vraagsturing bij reïntegratie
CG-Raad positief over moties over persoonsgebonden reïntegratiebudget en
individuele reïntegratieovereenkomst
Op 21 april 2004 werden in de Tweede Kamer twee moties ingediend over het
Persoonsgebonden Budget (PRB) en de Individuele Reïntegratieovereenkomst
(IRO). De CG-Raad is verheugd over beide moties.
Na een positieve evaluatie van een experiment in drie regios, hoopte de
CG-Raad dat het Persoonsgebonden Reïntegratiebudget (PRB) landelijke
ingevoerd zou worden. Het Kabinet kiest hier echter niet voor. Wel wil het
Kabinet na lang aandringen van de Tweede Kamer een Individuele
Reïntegratieovereenkomst (IRO) mogelijk maken.
De CG-Raad vindt het op zich positief dat nu in het hele land een vorm van
een persoonsgebonden reïntegratiebudget (de IRO) mogelijk wordt. Met de vorm
van het IRO was de CG-Raad echter niet gelukkig. De IRO kent ten opzichte
van het PRB namelijk een aantal negatieve elementen: de verplichting om met
slechts één bedrijf (hoofdaannemer) in zee te gaan, die dan ook nog eens te
maken krijgt met resultaatfinanciering. Daardoor zal de cliënt moeilijker
zelf de inhoud van zijn (re)integratietraject kunnen bepalen. De Tweede
Kamer deelt in meerderheid deze analyse van de cliëntorganisaties waaronder
de CG-Raad.
De twee moties proberen dan ook iets te verbeteren:
Motie Weekers (VVD) c.s. (26 448, nr 133)
In deze motie wordt verzocht om de experimenten met het PRB in de drie
experimentregios nog drie jaar voort te zetten. Dit naast de nieuwe
mogelijkheid om een IRO aan te vragen. De indieners willen hiermee bereiken
dat de IRO vergeleken kan worden met het PRB bij de evaluatie. Deze motie
wordt ondersteund door Noorman-den Uyl (PvdA) en Van Gent (GroenLinks).
De CG-Raad is positief over de mogelijkheid om het PRB voort te zetten. Door
de voortzetting van de experimenten kan bewijs geleverd worden dat het PRB
beter werkt dan de IRO.
Liever had de CG-Raad natuurlijk gezien dat het Persoonsgebonden budget na
de recente positieve evaluatie landelijk geïntroduceerd zou worden. Hiervoor
is op dit moment echter geen politieke meerderheid.
Motie Noorman-Den Uyl (PvdA) c.s. (26 448, nr 134)
In deze motie wordt de ergste pijn van de resultaatfinanciering bij de IRO
weggenomen.
Voor mensen die zeer moeilijk plaatsbaar zijn wordt namelijk voorgesteld om
in plaats van een systeem van 50% betaling tijdens het traject en 50% bij
plaatsing, te kiezen voor een systeem van 80% betaling tijdens het traject
en 20% bij plaatsing. Ook wordt voorgesteld om scholing apart te financieren
voor deze doelgroep. Deze motie wordt ondersteund door Weekers (VVD), Bruls
(CDA), Van Gent (GroenLinks) en Van Dijk (CDA).
Met name het CDA (twee ondertekenaars) uitte de groeiende onvrede over het
systeem van aanbesteding en resultaatfinanciering bij de reguliere
trajecten. Het systeem heeft negatieve effecten voor met name de moeilijkere
doelgroepen. Afroming vindt plaats: bedrijven zetten zich alleen in voor
mensen die eenvoudig te plaatsen zijn. Ook de notitie van de CG-Raad over
knelpunten bij scholing benoemt dit. De Kamer wil over deze negatieve
effecten van aanbesteding met resultaatfinanciering een apart debat.
Minister De Geus ontraadde beide moties. Dinsdag 27 april stemt de
Kamer over de moties.
Geplaatst: 23 april 2004)
---
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland