Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO8214 Zaaknr: 38588
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 23-04-2004
Datum publicatie: 23-04-2004
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 38.588
23 april 2004
BK
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van
Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16
augustus 2002, nr. BK 531/02, betreffende na te melden aan X te Z
opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een
belastbaar inkomen van f 51.463, welke aanslag, na daartegen gemaakt
bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de
Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar
een belastbaar inkomen van f 45.932. De uitspraak van het Hof is aan
dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt. Met het oordeel dat het door belanghebbende in
aftrek gebrachte bedrag niet bovenmatig is, heeft het Hof tot
uitdrukking gebracht dat dat bedrag niet hoger is dan het bedrag dat
nodig was om de zoon van belanghebbende in staat te stellen een
redelijk bestaan overeenkomstig diens plaats in de samenleving te
voeren. Dat oordeel kan, als van feitelijke aard, in cassatie niet op
zijn juistheid worden getoetst en behoefde geen nadere motivering.
Anders dan het middel betoogt, is het zogenoemde studiebudget,
ontleend aan de Wet studiefinanciering 2000, niet zonder meer
maatgevend voor hetgeen een student nodig heeft voor het voeren van
een redelijk bestaan overeenkomstig zijn plaats in de samenleving.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter,
en de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.C. van Oven, in
tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en
in het openbaar uitgesproken op 23 april 2004.
Van de Staat wordt terzake van het door de Staatssecretaris van
Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van
EUR 409.