Speech van minister Dekker van VROM bij de Stichting Hoogbouw in Den Haag op donderdag 22 april 2004
Dames en heren,
Het is nog niet zo heel lang geleden dat hoogbouw vooral als
horizonvervuiling werd gezien. Veel mensen deden lyrisch over de
skyline van New York, maar vonden tegelijkertijd dat er in Nederland
geen plaats was voor gebouwen van dat formaat.
Misschien kent u het voorbeeld van Rotterdam, dat zó bang was voor
hoogbouw dat het Hilton Hotel, aan het Weena, als maatstaf werd
genomen. Hoger dan dat gebouw, iets van 40 meter, mocht in het centrum
tot 1974 absoluut niet worden gebouwd. Intussen is het Weena één lange
rij hoogbouw, met het gebouw van Nationale Nederlanden - de Delftse
Poort - als onbetwist hoogtepunt. De Stichting Hoogbouw heeft het
fraaie gebouw afgelopen zaterdag zelfs tot beste wolkenkrabber van
Nederland uitgeroepen. De Delftse Poort is hét landmark voor de verre
omgeving, en werkplaats voor duizenden mensen. Bovendien zorgt het
voor veel dynamiek in het stadscentrum.
Hoge gebouwen zijn eigenlijk niet meer weg te denken uit Rotterdam.
Het oorspronkelijke ijkpunt, het Hilton staat er een beetje verloren
tussen.
Ik denk dat dat mede te danken is aan het werk dat de Stichting
Hoogbouw in de afgelopen twintig jaar verzette. Het taboe op hoogbouw
is voorgoed verleden tijd. Veel gemeenten zijn óm, en er verrijzen
allerlei architectonische hoogstandjes.
Mijn ministerie is, met de stichting, er al ongeveer een decennium van
overtuigd dat hoogbouw een oplossing is voor steden met schaarse
ruimte, die intensief wordt gebruikt. Samen met de Stichting Hoogbouw
zoeken we naar manieren om dat zo efficiënt en duurzaam mogelijk aan
te pakken. VROM ontwikkelde daarvoor onder meer een
Stimuleringsprogramma Intensief Ruimtegebruik. Met de stichting hebben
we toen een brochure uitgegeven over de stedelijke projecten die daar
het gevolg van waren.
Nu, zeven jaar later, zorgen hoogbouw en intensief ruimtegebruik nog
steeds voor nieuwe impulsen in de grote steden. Denkt u maar aan de
nieuwe sleutelprojecten bij de HSL-stations, en de Zuidas in
Amsterdam. De projecten worden mede mogelijk gemaakt door een subsidie
van VROM. Daarbij gaat het mij om het vormgeven van stedelijk gebied
van hoge kwaliteit.
De Rijksgebouwendienst van het ministerie is ook niet bang om de
hoogte in te bouwen. Het centrum van Den Haag is al sterk veranderd
met de komst van de Resident en de Hoftoren, die respectievelijk het
ministerie van VWS en OC&W huisvesten. De Hoftoren kreeg zelfs de
High-Rise Award van de gemeente Frankfurt toegekend, als één van de
elegantste openbare gebouwen van de stad.
De transformatie van het Haagse centrum gaat door. Aan de Turfmarkt
zullen twee torens van 140 meter hoog verrijzen, voor de ministeries
van Justitie en BZK. Verder levert de Rijksgebouwendienst een bijdrage
aan de ontwikkeling van het gebied rond het centraal station in Den
Haag. Plannen voor een nieuwe kantoortoren daar verkeren nog in de
beginfase.
De overheid zorgt ook voor een beleidskader voor deze materie. In de
nieuwe Nota Ruimte, die één dezer dagen verschijnt, zal aandacht zijn
voor intensief ruimtegebruik. Het rijk wil zo goed mogelijk gebruik
maken van de mogelijkheden tot verdichting, met name in de steden van
de nationale stedelijke netwerken. Het streven is dat 40 procent van
alle nieuwe woningen en bedrijfsgebouwen in al bebouwd gebied
verrijst. De kans is groot dat dat tot meer hoogbouw leidt.
Al met al is er veel aandacht voor hoogbouw en de mogelijkheden ervan.
Er is dan ook veel behoefte aan meer kennis over deze zaken. De
stichting is wat mij betreft dus zeker nog niet klaar. Ik zie haar
namelijk als een belangrijke katalysator voor het vergroten van de
expertise op dit terrein. En er zijn nog steeds mogelijkheden genoeg
om zaken anders en beter aan te pakken.
Zo vond ik de toelichting zeer interessant die Rem Koolhaas gaf op
zijn ontwerp voor het gebouw van de Chinese Omroeporganisatie, in
Peking. Het ontwerp wijkt radicaal af van het traditionele flatgebouw.
Het is een soort omgebogen toren van 230 meter hoog, die door Escher
verzonnen had kunnen zijn. Het interieur is een soort hellende straat,
net als bij de ambassade in Berlijn. Het gebouw zorgt voor een
verticale verbinding, in plaats van dat het een verticale scheiding
veroorzaakt. De bedoeling is dat het gebouw een stedelijk gebied op
zich vormt. Het ontwerp zal zijn uitstraling op Peking niet missen.
Ik denk dat het gebouw wel eens het begin zou kunnen zijn van een
nieuwe generatie hoogbouw. Het ontwerp sluit prachtig aan bij het
begrip dat de Stichting Hoogbouw en VROM ooit lanceerden als de
'gelaagde stad'.
Het zou mooi zijn als de architecten bij die nieuwe generatie hoge
gebouwen van te voren al zo veel mogelijk flexibiliteit inbouwden.
Zorg ervoor dat kantoorgebouwen ook als woning kunnen worden ingezet,
en omgekeerd. Maak grote ruimten opsplitsbaar en geef de mogelijkheid
om kleine ruimten tot grote te verbinden. Gebouwen die flexibiliteit
hebben, kunnen langer mee en zijn dus duurzamer. Bij oudere gebouwen
die over die eigenschappen beschikken, wordt daar vaak dankbaar
gebruik van gemaakt. Een voorbeeld is het Rotterdamse
Groothandelsgebouw, dat er na een flinke opknapbeurt met herindeling
weer een hele tijd tegen kan.
Als meer bestaande gebouwen al zo gebouwd waren, dan zaten we nu
wellicht niet met problemen als leegstaande kantoren en het gebrek aan
goede woningen voor hogere en middeninkomens. Ik roep u op om dit
interessante thema nader te bestuderen.
Een ander punt dat van belang is voor de toekomst van hoogbouw is de
inpassing. Soms bekruipt je het gevoel dat er wel heel veel aandacht
aan een gebouw is besteed, maar dat de omgeving ervan enigszins over
het hoofd is gezien. Je zou je af kunnen vragen of de stedenbouw wel
voldoende aandacht besteedt aan hoogbouw, en vice versa. Want
intensief gebruik van de ruimte kan alleen worden gerealiseerd bij
zorgvuldige en integrale planvorming.
Een voorbeeld waarbij dat heel goed is gelukt, is La Defense in
Parijs. Daar is duidelijk zichtbaar dat ervoor is gekozen om de
hoogbouw te concentreren buiten het historische en monumentale
centrum. Die keuze getuigt van een integrale visie op de metropool
Parijs.
Een ander voorbeeld, en van een heel andere statuur, is de inrichting
van het stationsgebied van Wolvega, in het open Friese land. Ook daar
is gebouwd vanuit een visie op hoogbouw, intensief ruimtegebruik, en
de omgeving.
Er wordt compact gebouwd, en hoger dan tot nu toe gebruikelijk. Dat
gebeurt vanuit een stedenbouwkundig concept dat past bij de
kleinschaligheid van Wolvega.
Hoogbouw is dan ook niet alleen nuttig voor metropolen, maar biedt
mogelijkheden voor verschillende schaalniveaus. Als de
stedenbouwkundige context maar goed doordacht is, en de dosering
juist.
Daarnaast zal de creativiteit van de ontwerpers van hoog niveau moeten
zijn. Misschien kan dat leiden tot het vermijden van de oude, maar nog
altijd bijzonder vervelende problemen van de windhoek en de
tochttunnel. Die zijn wellicht de hoofdschuldigen aan de weerzin die
sommige mensen nog steeds hebben tegen hoge gebouwen. Toch worden de
rukwinden onder gebouwen vaak onderschat, en houden ontwerpers er te
weinig rekening mee, zelfs bij de meest prestigieuze nieuwe plannen.
Ook moet er veel aandacht zijn voor brandveiligheid, dat lijkt me één
van de belangrijke lessen van 11 september.
Verder lijkt het me goed als er iets gebeurt aan de onderschatting van
de "plint" bij veel hoogbouw. De plint wordt niet zelden gezien als
een noodzakelijke verbinding met de ondergrond, en niet als het
onderdeel waarmee mensen als eerste in aanraking komen. Daardoor
blijven mogelijkheden om een gebouw helemaal 'af' te krijgen onbenut.
De plint moet een functie krijgen in de stedelijke omgeving, en
bijdragen aan de bewoonbaarheid.
Dames en heren,
Zoals u uit mijn woorden op kunt maken is de Stichting Hoogbouw wat
mij betreft nog lang niet klaar. U heeft al veel bereikt. Maar het
terrein van hoogbouw en intensief ruimtegebruik evolueert mee, en u
heeft daarbij een belangrijke opgave. Het is aan de stichting om de
discussie aan te jagen en om de expertise die daarvoor nodig is te
vergroten. Ik wens u veel succes bij die taak en hoop dat het werk van
de stichting ook in de toekomst zal leiden tot mooie gebouwen en
vitale steden. Ik dank u voor de aandacht.