van de gemeente Dronten ten bedrage van f 100,47 opgelegd
ter zake van afvoer van afvalwater op de gemeentelijke riolering
vanuit de onroerende zaak a-straat 1 te Q. De aanslag is, na daartegen
gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de stafafdeling
Financiën van de gemeente Dronten gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan
dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
Burgemeester en wethouders van Dronten (hierna: B en W) hebben een
verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
B en W hebben een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Krachtens artikel 2, lid 1, van de Verordening op de heffing en
de invordering van rioolrechten 2001 (hierna: de Verordening) wordt
onder de naam "rioolrechten" door de gemeente Dronten een recht
geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater
direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
Kennelijk veronderstellenderwijs uitgaande van hetgeen door
belanghebbende met betrekking tot de afvoer van afvalwater vanuit haar
woning is aangevoerd, heeft het Hof geoordeeld, dat zodanige wijze van
afvoer is aan te merken als indirect afvoeren op de gemeentelijke
riolering in de zin van voormelde bepaling.
3.2. Middel I steunt kennelijk op de opvatting dat, gelet op het
arrest van de Hoge Raad van 11 juni 1997, nr. 31412 (BNB 1997/272),
afvalwater dat door rioolleidingen van meer dan één derde naar de
gemeentelijke riolering wordt geleid, niet indirect op de
gemeentelijke riolering wordt afgevoerd in de zin van artikel 2, lid
1, van de Verordening. Het middel faalt, omdat die opvatting, waarvoor
geen steun valt te ontlenen aan het genoemde arrest, onjuist is. Ook
indien juist zou zijn, zoals belanghebbende heeft gesteld maar het Hof
in het midden heeft gelaten, dat het van haar woning afkomstige
afvalwater via achtereenvolgens de riolering van de Vereniging van
Eigenaren Bungalowpark F, de persleiding van die Vereniging, de
persleiding van het naastgelegen particuliere terrein van Bungalowpark
"Buitenplaats F" en een "pompput levering derden" in de gemeentelijke
riolering terechtkomt, wordt dat afvalwater - naar het Hof terecht
heeft geoordeeld - indirect op de gemeentelijke riolering afgevoerd in
de zin van voormeld artikel 2, lid 1.
3.3. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks
behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie,
geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording
van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de
rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de
raadsheren J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de
waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar
uitgesproken op 23 april 2004.