Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AO7867 Zaaknr: 13/009050-03
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 20-04-2004
Datum publicatie: 20-04-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer:
Datum uitspraak: 20 april 2004
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, 5de meervoudige kamer D, in de strafzaak
tegen:
,
geboren te op ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
op het , .
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op
de terechtzitting van 5 en 6 april 2004.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de
dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier
ingevoegd.
2. Voorvragen
...
3. Waardering van het bewijs
3.1 DE BEWIJSMIDDELEN:
Aangifte door Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) van 20 december
2001, met , van mogelijk gebruik van voorwetenschap bij de
handel in aandelen Kempen & Co N.V., inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 mei 2001, gedurende een handelsonderbreking, publiceert Kempen
het persbericht waarin het bedrijf bekend maakt dat Dexia Groep
(Dexia) voornemens is via haar dochter Dexia Banque Internationale à
Luxembourg een bod uit te brengen op alle uitstaande aandelen Kempen.
Het voorgenomen bod bedraagt 83,50 euro per aandeel in contanten. De
koers van de aandelen Kempen stijgt in de periode voorafgaand aan het
persbericht van 22 mei 2001 van 62 euro (slotkoers 18 mei 2001) naar
63,05 (laatste koers voor de handelsonderbreking op 22 mei 2001). Na
publicatie van het persbericht stijgt de koers van de aandelen Kempen
naar 82,55 euro (slotkoers 23 mei 2001).
Uit informatie van Rabobank Nederland blijkt dat door [medeverdachte
1] op 22 mei 2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het
persbericht, 1500 aandelen Kempen worden gekocht.
Uit informatie van ABN Amro bank N.V. (ABN Amro) blijkt dat door
op 22 mei 2001, voorafgaand aan de
handelsonderbreking en het persbericht, 5000 aandelen Kempen worden
gekocht.
Uit informatie van ABN Amro blijkt dat door de op 22 mei
2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het persbericht, 100
aandelen Kempen worden gekocht.
Uit informatie van ABN Amro blijkt dat door op 22
mei 2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het persbericht,
117 aandelen Kempen worden gekocht.
heeft op 22 mei 2001 daarmee in totaal 6500 aandelen
gekocht voor een bedrag van 410.025 euro. Voorts worden op 22 mei via
een interne overboeking bij de Rabobank 2193 aandelen Kempen
overgeboekt van de effectenrekening van de B.V. van
( B.V.) naar de privé-effectenrekening van . Na
de publicatie van het persbericht van 22 mei 2001 worden voor rekening
van 5.850 aandelen verkocht en 8.182 aandelen
aangemeld in het kader van het bod.
In de door de STE onderzochte periode van 1 september 2000 tot en met
1 september 2001 verricht , naast zijn transacties in
aandelen Kempen, drie effectentransacties. Uit de bij de transacties
in aandelen Kempen gemaakte bandopnamen blijkt dat
bij zijn aankooptransacties via Rabobank zeker wil weten dat de
aankooporder in zijn geheel wordt uitgevoerd, ondanks dat door de
uitvoering van deze order zijn effectenkredietlimiet van NLG 500.000
mogelijk wordt overschreden.
Uit de informatie van de gemeenten blijkt dat twee
kinderen heeft: de en . Zij is getrouwd
met . Uit de van Kempen ontvangen informatie blijkt dat de
binnen Kempen werkzaam is als Directeur Institutionele
Relaties.
In de door de STE onderzochte periode van 1 september 2000 tot en met
1 september 2001 verricht , naast zijn transacties in
aandelen Kempen, twee effectentransacties, een verkoop van vier
warrants in verband met de afloop van deze warrants, en een
inschrijving op een emissie. Uit de transactiegegevens van de
aankooptransactie voor op 22 mei 2001 blijkt dat de eerste
opdracht voor het bewerkstelligen van deze transactie een
aankoopopdracht voor 100 aandelen Kempen met een limiet van 62 euro
is. Deze opdracht wordt binnen een half uur gecanceld. Vervolgens
wordt opdracht gegeven tot de aankoop van 100 aandelen Kempen bestens.
Deze opdracht wordt als zodanig uitgevoerd.
In de door de STE onderzochte periode van 1 september 2000 tot en met
1 september 2001 verricht , naast haar transacties in
aandelen Kempen, een effectentransactie, een kooptransactie in ABN
Amro obligaties. Uit de transactiegegevens van de aankooptransactie
voor op 22 mei 2001 blijkt dat de eerste opdracht
voor het bewerkstelligen van deze transactie een aankoopopdracht voor
117 aandelen Kempen met een limiet van 62 euro is. Deze opdracht wordt
binnen een half uur gecanceld. Vervolgens wordt opdracht gegeven tot
de aankoop van 117 aandelen Kempen bestens. Deze opdracht wordt als
zodanig uitgevoerd.
Uit de informatie van de gemeente blijkt dat
woonachtig is op hetzelfde adres als .
De hieronder vermelde combinaties van cijfers en letters verwijzen
telkens naar de desbetreffende vindplaats in het proces-verbaal van de
Belastingdienst/FIOD-ECD met het
VE04-01 , inhoudende zijn eerste verklaring, zakelijk
weergegeven:
Ik ben gehuwd met
VE04-02 , inhoudende diens verklaring, zakelijk
weergegeven:
Sinds september 1996 werk ik bij Kempen Capital Management. Ik had in
de periode mei 2001 met te maken, hij was directielid
van Kempen en Co. Ik hoorde voor het eerst van de overname van Kempen
door Dexia toen ik werd gebeld door op mijn
. Op 21 mei rond 21:00 uur belde hij. Hij vertelde mij
dat de volgende dag bekend gemaakt zou worden dat Kempen overgenomen
zou worden door Dexia. Mijn vrouw heeft het telefoongesprek gehoord.
Ik heb het met mijn vrouw na het telefoontje over de overname gehad.
Ik kan mij niet herinneren of mijn vrouw met haar ouders heeft gebeld
op 21 mei 2001. Na het persbericht en mogelijk de dag daarop volgend
heb ik pas met ouders en schoonfamilie gebeld en het over de overname
gehad.
De ongenummerde 2e verklaring van , inhoudende,
zakelijk weergegeven:
U vraagt mij van wie ik heb vernomen dat er een bod op de aandelen
Kempen en Co lag. Ik heb dat vernomen van mijn man. Hij werd gebeld
door een collega van destijds. U zegt mij dat mijn man heeft verklaard
dat deze informatie op de avond van 21 mei op of omstreeks 21:00 tot
hem is gekomen. Ik merkte aan het gesprek dat mijn man enigszins
verbaasd of onder de indruk was. Ik heb flarden opgevangen. Ik heb uit
de flarden begrepen dat Kempen en Co overgenomen zou worden. Ik durf
niet met zekerheid te zeggen of ik het die avond ook van mijn man te
horen heb gekregen dan wel dat we het besproken hebben. Ik weet wel
dat we er over gepraat hebben maar dat zou ook de volgende dag of twee
dagen later kunnen zijn.
VE05-03 , inhoudende haar verklaring, zakelijk
weergegeven:
Ik kan mij niet herinneren of ik op de avond van 21 mei 2001 heb
gebeld met mijn ouders. Wij waren toen op vakantie en ik had geregeld
contact met mijn ouders, zelfs op vakantie.
VE01-06 , inhoudende diens zesde verklaring, zakelijk
weergegeven:
Ik hoor u zeggen dat mijn zoon, , op 22 mei 2001 op of
omstreeks 9:45 uur 100 aandelen Kempen heeft gekocht, [medeverdachte
2] die samenwoont met mijn zoon op 22 mei 2001 op of omstreeks 9:45
uur 117 aandelen Kempen heeft gekocht en ikzelf in totaal 6500
aandelen Kempen heb gekocht. Deze aankopen en de uitvoering daarvan
hebben allemaal plaatsgevonden op 22 mei 2001 tussen 9:00 uur en 11:00
uur, voor publieke bekendmaking van het voorgenomen bod van Dexia. Dat
is juist. De verklaring voor het feit dat ikzelf, mijn zoon en
vrijwel gelijktijdig aandelen Kempen hebben gekocht
is dat ik hem (de rechtbank leest: mijn zoon) op maandagavond de 21e
heb gebeld, dat was na het journaal van 22:00 uur, en heb gezegd: "Als
ik jou was zou ik wat Kempen & Co kopen vanwege positieve
koopsignalen. Ik heb gezegd dat ik ze de volgende dag ook zou kopen."
VE02-01 , inhoudende diens eerste verklaring, zakelijk
weergegeven:
Mijn burgerlijke staat is samenwonend met . Ik heb
het weleens met mijn vader over de aandelenmarkt. Mijn vader geeft mij
dan wel adviezen. Ik beslis eigenlijk altijd zelf met betrekking tot
mijn aandelenportefeuilles. Met mijn vader heb ik wel eens over
aandelen gesproken en dus ook over de aandelen Kempen & Co. Mijn vader
heeft mij wel eens een tip gegeven dat ik aandelen moest kopen in
onder andere het fonds Kempen & Co. Mijn vader gaf dit advies met name
omdat de aandelen Kempen & Co toen laag stonden en weer in stijgende
koers waren. Ik heb toen tegen mijn partner gezegd dat ik voor mijzelf
en haar toch wat aandelen Kempen & Co ging kopen.
VE02-02 , inhoudende diens tweede verklaring, zakelijk
weergegeven:
Ik heb de aandelen gekocht voor de datum dat Dexia bekend maakte dat
Kempen & Co overgenomen werd. Dit is ook de enige transactie die ik in
de aandelen Kempen & Co heb gedaan. Het ging hier om 100 aandelen en
voor mijn partner 117 aandelen in het fonds Kempen & Co. Ik zelf
verrichtte feitelijk de transactie voor mijn partner. Ik heb voor mijn
partner de transactie in het fonds Kempen & Co van 117 aandelen
uitgevoerd. Ik heb geen machtiging op haar rekening, maar de ABN Amro
accepteert de transacties die ik voor mijn partner bij de bank
telefonisch doorgeef.
T01-03 proces-verbaal van uitluisteren telefoonverkeer tussen
en op 28 augustus 2002 van 15:08 tot en
met 15:11, inhoudende, zakelijk weergegeven:
belt naar en zegt dat hij op kantoor
zit bij de directie en sinds binnenkomst is gehoord door de Fiod
inzake transacties van zijn schoonfamilie. In het gesprek wordt het
volgende gezegd, zakelijk weergegeven:
: Je hebt er niks mee te maken (...)
: Het is mijn schuld gewoon.
: Ja ik heb oo, ja eh maar, schat dat doen we niet over de
telefoon.
en van 15:15 tot 15:18, inhoudende zakelijk weergegeven:
: Ik heb alleen gezegd ik heb geen contact vooraf gehad
met mijn schoonouders of schoonfamilie en of jij dat hebt gedaan dat
weet ik niet. (...)
: Nee, ik ben door , en jij hebt dat
telefoongesprek daar was je bij dus je wist van die overname, je hebt
het gehoord en meer weet ik niet. (...)
: Je hebt de waarheid verteld, dat is goed (...)
: Daar ben ik blij om (...) ik vind het zo erg wat ik
heb gedaan voor je. (...)
.: Het is allemaal mijn schuld. (...)
.: Ik heb het gedaan. (...)
: Mijn god, waarom heeft hij dit gedaan?
.: Hij wou ook zo graag geluk hebben denk ik, hij had
zoveel pech gehad (...) hij had er al zo veel mee verloren.
3.2 DE STANDPUNTEN VAN DE VERDACHTEN
In het licht van gebezigde bewijsmiddelen hebben de verdachte en zijn
medeverdachten zich op de volgende standpunten gesteld.
3.2.1 Standpunt
Hij was niet op de hoogte van het overnamebod van Dexia en de door hem
verrichte transacties waren dus ook niet door die wetenschap waren
ingegeven. heeft zowel tijdens het voorbereidend
onderzoek als op de zitting uitgebreid uiteengezet hoe hij tot de door
hem verrichte transacties is gekomen. Samengevat komt het er op neer
dat hij het fonds Kempen & Co al geruime tijd volgt door onder meer
beleggingsbladen te lezen en aandeelhoudersvergaderingen te bezoeken,
dat in de periode voorafgaand aan de transacties de signalen over
Kempen & Co van alle kanten zeer positief waren en dat een artikel in
het blad Perspekt van mei 2001 voor hem de doorslag gaf om de
onderhavige transacties uit te voeren; door opeenstapeling van goede
berichten en het artikel in het beleggersblad Perspekt stonden alle
lichten op groen. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij op
zondagavond 20 mei 2001 het artikel in Perspekt heeft gelezen dat hij
een en ander een dag heeft laten bezinken en dat hij de dag daarop op
22 mei 2001 zoals zijn gewoonte is in een keer de voor hem, gelet op
zijn speculatieve beleggingsgedrag, niet ongebruikelijk grote
transacties heeft uitgevoerd.
3.2.2 Standpunt verdachte
Hij heeft niet met voorwetenschap gehandeld. Zijn vader zou hem
reeds op zondagavond van 20 mei 2001 hebben aangeraden de aandelen te
kopen.
3.2.3 Standpunt
Zij heeft geen voorwetenschap aan haar vader doorgegeven. Zij was
weliswaar globaal op de hoogte van het overnamebod van Dexia, maar
heeft daar voor het persbericht niet met haar ouders over gesproken.
Over de telefoongesprekken met haar man waarin zij spreekt over haar
schuld en dat zij het heeft gedaan, verklaart zij dat dit niet
letterlijk is bedoeld maar dat zij daarmee heeft bedoeld dat als zij
niet de dochter van haar vader was geweest haar man niet in de
problemen zou zijn gekomen.
3.3 DE OVERWEGINGEN VAN DE RECHTBANK
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gebezigde bewijsmiddelen
en de door verdachte en zijn medeverdachten ingenomen standpunten het
volgende.
De door naar voren gebrachte informatie over Kempen
waarop hij zijn transacties zou hebben gebaseerd is weliswaar in enige
mate positief, maar kan geen verklaring vormen voor de snelheid en het
ongeduld waarmee, en de mate waarin hij zijn positie in het fonds
heeft uitgebreid.
heeft ter terechtzitting verklaard ook gedurende
haar vakanties zeer frequent telefonisch contact te onderhouden met
haar ouders. De verklaringen van en
laten de mogelijkheid open dat op de avond dat
het bericht van ontving, telefonisch
contact met heeft gehad.
De in het tweede hiervoor weergegeven telefoongesprek voorkomende
uitspraak van : "Mijn God, waarom heeft hij dit gedaan"
ziet de rechtbank als een uiting van verwondering over iets wat zijn
schoonvader heeft gedaan, dat kennelijk niet
geoorloofd was en laat zich niet rijmen met een bij toeval ongelukkig
getimede transactie van zijn schoonvader, die in
diskrediet kon brengen. Gelet op de verdere inhoud van het
telefoongesprek kan die uitspraak bezwaarlijk op iets anders
betrekking hebben dan de door verrichte transacties.
De hierboven weergegeven uitspraak van , "Ik heb het
gedaan" bezien in de context van het telefoongesprek kan de rechtbank
niet anders begrijpen dan dat dit betrekking heeft op een actief
handelen. De rechtbank volgt derhalve niet in haar
betoog dat zij zich met deze uitlating slecht slechts het verwijt
maakt dat door haar enkele familierelatie haar echtgenoot en haar
vader blootgesteld zijn aan de verdenking van betrokkenheid bij
voorkennis.
Gelet op:
- de familierelatie tussen de verdachte en de beide medeverdachten;
- het telefoongesprek over de overname tussen en de
echtgenoot van van 21 mei 2001, van de inhoud
waarvan op de hoogte was;
- de telefonische tip van aan ;
- de kennelijke haast en urgentie die en
bij het verstrekken van de kooporders aan de dag legden;
- de waar het betreft, zeer omvangrijke en dus
opmerkelijke aankoop (ongeveer 1/3 van de dagomzet van 22 mei 2001 in
het aandeel Kempen & Co N.V.) en
- de eveneens op 22 mei 2001 verstrekte aankooporders door W.C.J. ten
laste van zijn eigen bankrekening en die van zijn partner;
- het maximaal benutten door verdachte en [medever[medeverdachte
1]chte 1] van hun kredietfaciliteit bij de bank
een en ander in onderling verband en samenhang bezien, komt de
rechtbank tot de slotsom - hoewel er geen rechtstreeks bewijs
voorhanden is dat verdachte heeft gehandeld met voorkennis - dat
verdachte bij het bewerkstelligen van de transacties bekend moet zijn
geweest met koersgevoelige omstandigheden betreffende dit aandeel als
vermeld in het op 22 mei 2001 verschenen persbericht, althans de
essentie daarvan. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de
betreffende informatie van zijn vader heeft verkregen.
Het is immers niet gebleken of aannemelijk dat anderen dan
of die bekend waren met het overnamebod
in enige relatie stonden met of en hen
de informatie hadden kunnen verschaffen. Resteert de conclusie dat
in een telefoongesprek dat zij op 21 mei 2001 's
avonds voerde met haar vader heeft gesproken over de aanstaande
overname en dat die informatie nog dezelfde avond
heeft medegedeeld aan verdachte.
De door de gestelde motieven, die voor hem
aanleiding zouden zijn geweest om tot aankoop van de aandelen over te
gaan zonder dat er sprake was van voorkennis, acht de rechtbank niet
aannemelijk geworden. Weliswaar werd in de periode voorafgaande aan 22
mei 2001 in de diverse bladen soms positief over het fonds geschreven,
maar de rechtbank vermag niet in te zien dat die informatie aanleiding
gaf tot een dergelijke vergaande investering.
Alles overziende komt de rechtbank door uitsluiting van andere
mogelijkheden tot de navolgende bewezenverklaring.
3.4 DE BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 mei 2001 in Nederland, telkens beschikkende over voorwetenschap
als bedoeld in artikel 46, tweede lid van de Wet toezicht
effectenverkeer 1995, in Nederland transacties heeft verricht in
effecten, te weten aandelen Kempen & Co N.V., zijnde aandelen die
waren genoteerd aan een op grond van artikel 22 van de Wet toezicht
effectenverkeer 1995 erkende en in Nederland gevestigde effectenbeurs,
te weten Euronext Amsterdam N.V., immers heeft hij, verdachte, op 22
mei 2001
- een hoeveelheid van 100 aandelen Kempen & Co N.V. via de ABN AMRO
Bank gekocht en
- een hoeveelheid van 117 aandelen Kempen & Co N.V. via de ABN AMRO
Bank gekocht,
terwijl hij, verdachte, bekend was met één of meer bijzonderheden
omtrent Kempen & Co N.V. en de handel in voornoemde effecten, te
weten:
- dat Kempen & Co N.V. zou worden overgenomen door Dexia groep via
Dexia Banque Internationale à Luxembourg (hierna te noemen Dexia)
en/of
- dat Dexia een bod zou gaan doen op alle uitstaande aandelen Kempen &
Co N.V.,
althans de essentie van hiervoor genoemde bijzonderheden, terwijl die
bijzonderheden nog niet openbaar waren en openbaarmaking van die
bijzonderheden, tezamen en in samenhang gezien, dan wel afzonderlijk,
naar redelijkerwijs te verwachten viel invloed zou kunnen hebben op de
koers van de effecten in het fonds Kempen & Co N.V., ongeacht de
richting van de koers.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen,
zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging
geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte
heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen
zijn vervat en op de overwegingen zoals hiervoor onder 3.3
weergegeven.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van
een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst
van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en
de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is
gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een
vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in
het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is behalve voor een verkeersdelict niet eerder veroordeeld.
Thans heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte op onrechtmatige
wijze gebruik heeft gemaakt van van zijn vader verkregen
koersgevoelige informatie. Met inbegrip van koerswinst behaald met
gebruikmaking van de bank/effectenrekening van zijn partner, maar
exclusief de betaalde provisie, bedraagt de behaalde koerswinst EUR
3.776,02. Door deze handelwijze worden de financiële markten en met
name de reputatie van de effectenhandel in diskrediet gebracht en
wordt het vertrouwen dat beleggers en kapitaalverschaffers daarin moet
kunnen stellen geschonden. Het goed functioneren van de kapitaalmarkt
is van wezenlijke betekenis voor de economie. Enerzijds is de juiste
naleving van de regelgeving met betrekking tot de effectenhandel van
groot economisch belang, anderzijds leert de ervaring dat de pakkans
bij overtreding gering is. Een en ander rechtvaardigt een forse
strafrechtelijke sanctie. Het aspect van generale preventie weegt in
dit soort zaken dan ook relatief zwaar. Verdachte heeft zijn zucht
naar persoonlijk gewin laten prevaleren en daarbij misbruik gemaakt
van het vertrouwen dat zijn partner in hem stelde door over haar
bankrekening te beschikken en zo meer voordeel te kunnen behalen.
Aldus heeft verdachte zijn, naar de rechtbank aanneemt, onschuldige
partner in zijn omineuze handelwijze betrokken. Dientengevolge kan de
rechtbank niet volstaan met het opleggen van de door de officier van
justitie geëiste werkstraf.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 46 van de Wet toezicht
effectenverkeer 1995 en op de artikelen 1 en 6 van de Wet op de
economische delicten en op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het
Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende
beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals
hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is
telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte
daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het primair bewezenverklaarde:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 46 van de Wet
toezicht effectenverkeer 1995, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2
maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 1 maand, van deze gevangenisstraf niet
tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor
het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. P.K. van Riemsdijk en W.M.C. van den Berg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
20 april 2004.