De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DN. 2004/814
datum
15-04-2004
onderwerp
Resultaten 7e Conferentie van Partijen bij het Biodiversiteitsverdrag
TRC 2004/2615
bijlagen
2
Geachte Voorzitter,
Mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de
staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de staatssecretaris voor
Europese Zaken hebben wij het genoegen u als volgt te berichten.
Van 9-20 februari 2004 vond in Kuala Lumpur (Maleisië) de Zevende
Conferentie van Partijen bij het Verdrag inzake Biologische
Diversiteit (CBD-COP7) plaats. De prioriteitsthema's van deze zevende
Conferentie van Partijen waren Beschermde Gebieden, Overdracht van
Technologische Kennis, Biodiversiteit in Berggebieden en de Follow-up
van de World Summit on Sustainable Development (WSSD). Daarnaast kwam
ook een aantal andere biodiversiteitsthema's aan de orde zoals mariene
biodiversiteit, zoetwaterbiodiversiteit, eerlijke verdeling van
voordelen van biodiversiteit, duurzaam gebruik van biodiversiteit, de
rol van inheemse volken en invasieve uitheemse soorten.
Hieronder gaan wij eerst in algemene zin in op het verloop van deze
Zevende Conferentie. Vervolgens wordt kort verslag gedaan van de
uitkomst van de besluitvorming ten aanzien van de prioritaire thema's.
Aansluitend op COP7 vond eveneens in Kuala Lumpur de Eerste
Bijeenkomst van Partijen bij het Bioveiligheidsprotocol (MOP1) plaats.
Over de resultaten van deze bijeenkomst wordt u in een afzonderlijke
brief geïnformeerd.
datum
15-04-2004
kenmerk
DN. 2004/814
bijlage
A. Algemeen
Voorzitterschap Biodiversiteitsverdrag
Aangezien Nederland gastland en voorzitter was van 6e Conferentie van
Partijen bij het Verdrag inzake Biologische Diversiteit (COP6, april
2002, Den Haag), vervulde het de afgelopen twee jaar het
voorzitterschap tot aan de zevende Conferentie in Kuala Lumpur.
Tijdens COP7 zat Nederland één van de twee werkgroepen voor. Als
zodanig heeft Nederland een leidende rol vervuld bij de implementatie
van de afspraken die op dit vlak tijdens de WSSD zijn gemaakt, dat
geldt met name op het gebied van de start van onderhandelingen over
een internationaal regime inzake de toegang tot genetische bronnen en
de eerlijke verdeling van de opbrengsten daarvan, alsmede een
werkprogramma over beschermde gebieden. In dat kader heeft Nederland
intersessionele bijeenkomsten voorgezeten van alle verdragspartijen
inzake het strategisch plan van het verdrag, genetische bronnen,
verdere integratie van de belangen van inheemse volkeren in de
implementatie van het verdrag, richtlijnen voor duurzaam gebruik van
biodiversiteit en technologieoverdracht aan ontwikkelingslanden. Het
voorzitterschap is wereldwijd als succesvol bestempeld.
Deelnemers
De conferentie beschouwen wij zowel qua belangstelling als in termen
van inhoudelijke resultaten als een succes. In totaal hebben circa
2300 personen (bewindslieden, delegatieleden, bedrijfsleven, NGO's,
media) aan de conferentie deelgenomen.
Staatssecretaris Van Geel nam namens het kabinet deel aan het
ministerieel segment. In de Nederlandse delegatie participeerden
medewerkers van de ministeries van Buitenlandse Zaken,
Ontwikkelingssamenwerking, Verkeer en Waterstaat, VROM en Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit. Ook vertegenwoordigers van het
bedrijfsleven en de particuliere natuurorganisaties maakten deel uit
van de delegatie.
Resultaten
COP7 heeft op goede wijze uitwerking gegeven aan de verschillende
biodiversiteitsdoelen die zijn geformuleerd in het Actieplan van de
WSSD van september 2002. Deze vloeiden op hun beurt in belangrijke
mate voort uit COP6, die in april 2002 plaatsvond in Den Haag. De
Ministersverklaring van Den Haag bevatte een reeks concrete
aanbevelingen voor het versterken van de samenhang tussen
biodiversiteit, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding alsmede de
zeer belangrijke doelstelling om in 2010 een belangrijke afname van
het verlies aan biodiversiteit te hebben gerealiseerd.
Wij constateren daarom met voldoening dat zowel de resultaten van COP6
als van de WSSD richting gaven aan vrijwel alle besluiten van COP7.
De inhoudelijke resultaten van deze conferentie stemmen tot
tevredenheid. Er is een Werkprogramma voor Beschermde Gebieden
vastgesteld dat ook aandacht schenkt aan de belangrijke biodiversiteit
buiten beschermde gebieden en de rol van de lokale bevolking. Daarbij
wordt het belang van integrale benaderingen zoals ecologische
netwerken onderstreept.
Voorts heeft de conferentie de uitgangspunten geformuleerd voor de
verdere uitwerking van een internationaal regime voor eerlijke toegang
en verdeling van de voordelen van genetische bronnen. De richtlijnen
voor duurzaam gebruik van biodiversiteit die met sterke Nederlandse
inzet zijn ontwikkeld, zijn aangenomen. Er zijn werkprogramma's voor
technologieoverdracht en biodiversiteit in bergen aanvaard.
COP7 heeft verder besluiten genomen over de instelling van mariene
beschermde gebieden, ook buiten de wateren die onder nationale
jurisdictie vallen. Van groot belang is tenslotte dat overeenstemming
is bereikt over een voorlopige kernset van indicatoren waarmee de
voortgang bij het realiseren van de CBD-doelstellingen en de
2010-doelstelling kan worden gemeten.
Ministeriële segment
Op 18 en 19 februari vond in Kuala Lumpur de ministeriële bijeenkomst
plaats waaraan werd deelgenomen door circa 90 ministers of
vice-ministers. Staatssecretaris Van Geel vertegenwoordigde Nederland.
Jammer genoeg stond dit ministeriële gedeelte geïsoleerd van de rest
van de conferentie, waardoor er nauwelijks politieke sturing aan de
onderhandelingen werd gegeven.
Door het gastland Maleisië was de bijeenkomst geplaatst in het teken
van wetenschappelijke kennis en samenwerking op het gebied van
biodiversiteit. In zijn bijdrage heeft staatssecretaris Van Geel
vooral gewezen op het belang van ecologische netwerken en het kunnen
beschikken over goede indicatoren om veranderingen in de
biodiversiteit vast te kunnen stellen.
Het ministeriële segment mondde uit in een ministeriële verklaring.
Daarin onderschrijven de ministers een aantal belangrijke
doelstellingen van het Biodiversiteitsverdrag en in het bijzonder de
resultaten van COP7. De 'Kuala Lumpur Declaration' treft u aan als
bijlage bij deze brief.
Side-events tijdens de conferentie
In de marge van de eigenlijke conferentie hebben tientallen andere
bijeenkomsten plaatsgevonden (side-events) waarin verdragspartijen,
internationale organisaties en NGO's met elkaar in debat gingen over
alle aspecten van het verdrag.
Nederland organiseerde, in samenwerking met IUCN/World Conservation
Union, een bijeenkomst over ecologische netwerken. Daarin stond de in
opdracht van Nederland voor COP7 vervaardigde brochure 'Integrating
Biodiversity Conservation and Sustainable Use: Lessons Learned from
Ecological Networks' centraal.
Vertegenwoordigers van verschillende regio's lieten daarin hun licht
schijnen over hun ervaringen met integrale benaderingen zoals
ecologische netwerken, alsmede over de onduidelijkheden die daar nog
aan kleven.
Voorts is door het Rijksinstituut voor Kusten en Zeeën (RIKZ) een
workshop georganiseerd over het opstellen van richtlijnen om behoud en
duurzaam gebruik van mariene biodiversiteit explicieter in
kustbeheerprogramma's te integreren.
Nederland is nauw betrokken bij de totstandkoming van deze richtlijnen
en hecht aan actieve participatie vanuit andere regio's.
Samen met het Nederlands Comité van IUCN heeft de Nederlandse regering
een stand getiteld 'The Netherlands and Biodiversity' ingericht en
bemand, waarin informatie over het Nederlandse biodiversiteitsbeleid
werd verstrekt.
B. Voornaamste inhoudelijke resultaten.
Doorwerking WSSD
COP6 in Den Haag stond in belangrijke mate in het teken van het
versterken van de samenhang tussen biodiversiteit, duurzame
ontwikkeling en armoedebestrijding. De Ministersverklaring van Den
Haag bevatte daartoe een reeks concrete aanbevelingen en de
doelstelling om in 2010 een afname van het verlies aan biodiversiteit
te hebben gerealiseerd. Deze aanbevelingen en doelstelling zijn
opgenomen in het WSSD Actieplan. COP7 keek met tevredenheid terug op
de resultaten van de WSSD en versterkte ook in de eigen
werkprogramma's bovengenoemde samenhang. Van bijzondere betekenis
daarbij is dat COP7 afspraken heeft gemaakt hoe de voortgang ten
opzichte van de 2010-doelstelling te meten aan de hand van een set van
indicatoren.
Gevolgen voor Nederland:
Het is verheugend te constateren dat COP7 constructief heeft
gereageerd op de resultaten van de WSSD, die voor wat betreft
biodiversiteit voor een zeer belangrijk deel zijn gebaseerd op de
resultaten van COP6 in Den Haag. Dit vormt tevens een goede afronding
van het Nederlandse voorzitterschap sinds de conferentie in Den Haag.
Nederland zal blijven pleiten voor versterking van samenwerking tussen
internationale fora. De resultaten van COP7 vormen ook een
ondersteuning voor de uitvoering van het Nederlandse Actieprogramma
Duurzame Daadkracht, waarin behoud en duurzaam gebruik van
biodiversiteit een centrale plaats heeft.
Beschermde gebieden
Het werkprogramma voor beschermde gebieden, van groot belang voor het
behalen van de genoemde 2010-doelstelling, kwam moeizaam tot stand. De
Europese Unie was een groot voorstander van het aannemen van het
werkprogramma en de instelling van een werkgroep. De
ontwikkelingslanden vreesden voor hun soevereiniteit en voor de
materiële consequenties van een te stringent werkprogramma.
Uiteindelijk werd toch overeenstemming bereikt over een werkprogramma
dat een goede basis biedt voor versterking van het beleid ten aanzien
van bescherming en beheer van natuurgebieden, en voor
grensoverschrijdende samenwerking daarbij. De door Nederland en de
Europese Unie gewenste concepten van ecologische netwerken en een
mondiaal netwerk werden in de tekst opgenomen. Daarmee is een
belangrijke stap gezet in het realiseren van de Nederlandse ambitie om
op termijn te komen tot een mondiale ecologische hoofdstructuur.
Voorts biedt het werkprogramma ruimte voor beleid dat zich niet alleen
richt op (systemen van) beschermde gebieden, maar ook op de
belangrijke biodiversiteit buiten beschermde gebieden. Daarin zitten
ook aanknopingspunten voor actieve samenwerking met andere
(economische) sectoren en het veel meer betrekken van de lokale
bevolking bij het beheer en de verdeling van de opbrengsten van de
beschermde gebieden.
Italië bood zich aan als gastland voor de eerste Working Groon
Protected Areas.
Gevolgen voor Nederland:
Nederland en andere Europese landen voeren reeds belangrijke
onderdelen van het CBD werkprogramma uit met hun vigerende nationale
programma's. Zo wordt aan vrijwel alle afspraken met betrekking tot
aanwijzing en beheer van beschermde gebieden voldaan.
Voor de internationale samenwerking, inclusief de
ontwikkelingssamenwerking, geeft het nieuwe werkprogramma steun aan
integrale benaderingen van biodiversiteitsbescherming in een
sociaal-economische context die zowel wettelijk beschermde gebieden
(parken) als omliggende gebieden in beschouwing nemen. De bevordering
van dit soort op integrale duurzame ontwikkeling gerichte
benaderingen, in het bijzonder ecologische netwerken, zal een
speerpunt blijven in het beleid van de Nederlandse regering.
Toegang tot genetische bronnen en de eerlijke verdeling van de
opbrengsten (Access and benefitsharing)
Het Biodiversiteitsverdrag biedt landen de mogelijkheid om, op basis
van de nationale soevereiniteit over hun biodiversiteit, voorwaarden
te stellen aan de toegang tot genetische bronnen en de verdeling van
de voordelen ervan. Veel ontwikkelingslanden hebben daartoe inmiddels
specifieke wet- en regelgeving ontwikkeld. Daarin zijn vereisten
uitgewerkt als: toestemming vóórafgaand aan export van genetische
bronnen en overeenstemming over het toegestane gebruik van genetische
bronnen. Ontwikkelingslanden zijn van mening dat westerse landen te
weinig doen om handhaving van dergelijke vereisten door hun
ingezetenen af te dwingen. Tijdens de WSSD heeft dit geleid tot de
afspraak om in het kader van het Biodiversiteitsverdrag een
internationaal regime uit te onderhandelen met betrekking tot
genetische bronnen.
Op basis van intensieve discussies is tijdens COP7 het mandaat
vastgesteld van een ad hoc werkgroep die zal beginnen met de
onderhandelingen over dit internationale regime. Het mandaat voorziet
in een lijst van mogelijke elementen waaruit het regime zou kunnen
bestaan, waaronder maatregelen gericht op het verdelen van de
voordelen van het gebruik, mogelijkheden voor het verbeteren van
toegang, wetenschappelijke samenwerking, en kennis van lokale en
inheemse gemeenschappen. Het regime zou uiteindelijk kunnen bestaan
uit een combinatie van één of meer van dergelijke instrumenten, binnen
een set van principes, normen en besluitvormingsmechanismen. Het zou
zowel juridisch bindend kunnen zijn, zoals veel ontwikkelingslanden
willen, of niet-juridisch bindend, zoals veel westerse landen beogen.
Verder werd tegelijk met het mandaat voor deze onderhandelingen een
actieplan vastgesteld voor het opbouwen van capaciteit van landen om
uitwerking te kunnen geven aan de doelstellingen van het verdrag
inzake genetische bronnen.
Gevolgen voor Nederland:
Het mandaat zoals vastgesteld voor de groep biedt een goede basis voor
de onderhandelingen. Het omvat de aspecten die Nederland relevant acht
voor een goed werkend regime. Nederland is voornemens om in het kader
van de Europese Unie een actieve rol te spelen in de onderhandelingen
over het internationale regime. Dit sluit aan bij het beleid van
Nederland, zoals verwoord in de nota Bronnen van ons Bestaan - behoud
en duurzaam gebruik van genetische diversiteit.
De regering zal verder bezien op welke wijze kan worden bijgedragen
aan de verwezenlijking van het COP7 actieplan inzake
capaciteitsopbouw.
Mariene gebieden en diepzeebodems
Een belangrijk element van het door COP7 aanvaarde, uitgebreide
werkprogramma is de overeenstemming over de instelling van mariene
beschermde gebieden om te komen tot een mondiaal netwerk in 2012. Ook
was er overeenstemming over het instellen van mariene beschermde
gebieden buiten de territoriale wateren. Mede door de inzet van de EU
en Nederland is een oproep aan Partijen bij de CBD gedaan om binnen
hun rechtsmacht activiteiten schadelijk voor de diepzeebodem te
staken. Hierbij wordt onder meer gedoeld op diepzeevisserij en
mijnbouw. COP7 roept de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
en andere relevante internationale organisaties op om samen te werken
bij het ontwikkelen van mechanismen op grond waarvan in de toekomst
mariene beschermde gebieden kunnen worden ingesteld en beheerd buiten
de zeeën die onder nationale jurisdictie vallen.
Gevolgen voor Nederland:
Gesteund door de besluitvorming in COP7 zal de Nederlandse regering
haar beleid tot aanwijzing van mariene beschermde gebieden in de eigen
regio voortzetten. Mondiaal zal actief worden meegewerkt aan de
totstandkoming van nadere afspraken voor bescherming van de
biodiversiteit in de zeeën buiten nationale jurisdictie.
Duurzaam gebruik van biodiversiteit
COP7 ging akkoord met richtlijnen voor het duurzaam gebruik van
biodiversiteit. Nederland heeft zich sinds COP5 sterk ingezet om het
duurzaam gebruik van biodiversiteit nader te omschrijven en heeft
onder andere 4 internationale workshops voor het formuleren van
richtlijnen voor het duurzaam gebruik van biodiversiteit gefinancierd.
Op COP7 was er veel waardering voor deze richtlijnen en de goedkeuring
hiervan door COP7 kan beschouwd worden als een belangrijk Nederlands
succes.
Gevolgen voor Nederland:
De Nederlandse regering zal de verdere uitwerking en toetsing van de
richtlijnen voor het duurzaam gebruik van biodiversiteit blijven
ondersteunen. Hierbij zal de prioriteit liggen op bossen, wetlands en
agrobiodiversiteit.
Monitoring van de uitvoering van het Biodiversiteitsverdrag
COP7 heeft overeenstemming bereikt over de monitoring van de voortgang
van het Verdrag en met name de realisatie van de WSSD-doelstelling om
het biodiversiteitsverlies in 2010 aanzienlijk te hebben verminderd.
Er is gekozen voor een beperkte kernset van indicatoren, die deels nu
reeds in de praktijk kunnen worden toegepast en deels op korte termijn
operationeel kunnen worden gemaakt. De 2010-doelstelling is nader
gespecificeerd in een tiental subdoelen, waarvan meetbare
doelstellingen kunnen worden afgeleid. Nederland heeft een actieve
bijdrage geleverd aan dit resultaat. Partijen wordt gevraagd het
raamwerk van doelen ook op nationaal niveau te gebruiken.
Voorts is een werkgroep ingesteld die de voortgang van de
implementatie van het Verdrag in kaart zal brengen en voorstellen zal
doen om deze te verbeteren.
Gevolgen voor Nederland:
De Nederlandse regering zal op nationaal niveau de kernset voor
monitoring van het biodiversiteitsbeleid toepassen. Aan de
(internationale) uitwerking en implementatie van het indicatorraamwerk
zal actief worden bijgedragen.
Invasieve uitheemse soorten
Tijdens COP6 (Den Haag, 2002) is door Australië een formeel bezwaar
geuit tegen de besluitvorming inzake Richtlijnen ten aanzien van
Invasieve Uitheemse Soorten (invasive alien species). Als voorzitter
van de Conferentie van Partijen tot aan COP7 heeft Nederland een
voorstel voorbereid om aan de procedurele en inhoudelijke bezwaren van
Australië tegemoet te komen. Helaas is dit niet gelukt omdat een
aantal landen uiteindelijk niet akkoord kon gaan, met name met de
referentie aan het voorzorgsbeginsel.
Het probleem is doorgeschoven naar de volgende Conferentie van
Partijen in 2006.
Gevolgen voor Nederland:
Nederland heeft zich zeer ingespannen om voor dit probleem,
voortvloeiend uit COP6 in Den Haag, een voor alle Partijen
aanvaardbare oplossing te vinden. Het is nu aan de volgende
conferentie (COP8) om hiervoor een oplossing te vinden.
Budget van de CBD
De onderhandelingen over het secretariaatsbudget voor 2005-2006
verliepen - zoals gebruikelijk - ook op deze COP uitermate stroef. In
de eerste plaats vanwege de discussie over de vraag welke werkgroepen
uit het beperkte budget (gevuld door de contributies van Partijen) van
de CBD gefinancierd dienden te worden. Doordat enkele landen zich
opwierpen als gastland en vrijwillige bijdragen aanboden werd hiervoor
een oplossing gevonden.
Een ander punt betrof de wens van sommige landen die geen Partij zijn
bij het Bioveiligheidsprotocol een duidelijkere scheiding tussen het
budget voor het verdrag en het budget voor het protocol aan te
brengen. Een laatste struikelblok vormde de aanbeveling over de
verlenging van de termijn van de uitvoerend secretaris, de heer
Hamdallah Zedan, in het budgetbesluit.
Uiteindelijk heeft COP7 ingestemd met een stijging van 5% van de
contributies ten opzichte van het biennum 2003-2004.
Gevolgen voor Nederland:
De besluitvorming tijdens COP7 impliceert voor Nederland een totale
contributieverhoging voor 2005-2006 van circa $ 120.000. De
Nederlandse regering zal daarnaast ook op vrijwillige basis aan de
uitvoering van het verdrag blijven bijdragen, met name in het kader
van de bestaande overeenkomst met het CBD-Secretariaat.
In zijn totaliteit zien wij terug op een succesvolle conferentie die
een krachtige impuls heeft gegeven aan de verdere implementatie van
het Biodiversiteitsverdrag.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
De staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
drs. P.L.B.A. van Geel
PDF-versie van de brief met bijlage
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Resultaten 7e Conferentie van Partijen bij het Biodiversiteitsverdrag
(PDF-formaat, 130 kB)
up Reageren
Homepage
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit