Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Kant over maatregelen tegen het gebruik van
nieuwe antidepressiva, de rol van industrie en controlerende instanties (2030411630).
(2030411630)
1
Is het u bekend dat in navolging van Engeland nu ook de Food and Drug Administration
(FDA) stappen onderneemt aangaande het gebruik van nieuwe antidepressiva, door artsen
en gebruikers te attenderen op de absolute noodzaak van monitoring van verergering van
depressies en toename van suïcidale neigingen, zowel bij kinderen als volwassen gebruikers,
en fabrikanten te verzoeken krachtiger te waarschuwen via de etiketten? 1) Zo ja, is het u
bekend dat dit advies is gekomen na ruim tien jaar strijd van onafhankelijke deskundigen en
patiënten?
1
Ja, zowel het advies van de FDA en de discussie die hieraan vooraf is gegaan zijn mij
bekend.
2
Acht u het nog steeds verantwoord af te blijven wachten tot de resultaten van het
onderzoek door het Comité voor Farmaceutische Specialiteiten bekend zijn, alvorens te
besluiten actieve stappen te ondernemen om Nederlandse gebruikers -en in het bijzonder
kinderen en hun ouders- te waarschuwen voor de risico's van bijwerkingen van nieuwe
antidepressiva? 2)
2
Het College ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG) heeft op 10 december 2003 onder
andere gewezen op het feit dat de veiligheid en werkzaamheid van de toepassing van de
SSRIs bij kinderen onvoldoende zijn onderzocht en dat dit ook staat vermeld in de officiële
productinformatie van deze middelen (www.cbg-meb.nl).
Ik acht het daarom nog steeds nog steeds verantwoord dat het CBG wacht met eventuele
vervolgstappen totdat het Comité voor Farmaceutische Specialiteiten met een oordeel komt.
Het standpunt van het CBG komt overeen met dat van de overige EG-lidstaten, met
uitzondering van het Verenigd Koninkrijk. Overigens gaat het advies van de FDA (zie uw
vraag 1) minder ver dan dat van de Britse registratieautoriteiten.
3
Kent u de cijfers van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) waaruit blijkt dat in
2003 59.000 recepten voor jongeren werden uitgeschreven, wat zou neerkomen op zo'n 10
a 20.0000 kinderen die SSRI's slikten, en dat er een sterke toename van 50% binnen vier
jaar waargenomen is? 3) Zo ja, kan dan nog worden gesproken van terughoudend gebruik,
en hoe kan het dat deze cijfers zo afwijken van de cijfers die u in antwoord op eerdere
Kamervragen gaf 2)?
3
De gegevens van twee bestanden (SFK van de KNMP en het Geneesmiddelen
Informatieproject van het CVZ) tonen aan dat er inderdaad een toename is van het aantal
gebruikers. Deze bestanden kunnen niet zondermeer met elkaar vergeleken worden. In
Nederland zijn er - volgens gegevens van het Geneesmiddelen Informatie Project (GIP) - in
2003 ongeveer 5.000 patiënten in de leeftijdsgroep 0 tot en met 17 jaar. De publicatie
waar u naar verwijst (nr 3) hanteert gegevens van de SFK. De gegevens van de SFK
moeten echter op een juiste manier geïnterpreteerd worden omdat ze betrekking op de
leeftijdsgroep 0 tot en met 20 jaar, dus kinderen ( 0 tot en met 17 jaar) én volwassenen in
de leeftijdsgroep 18 tot en met 20 jaar.
In de leeftijdsgroep 0 tot en met 20 jaar zijn de SFK gegevens als volgt: 43.456
voorschriften in 1999 en 66.929 in 2003. Indien men de voorschriften van de
apotheekhoudende huisartsen hierbij wil optellen moet men deze getallen met ongeveer
11% verhogen. De gegevens van het Geneesmiddelen Informatie Project (GIP) van het CVZ
geven aan dat in 2001 ongeveer 4.500 kinderen in de leeftijd 0 tot en met 17 jaar een SSRI
voorgeschreven kregen en in 2003 ongeveer 5.000. De SFK gegevens geven aan dat
62.460 voorschriften zijn afgegeven in 2001; bij ongeveer vier recepten per jaar betekent
dit iets meer dan 15.000 patiënten. Het grote verschil respectievelijk 4.500 (GIP)en
15.000 (SFK) - is te verklaren doordat in de SFK gegevens ook de 18- tot en met 20-jarigen
worden meegeteld.
4
Wat is uw reactie op de stelling van ontwikkelingspsycholoog De Wit dat huisartsen soms
geen andere oplossing zien dan het voorschrijven van antidepressiva vanwege de lange
wachtlijsten bij jeugdpsychiatrische hulp 3), en hoe kan het dat dergelijke berichten u niet
eerder hebben bereikt 2)?
4
Het is de verantwoordelijkheid van de huisartsen om in overleg met de ouders en eventueel
de jongere anti-depressiva voor te schrijven. Het is mij bekend dat in de jeugd-ggz een tekort
is aan kinder- en jeugdpsychiaters; de opleidingscapaciteit is daarvoor inmiddels uitgebreid.
Bij de beantwoording van vraag 6, Aanhangsel-Handelingen nr. 658, vergaderjaar 2003-
2004 heb ik geantwoord dat gesprekstherapie (zonder medicatie) voornamelijk wordt
gegeven door psychologen, orthopedagogen en pedagogen. Over een tekort aan deze
beroepsbeoefenaren hebben mij geen berichten bereikt.
5
Wat is uw mening over de frustraties van medewerkers van de FDA dat de farmaceutische
industrie langzaam is geweest in het overdragen van gegevens 4), en anderzijds het feit dat
de FDA steeds heeft nagelaten eigen analyses te doen met de gegevens van klinische trials
die reeds lang in haar bezit waren? 5)
5
Het traag en in onvoldoende mate verkrijgen van gevraagde gegevens is altijd frustrerend,
zeker als het sneller gekund zou hebben. Of de FDA deze frustraties ervaren heeft kan ik
niet beoordelen. Met betrekking tot uw laatste opmerking waarin u stelt dat de FDA
bepaalde zaken nagelaten heeft merk ik op dat ik ook dat niet kan beoordelen. De FDA heeft
een eigen verantwoordelijkheid en maakt zijn eigen afwegingen.
6
Heeft u kennisgenomen van het boek `Medicines out of control'dat op 16 maart jl. is
gepubliceerd dat vooral gaat over de laksheid van overheden en controlerende instanties wat
betreft de controle op geneesmiddelen, met name uitgewerkt voor antidepressiva? 6) Zo ja,
welke conclusies trekt u hieruit voor het Nederlandse beleid?
6
Ik heb ervan kennisgenomen. Geneesmiddelen worden in Nederland op dezelfde wijze
gecontroleerd als in de andere Lidstaten van de Europese Gemeenschap; deze vertoont op
zijn beurt weer veel overeenkomsten met de controle op geneesmiddelen in bijvoorbeeld de
Verenigde Staten. Aanpassingen van beleid en regelgeving vinden op Europees niveau
plaats. Zie ook het antwoord op vraag 7.
7
Wat is uw mening over het feit dat het steeds weer lange tijd duurt voor problemen met
nieuwe geneesmiddelen bekend worden, zoals bij de benzodiapinen, waarvan het 20 jaar
duurde voor het bekend werd dat ze verslavend waren, en nu met SSRI's waar het 10 jaar
duurde voordat duidelijk werd dat men echt afhankelijk van zo'n middel kan worden en het
schadelijke bijwerkingen kan geven? 7)
7
De verwerving van kennis over geneesmiddelen houdt niet op ten tijde van het moment van
registratie, dit geldt zowel voor gunstige als ongunstige effecten. Bij klinisch
geneesmiddelenonderzoek wordt altijd gebruik gemaakt van een selectie van proefpersonen.
Het aantal personen dat tijdens klinisch onderzoek aan het middel wordt bloot gesteld is
relatief gering. De patiëntenpopulatie die na registratie het geneesmiddel gebruikt, is veel
diverse en groter is dan de groep waarop het middel is getest Bovendien is de tijdsduur van
blootstelling aan het middel na registratie vaak veel langer dan tijdens klinisch onderzoek.
Het ligt dan ook voor de hand dat daardoor sommige bijwerkingen pas in een later stadium
tot uiting komen of herkend worden. In het huidige systeem van geneesmiddelenbewaking
zijn registratiehouders verplicht de door hen op de markt gebrachte geneesmiddelen te
monitoren op bijwerkingen en hierover periodiek te rapporteren aan de
registratieautoriteiten. Daarnaast is er een EU databank bij de EMEA gecreëerd waarin alle
bijwerkingen die bij registratiehouders en autoriteiten in de EU worden gemeld worden
opgenomen. Deze kan in de loop van 2004 worden geraadpleegd door de
registratieautoriteiten in de lidstaten voor een actieve controle op eventuele problemen die
nog niet eerder werden onderkend. De bedoeling van het werken met deze EU databank is in
een zo vroeg mogelijk stadium mogelijke nieuwe ongewenste effecten van geneesmiddelen
te detecteren.
8
Wat is uw reactie op de stelling van een van de auteurs dat er ook in Nederland te laks
wordt gereageerd door de overheid, vooral nadat een geneesmiddel op de markt is
gekomen, maar ook vooraf, omdat de registratieprocedures bijna geheel afhankelijk zijn van
informatie van de industrie, en dat steeds meer wordt erkend dat gesponsord onderzoek tot
te rooskleurige resultaten leidt? 8)
8
Bij de registratie van geneesmiddelen gaan de betreffende autoriteiten niet klakkeloos af op
de conclusies die een fabrikant in zijn studierapporten trekt. Het studieprotocol en de
gedane waarnemingen en meetingen worden beoordeeld en er wordt een eigen conclusie
getrokken. Verder worden klinische studies uitgevoerd onder de EU-regels van "goede
klinische praktijken" hetgeen een redelijke garantie is dat de resultaten uit de overgelegde
studies correct zijn.
9
Wat is uw mening over de stelling van Medawar, hoofdauteur van genoemd boek, dat "de
crisissituatie rond antidepressiva illustreert hoe de beoordeling van werkzaamheid en
schadelijkheid steeds vaker gebaseerd wordt op gegevens die in hoge mate incompleet zijn
en zeer partijdig"? 6)
9
Met de stelling ben ik het niet eens. Er is een discussie gaande bij de Europese
registratieautoriteiten en ook buiten Europa over de moderne antidepressiva, de SSRI's. Ik
zie geen aanleiding te twijfelen aan de kwaliteit of de onafhankelijkheid van de
geneesmiddelenbeoordeling in Nederland en bijgevolg zie ik dan ook geen noodzaak tot het
nemen van maatregelen.
10
Wat is uw reactie op de manier waarop GlaxoSmithKline (GSK) de slechte
onderzoeksresultaten bij kinderen probeerde te verdoezelen, zoals bleek uit een intern memo
uit 1998 waarin ondermeer stond dat het commercieel onacceptabel was te verklaren dat de
werkzaamheid van Seroxat niet is aangetoond bij kinderen, omdat dit het profiel van dit
middel zou ondermijnen? 3)
10
De inspectie voor de Gezondheidszorg onderzoekt thans of het memo inderdaad bestaat, en
zo ja, wat hiervan de inhoud is. In zijn algemeenheid is het verdoezelen van de resultaten
van wetenschappelijke studies laakbaar. Uit de publicatie waar u naar verwijst kan ik niet
goed opmaken of en in welke mate het bedrijf Glaxo Smith Kline zich hieraan in het
verleden schuldig heeft gemaakt. In mijn antwoord op vraag 15 noem ik enkele
mogelijkheden om ongewenste situaties met betrekking tot het bekend maken van de
resultaten van geneesmiddelenonderzoek te voorkomen.
11
Wat is uw reactie op de stelling van een van de auteurs dat problemen met geneesmiddelen
veel eerder zouden worden gesignaleerd wanneer registratiedossiers openbaar zouden zijn?
8) Bent u bereid te werken aan openbaarmaking van alle registratiedossiers?
11
Deze stelling wordt niet onderbouwd. Ik ben het er wel mee eens dat het van belang is
problemen met geregistreerd geneesmiddelen in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen
onderkennen.
12
Wat vindt u van het feit dat Seroxat onlangs de cijfers heeft moeten bijstellen, omdat uit
nieuwe onderzoeksresultaten bleek dat het aantal gebruikers met ontwenningsverschijnselen
achteraf niet één op de 500 maar één op de vier blijkt te zijn, en dat onvoldoende wordt
benadrukt dat laag moet worden gedoseerd omdat een hogere dosis niet effectiever is maar
wel meer risico's op bijwerkingen heeft, zoals afhankelijkheid en verhoogde suïcidale
neigingen bij kinderen? 8)
12
In mijn antwoord op vraag 7 heb ik aangegeven dat de verwerving van kennis over
gewenste en ongewenste effecten van geneesmiddelen niet ophoudt op het moment van
registratie. Sommige effecten komen pas veel later tot uiting, in andere gevallen wordt de
mate van vóórkomen pas in een later stadium duidelijk. De wereldwijd ingestelde
geneesmiddelenbewakingsystemen anticiperen hierop en de voor deze systemen
verantwoordelijke autoriteiten kunnen desgewenst maatregelen treffen. Ten aanzien van het
door u genoemde specifieke geval wil ik opmerkingen dat de Europese registratieautoriteiten
momenteel alle beschikbare gegevens beoordelen.
13
Bent u het eens met een van de aanbevelingen uit het betreffende boek dat een post-
marketing systeem voor geneesmiddelen moet worden ingesteld om de veiligheid van
geneesmiddelen te garanderen als ze op de markt komen en dagelijks gebruikt worden? 7)
Zo ja, bent u bereid dit te initiëren, zodat dit op een onafhankelijke manier gebeurt?
13
Dit onafhankelijke systeem is er al, zowel in de afzonderlijke EU-lidstaten als Europees en
wereldwijd. Dit systeem van bewaking (`pharmacovigilance') functioneert naar behoren,
maar anderzijds zoeken betrokkenen steeds manieren om deze bewaking te verbeteren en de
de resultaten snel te communiceren. De instelling van een EU databank voor bijwerkingen
van geneesmiddelen, zie ook mijn antwoord op vraag 7, zie ik als een verdere verbetering.
14
Bent u het met de auteurs eens dat meer en eerder zou moeten worden geluisterd naar
gebruikers 8), en zou ook in Nederland niet eerder en beter moeten zijn geluisterd naar
signalen van gebruikers; bijvoorbeeld de stichting Prozac Survivors Support Group
Nederland? Zo ja, bent u bereid signalen van gebruikers beter te registreren en
registratiemogelijkheden beter bekend te maken; bijvoorbeeld via de Lareb en stichtingen
zoals Prozac Survivors Support Group Nederland?
14
Er moet uiteraard goed geluisterd worden naar gebruikers. Zoals ik eerder aangaf
(Aanhangsel Handelingen nr. 1589, vergaderjaar 2002-2003) voert het het NIVEL, in
opdracht van het CVZ onderzoek uit naar de bijwerkingen van de antidepressiva en waarbij
allerlei betrokkenen geraadpleegd worden. De resultaten van dit onderzoek worden in de
tweede helft van dit jaar verwacht. Gebruikers kunnen bijwerkingen melden aan Lareb.
15
Wanneer en hoe wilt u reageren op de andere aanbevelingen uit `Medicines out of control',
zoals onder andere het grondig nazien van gebrekkige geneesmiddelencontrolesystemen, de
verbetering van de transparantie van geneesmiddelenregulering, het verbeteren van de
controle op ongeoorloofde publieksreclamecampagnes en meer onafhankelijke
productinformatie beschikbaar stellen aan artsen?
15
Ik ben niet van mening dat de systemen van controle op geneesmiddelen gebrekkig zijn.
Geneesmiddelen worden in Nederland op dezelfde wijze gecontroleerd als in de andere
Lidstaten van de Europese Gemeenschap, welke wijze op zijn beurt weer veel
overeenkomsten vertoont met de controle op geneesmiddelen in bijvoorbeeld de Verenigde
Staten.
Met betrekking tot de transparantie van geneesmiddelenregulering merk ik op dat de nieuwe
Geneesmiddelenwet die ter behandeling in de Tweede kamer ligt, op het gebied van
transparantie en toegankelijkheid van regulering een grote verbetering zal opleveren.
Ik zie geen directe reden om de controle op ongeoorloofde publiekscampagnes te
verbeteren. Er geldt een verbod op publieksreclame voor receptgeneesmiddelen. Gelet op de
uitspraken van de Codecommissie van de CGR ben ik van opvatting dat ten aanzien van de
publieksreclame farmaceutische bedrijven elkaar redelijk scherp houden.
Ten aanzien van de aanbeveling om onafhankelijke productinformatie beschikbaar te stellen
aan artsen stel ik vast dat artsen vanuit verschillende bronnen informatie over
geneesmiddelen kunnen krijgen, zoals het FTO, de vakbladen en de farmaceutische
industrie. Het Farmacotherapeutisch Kompas en van het College voor Zorgverzekeringen de
I-B teksten van het College ter beoordeling van geneesmiddelen die bij elk geregistreerd
geneesmiddel aanwezig zijn bevatten onafhankelijke, objectieve informatie. Op mijn verzoek
gaat de Raad van het gezondheidsonderzoek na hoe het gebruik van objectieve informatie in
de praktijk kan worden verbeterd.
16
Wat vindt u van de resultaten van het onderzoek van het Instituut voor Evidence-Based
Medicine dat 94% van het informatiemateriaal van farmaceutische industrie naar huisartsen
niet is gebaseerd op wetenschappelijk bewijs, en dat slechts 6% van de informatiebrochures
stellingen bevatten die wetenschappelijk worden ondersteund door te identificeren
literatuur? 9) Bent u bereid in Nederland ook zo'n onderzoek in te stellen en indien nodig
maatregelen te nemen?
16
Uit de door u aangehaalde publicatie blijkt dat het vooral gaat om een onderzoek naar
reclamegegevens en minder om wetenschappelijke informatie. Het onderscheid tussen
wetenschappelijk betrouwbare informatie en reclame is overigens niet altijd even duidelijk.
De Stichting Code Geneesmiddelenreclame heeft een eerste aanzet gemaakt voor een
duidelijk onderscheid tussen reclame en informatie.
1) website van FD, FDA Talk Paper, 22 maart jl.
2) Aanhangsel-Handelingen nr. 658, vergaderjaar 2003-2004
3) NRC-Handelsblad, 21 maart jl.
4) BMJ, 7 februari jl.
5) www.ahrp.org, (Alliance for human research protection) 22 maart jl., Stichting Prozac
Survivors Support Group Nederland
6) persbericht HAI, 16 maart jl., stichting Prozac Survivors Support Group Nederland
7) Charles Medawar en Anita Harden, `Medicines out of control', As ant 2004
8) Trouw, 23 maart jl.
9) BMJ, 28 februari jl.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport