Rijksuniversiteit Groningen

041- Vuistregels voor aansprakelijkheid en verantwoording van politici

Datum: 14 april 2004

Verantwoording en aansprakelijkheid van politici zijn in het Nederlands staatsrecht onduidelijk geregeld. Wetten kennen overlapping of juist leemten, waardoor in veel gevallen niet helder is op welke manier een politicus zich moet verantwoorden. Ook gaat de aandacht te veel uit naar de vraag of iemand moet aftreden en te weinig naar de verantwoording die moet worden afgelegd. Dat concludeert Hansko Broeksteeg, die onder meer de affaire-Peper heeft bestudeerd. Broeksteeg promoveert op 22 april 2004 aan de RUG.

De promotie van Broeksteeg valt in drie delen uiteen. Hij onderzoekt achtereenvolgens politieke verantwoordelijkheid, strafrechtelijke aansprakelijkheid en comptabele (oftewel financiële) verantwoordelijkheid van zowel ministers, als het college van burgemeester en wethouders van gemeenten. Hierbij komt Broeksteeg een groot aantal juridische en politieke problemen tegen.

Bram Peper en prinses Margarita

In Nederland en over de grens groeit de belangstelling om politici niet alleen politiek, maar ook anderszins aansprakelijk te stellen voor eventuele misstappen. Neem de affaire Bram Peper, waarbij de Rotterdamse gemeenteraad de oud-burgemeester juridisch op het matje riep om onrechtmatig uitgegeven gemeentegelden terug te vorderen. Of de kwestie Margarita. Verschillende ministers werden aangeklaagd op verdenking van ambtsmisdrijven. `Je ziet dat mensen zoeken naar andere manieren om politici aan te pakken. Over de aanleiding hiervoor kun je alleen speculeren. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat mensen denken dat de Tweede Kamer te ver van hen af staat en in veel gevallen niet durft door te pakken.'

Magere rechtsgang

`Elk van de drie vormen - politieke verantwoordelijkheid, strafrechtelijke aansprakelijkheid en comptabele verantwoordelijkheid
- heeft zijn eigen definitie van wat rechtmatig is. Je moet ze goed uit elkaar houden, anders ontstaat grote verwarring.' Een goed voorbeeld is de affaire-Bram Peper, die Broeksteeg als casestudy gebruikte. Hierin raakten het comptabele en strafrechtelijke traject verstrengeld. Met grote gevolgen. `Ga maar na, het maakt een groot verschil of de politicus in kwestie bonnetjes van zijn uitgaven al bewijs moet kunnen aanleveren, of dat het Openbaar Ministerie verplicht is alles tot op de bodem uit te zoeken.' Broeksteeg concludeert dat een aparte strafrechtelijke procesgang voor (oud-)ministers, zoals die nu bestaat, onwenselijk is. Als iemand een minister juridisch wil vervolgen, komt hij meteen bij de Hoge Raad terecht en slaat de stappen van rechtbank en hoger beroep over. `Dat is een zeer magere rechtsgang. Je kunt beter de procedure volgen die voor iedereen al is vastgelegd in wet en deze aparte regel voor bewindslieden schrappen.'

Terugvorderen

Een tweede conclusie is dat de persoonlijke aansprakelijkheid voor onrechtmatige uitgaven door collegeleden, afgeschaft bij de dualisering in 2002, wél zou moeten bestaan. De staatscommissie Elzinga beschouwde de persoonlijke aansprakelijkheid als een achterhaald instrument en vond dat verantwoording alleen via politieke lijnen moest lopen. Maar de enige sanctie die door de gemeenteraad kan worden opgelegd, is een indemniteitsprocedure, waarbij achteraf alle uitgaven alsnog worden goedgekeurd. `Je zou op zijn minst de mogelijkheid moeten hebben om bestuurders voor de rechter te dagen. Als ze bijvoorbeeld gemeentegelden hebben uitgegeven aan persoonlijke dingen, wil je dit geld kunnen terugvorderen.'

Tien vuistregels

In zijn conclusie geeft Broeksteeg tien vuistregels, waarmee een evenwichtiger stelsel van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in het staatsrecht kan worden bewerkstelligd. De twee belangrijkste zijn: 1. scheid de verschillende vormen van aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid om onduidelijke situaties te voorkomen; 2. volg het politieke pad voordat de rechtsgang gezocht wordt. Daarnaast moet de aandacht voor verantwoording toenemen, ten koste van de vertrouwensvraag. `De eerste vraag die nu vaak gesteld wordt, is of er koppen gaan rollen. Dat is een emotionele benadering, gericht op vertrouwen, en valt buiten de verantwoordingsplicht.'

Curriculum vitae

Johannes Lambertus Wilhelmus Broeksteeg (Berghem, 1974) studeerde rechten in Utrecht en verrichtte zijn promotieonderzoek bij de vakgroep Staatsrecht van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de RUG. Hij is thans werkzaam als universitair docent staats- en bestuursrecht bij de Universiteit Maastricht en doet onderzoek naar parlementair en gemeenterecht. Broeksteeg promoveert bij prof.mr. D.J. Elzinga en prof.dr. J. de Ridder. Zijn onderzoek werd gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en maakt deel uit van het onderzoeksprogramma `Toezicht, aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid in publieke en private organisaties'. De titel van het proefschrift luidt: Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in het staatsrecht. In het voorjaar van 2004 verschijnt er een handelseditie bij Kluwer Deventer, ISBN 90 13 01215 9, de prijs bedraagt ca. 35 euro.

Noot voor de pers

Informatie: mr. Hansko Broeksteeg, tel. (043)388 32 35, e-mail: hansko.broeksteeg@pubr.unimaas.nl (werk)