Antwoorden op kamervragen over grondwettelijk recht op vrijheid van
meningsuiting voor ambtenaren
Antwoorden op kamervragen over grondwettelijk recht op vrijheid van
meningsuiting voor ambtenaren
22 april 2004
Vragen van het lid Externe link Vos (GroenLinks) aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over grondwettelijk recht op
vrijheid van meningsuiting voor ambtenaren. (Ingezonden 29 maart 2004)
---
1. Vraag
Kent u de mondelinge vragen die ik op 9 maart jl. stelde aan de
minister van Justitie over het ontslag van twee gevangenisdirecteuren?
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
In hoeverre is het ambtenaren toegestaan gebruik te maken van hun
grondwettelijke recht op vrijheid van meningsuiting? Maakt het daarbij
uit welke positie ambtenaren in de overheidsorganisatie innemen? Zo
ja, hoe? Gelden er bijzondere regels voor departementale ambtenaren?
2. Antwoord
Het grondrecht op vrije meningsuiting van de ambtenaar is niet
absoluut. De grens voor de ambtenaar ligt daar waar door de
uitoefening van dit recht de goede vervulling van zijn functie of de
goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband
staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn
verzekerd (artikel 125a van de Ambtenarenwet en artikel 12a van de
Militaire Ambtenarenwet 1931).
Van belang voor de beoordeling van de gedraging van de ambtenaar in
dit verband is de afstand tussen de ambtenaar en de dienst waar het
beleid wordt gevormd waarover de ambtenaar zich uitspreekt, de aard
van de materie en de wijze waarop en de kring waarin de ambtenaar van
zijn mening blijk geeft. Hoe verder de ambtenaar van het betreffende
beleidsterrein verwijderd is, des te minder reden is er om hem in
verband met zijn ambtelijke positie te beperken in zijn vrijheid van
meningsuiting. Zodra sprake is van een directe betrokkenheid bij de
beleidsvorming, dient de ambtenaar eerder terughoudendheid in
uitlatingen die een directe relatie met zijn dienstuitoefening hebben,
te betrachten. In dit verband is de functie van de ambtenaar een
relevant gegeven.
De Aanwijzingen externe contacten rijksambtenaren van 19 mei 1998 gaan
in op de vrijheid van meningsuiting van de ambtenaar. Aangezien de
daarvoor geldende norm, zoals neergelegd in artikel 125a van de
Ambtenarenwet, door de mate van abstractie van die norm in de
toepassingspraktijk vragen oproept, bevatten de aanwijzingen voor de
departementale ambtenaar en zijn bevoegd gezag een richtsnoer voor de
praktijk.
3. Vraag
Maakt het voor departementale ambtenaren of ambtenaren die aan een
baten-lastendienst verbonden zijn uit of het gebruik van hun
uitingsvrijheid op een publieke of op een besloten wijze plaatsvindt?
Speelt daarbij ook een rol of hun uitingsvrijheid betrekking heeft op
beleid dat nog in ontwikkeling is, of op beleid dat reeds is
vastgesteld en uitgevoerd dient te worden? Zo ja, hoe?
3. Antwoord
Bij toetsing aan de zogenaamde "functioneringsnorm" van artikel 125a
van de Ambtenarenwet: de goede vervulling van de functie of het goede
functioneren van de openbare dienst, zal het feit of sprake is van een
externe, publieke uiting of van een interne meer besloten uiting zeker
van invloed kunnen zijn. Meer algemeen kan gesteld worden dat de
mogelijk negatieve invloed op het goede functioneren van de overheid
van een door een ambtenaar gedane publieke uiting groter zal zijn,
waardoor de grens van de vrijheid van meningsuiting van de ambtenaar
eerder zal zijn bereikt.
Van belang is hierbij de mate waarin een onderwerp beleidsrijp is. In
de ontwikkelingsfase van het beleid heeft de ambtenaar een relatief
grote ruimte voor de uitoefening van zijn vrijheid van meningsuiting.
In die fase kan discussie immers juist bijdragen aan de totstandkoming
van goed doordacht en weloverwogen beleid. Een ambtenaar kan in
voorkomend geval een van het standpunt van de minister afwijkende
mening verkondigen en daarbij toch binnen de grenzen van artikel 125a
van de Ambtenarenwet blijven, indien hij zich zakelijk en
beargumenteerd uitlaat. Als het beleid in samenspraak tussen minister
en parlement is bepaald, dient onthouding van kritiek op de politiek
bepaalde lijn voorop te staan.
4. Vraag
Is er ruimte voor een ambtenaar om gebruik te maken van zijn vrijheid
van meningsuiting en commentaar te leveren op het vastgestelde beleid
als vaststaat dat hij het vastgestelde beleid loyaal uitvoert?
4. Antwoord
Het loyaal uitvoeren van vastgesteld beleid impliceert in het algemeen
dat een ambtenaar zich zal onthouden van kritiek op de politiek
bepaalde lijn, binnen en buiten de organisatie. Dit geldt zeker voor
leidinggevende ambtenaren.
5. Vraag
Aan welke voorwaarden dient te zijn voldaan indien besloten kan worden
ambtenaren wegens plichtverzuim te ontslaan op grond van
onwelgevallige uitspraken?
5. Antwoord
De ambtenaar die de norm van artikel 125a van de Ambtenarenwet
overtreedt, maakt zich schuldig aan plichtsverzuim en kan om die reden
disciplinair worden gestraft. Op grond van artikel 82a van het
Algemeen Rijksambtenarenreglement dient het bevoegd gezag alvorens
hiertoe over te gaan, advies in te winnen van de Adviescommissie
grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren. De disciplinaire
straffen die kunnen worden opgelegd variëren van schriftelijke
berisping tot ontslag. Er zal geen onevenredigheid mogen zijn tussen
de opgelegde straf en de gepleegde overtreding.
---
---
---
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties