RAAD VOOR CULTUUR
Muziekcentrum van de Omroep
P E R S B E R I C H T
Raad voor Cultuur: 7,5 miljoen euro bezuinigen op het Muziekcentrum
van de Omroep is onverantwoord
Keuze voor scenario Publieke Omroep
DEN HAAG - De Raad voor Cultuur heeft op verzoek van de
staatssecretaris voor Cultuur en Media een advies uitgebracht met
betrekking tot twee bezuinigingsvarianten voor het Muziekcentrum van
de Omroep (één van de Publieke Omroep en één van het MCO). De derde
variant - waarin de staatssecretaris aangeeft hoe er 7,5 miljoen euro
bezuinigd kan worden - heeft de Raad terzijde gelegd. Volgens de Raad
miskent dat voorstel de behoefte van de Publieke Omroep aan met name
symfonisch repertoire in het uitzenden van levende muziek.
De Raad is verbaasd en teleurgesteld dat het de directie van het MCO
en de leiding van de Publieke Omroep niet is gelukt zelf met een
gezamenlijk standpunt te komen. Hij heeft daarom besloten een keuze te
maken tussen de twee voorliggende varianten en is van oordeel dat het
voorstel van de Publieke Omroep, waarbij het Nederlands Radio Symfonie
Orkest en het Radio Kamerorkest samengaan tot een nieuwe flexibele
orkestformatie, het meeste recht doet aan de twee uitgangspunten die
de Raad heeft gehanteerd. Die uitgangspunten behelzen de kwaliteit van
de orkesten en de vraag hoe de programmering van levende muziek op met
name Radio 4 doorgang kan vinden met zo min mogelijk schade aan de
MCO-capaciteit. De Publieke Omroep geeft aan behoefte te hebben aan
een flexibele orkestformatie met symfonische omvang dat ook in
deelbezettingen kan worden ingezet. De Raad vindt zo'n formatie met
flexibele bezetting goed passen bij het bijzondere uiteenlopende
repertoire van het MCO. Daarnaast is de variant van de Publieke Omroep
voor de podia, zoals Muziekcentrum Vredenburg, de minst schadelijke
oplossing. En de positie van het Groot Omroepkoor wordt in deze
variant het minst uitgehold.
De Raad stelt vast dat de huidige bezuinigingsvoornemens ten aanzien
van het MCO alleen zijn ingegeven door financiële motieven. De hoogte
van de taakstelling lijkt willekeurig te zijn bepaald en, zo
constateert hij, is in verhouding tot de bezuinigingen elders in de
mediabegroting relatief hoog. Van een inhoudelijke onderbouwing voor
de opgelegde bezuinigingen is geen sprake. Daarnaast wijst de Raad
erop dat in geen enkel scenario middelen zijn voorzien om
niet-omroeporkesten te kunnen programmeren terwijl de Publieke Omroep
toch vaker een beroep zal moeten doen op de inzet van deze orkesten,
wil ze het volume levende muziek blijven continueren (een belang dat
de commissie-Hierck destijds al onderstreepte).
De Raad verwijst in dat verband ook naar het eerder deze week
uitgebrachte Cultuurnota-advies waarin hij zich gedwongen heeft gezien
een korting op alle symfonieorkesten te adviseren, omdat ingrijpende
veranderingen in het bestel zonder besteldiscussie niet te billijken
zijn. De Raad realiseert zich dat het opvolgen van het advies de
middelen voor de symfonische sector als geheel zal doen verminderen en
de orkesten beperkingen oplegt. Daarom acht de Raad het - vanuit het
oogpunt van samenhang binnen het gehele orkestenbestel - dan ook van
belang dat de staatssecretaris zich in haar bezuinigingsvoornemens bij
het MCO rekenschap geeft van deze situatie.
Het advies verwijst naar de commissie-Hierck die drie jaar geleden een
advies heeft uitgebracht over het hele orkestenbestel, inclusief de
omroeporkesten. De Raad voor Cultuur heeft de inhoud van het rapport
destijds onderschreven, maar moet vaststellen dat met de huidige
bezuinigingsvoornemens dit advies niet zonder meer kan worden
uitgevoerd.
Over de kwaliteit van het Nederlands Radio Symfonie Orkest wil de Raad
nog opmerken dat dit orkest zich sinds het aantreden van de artistiek
leider levende muziek goed heeft kunnen profileren binnen het MCO. Als
het om de kwaliteit van de omroeporkesten gaat, zeker ook in
vergelijking met de symfonieorkesten van buiten de omroep, is er geen
aanleiding een bepaald orkest aan te wijzen als de 'zwakste
broeder'.
Tenslotte constateert de Raad dat een officiële meerjarenvisie op
Radio 4 ontbreekt. Hij adviseert de Publieke Omroep en het MCO met die
visie te komen en dat als vertrekpunt te nemen voor de inzet van de
MCO-ensembles. Het grote belang van een gevarieerde levende
muziekprogrammering op met name Radio 4 en van de positie van de
MCO-ensembles binnen het orkestenbestel vergt een extra inspanning van
de Publieke Omroep en MCO-leiding om niet in verdeeldheid maar juist
gezamenlijk een visie op de toekomst te ontwikkelen.
----