Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AN9379 Zaaknr: 00810/02
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 20-04-2004
Datum publicatie: 20-04-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: cassatie
20 april 2004
Strafkamer
nr. 00810/02
KD/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te
Arnhem van 19 juli 2001, nummer 21/002065-00, in de strafzaak tegen:
, geboren te op 1963,
wonende te .
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de
Arrondissementsrechtbank te Zwolle van 8 augustus 2000 - de verdachte
ter zake van 1. "het medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door
een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij telkens opdracht
tot het feit heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan
de verboden gedraging" en "het medeplegen van opzettelijk gebruik
maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van
het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan
door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij telkens
opdracht tot het feit heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft
gegeven aan de verboden gedraging", 2. "het medeplegen van oplichting,
begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij telkens
opdracht tot het feit heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft
gegeven aan de verboden gedraging" en 3. "als bestuurder deelnemen aan
een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven"
veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf waarvan één jaar
voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere
voorwaarde zoals in het arrest omschreven. Tevens heeft het Hof de
vorderingen van de nader aangeduide benadeelde partijen toegewezen en
aan de verdachte te hunnen behoeve een schadevergoedingsmaatregel
opgelegd en de overige benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard
in hun vorderingen, een en ander zoals in het arrest vermeld.
1.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a,
tweede lid, Sv is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr.
G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van
cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit. Voorts heeft mr. Knoops een "aanvullend schriftuur
van cassatie" ingediend, die evenwel eerst na afloop van de bij de wet
gestelde termijn bij de griffie van de Hoge Raad is ingekomen.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft bij conclusie en
aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden
uitspraak en verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde
op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar
van de raadsman op de conclusie en de aanvullende conclusie van de
plaatsvervangend Procureur-Generaal.
3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.1. De middelen, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen,
betreffen het ontbreken van schriftelijke aantekeningen en stukken,
welke de verdachte bij gelegenheid van zijn laatste woord ter
terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2001 zou hebben overgelegd,
maar die zich niet bij de stukken van het geding in hoger beroep
zouden bevinden.
3.2. Naar de kern genomen behelzen de middelen, blijkens de daarop
gegeven toelichtingen, de klacht dat het onderzoek in hoger beroep
nietig is, omdat het Hof ten onrechte geen kennis heeft genomen van
documenten die konden dienen ter weerlegging van de tenlastelegging en
tot bewijs van de juistheid van de verweren die de verdachte op de
terechtzitting van het Hof van 5 juli 2001 heeft gevoerd.
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 5 juli
2001 houdt met betrekking tot het laatste woord van de verdachte het
volgende in:
"Ik wil beginnen met de volgende opmerkingen. Op de optiebeurs is niet
verloren, maar daar is een winst behaald van 84% (Ik verwijs naar doc.
83). De uitgelote participaties zijn uitbetaald. Ecobel is niet op de
bonnefooi begonnen in Suriname. Ik verwijs naar het bijgesloten
jaarverslag van de United Dutch Group N.V. en de rapportage van de
universiteit van Wageningen die ten grondslag hebben gelegen aan de
werkwijze zoals die door Ecobel is gehanteerd. Gelet op de geschatte
overwaarde was de door Ecobel opgezette financiële constructie
mogelijk. Voor het verloop van de investeringen verwijs ik verder naar
de bijgevoegde stukken. Ik blijf erbij dat hetgeen ik heb gedaan
gerechtvaardigd was, zowel tegenover de investeerders als mijn
financiële positie (Ik verwijs naar D 98). Vele afnemers hebben mij
gesmeekt om het hout alsnog te laten kappen zodat de investeerders
toch nog hun geld kunnen krijgen. Het is aan het openbaar ministerie
te wijten dat dit project is mislukt. Ecobel had zonder meer
gecontinueerd moeten worden.
Voor het overige voert verdachte het laatste woord overeenkomstig zijn
aan het hof overgelegde schriftelijke aantekeningen. De griffier heeft
deze aantekeningen gehecht aan dit proces-verbaal."
3.4. Aanvankelijk bevonden zich bij de door het Hof aan de Hoge Raad
ingezonden stukken niet de in voormeld proces-verbaal bedoelde
aangehechte bescheiden. Op verzoek van de plaatsvervangend
Procureur-Generaal heeft het Hof aan de Hoge Raad alsnog een afschrift
van het proces-verbaal met alle bijlagen doen toekomen, waarna een
afschrift van de stukken aan de raadsman is gezonden. De middelen
missen derhalve feitelijke grondslag.
4. Beoordeling van het vijfde middel
4.1. Voorzover het middel erover bedoelt te klagen dat het Hof ten
aanzien van de onder 1 bewezenverklaarde, hierna onder 5.2
weergegeven, feiten ten onrechte art. 56 Sr niet heeft toegepast heeft
de verdachte daarbij geen redelijk belang. Toepassing van art. 56 Sr
ten aanzien van feit 1 zou immers niet tot een ander strafmaximum
hebben geleid in verband met de toepasselijkheid van art. 57 Sr ten
aanzien van dit feit en de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. In
dit opzicht is het middel vruchteloos voorgesteld.
4.2. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit
behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in
zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang
van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beoordeling van het achtste middel
5.1. Het middel klaagt erover dat het Hof in het onder 1
bewezenverklaarde feit ten onrechte, althans ongemotiveerd, een aantal
"prospectussen/brochures over Ecobel" heeft aangemerkt als
"geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin gestelde te dienen".
5.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard:
"dat de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd
Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel op tijdstippen in de
periode van 1 augustus 1996 tot en met 1 oktober 1998 te Zwolle en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen
1. een (groot) aantal contract(en), (o.m.) gesloten met de personen
zoals vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijst 1 en lijst 2 en
2. een aantal prospectussen/brochures over Ecobel en
3. een rapport gedateerd "Arnhem, 9 januari 1998" genaamd:
"BASRALOKUS HOUT
DE EIGENSCHAPPEN EN HET GEBRUIK
Een korte samenvatting,
Rapport geschreven door:
dr ir J. Hendrison, F.S.S. Forestry Support Services B.V.
(privaat onderneming ingenieurs Universiteit van Wageningen)"
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van het
daarin gestelde te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of
vervalst, immers heeft de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook
wel genaamd Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel en/of
zijn/haar mededader(s) (telkens) valselijk ad 1. in voornoemde
contract(en) onder meer vermeld dat:
- zakelijk weergegeven -
a. koper(s) (van verkoper Ecobel) een of meer houtopstand(en) in het
Kabo-gebied te Suriname in (economisch) eigendom, dan wel het
exploitatierecht hiervan krijgen, terwijl de Vereniging Ecobel en/of
de Stichting Ecobel in werkelijkheid ten tijde van het sluiten van die
overeenkomst(en) (telkens) niet bevoegd was/waren die rechten over te
dragen en
ad 2. in voornoemde prospectussen/brochures (telkens) vermeld dat de
activiteiten van ECOBEL worden gecontroleerd door de Stichting
Zekerheid Koper Houtopstanden die een onafhankelijk bestuur heeft,
zulks terwijl in werkelijkheid in het bestuur van die Stichting
Zekerheid Koper Houtopstanden geen van de Vereniging Ecobel en/of de
Stichting ECOBEL onafhankelijke personen zitting hadden en er geen
toezicht/controle door de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden werd
uitgeoefend en ad 3. de cijfers in het hoofdstuk "marktwaarde", welk
hoofdstuk is overgenomen uit een notitie d.d. 9 januari 1998 van dr.
ir. J. Hendrison in voornoemd rapport veranderd in "voor gerede
producten US$ 800 (gezaagd hout) - US$ 1600 (parket) c.i.f. per m3",
zulks terwijl die cijfers onder het hoofdstuk "marktwaarde" in
voormelde notitie van dr. ir. J. Hendrison in werkelijkheid "voor
gerede producten US$ 400 (gezaagd hout) - US$ 650 (parket) c.i.f. per
m3" waren en op het voorblad van voornoemd rapport F.S.S. Forestry
Support Services B.V. in verband gebracht met de Landbouwuniversiteit
van Wageningen, zulks terwijl in werkelijkheid F.S.S. Forestry Support
Services B.V. geen "privaat onderneming ingenieurs Universiteit van
Wageningen" is,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht
heeft gegeven, dan wel de feitelijke leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven verboden gedraging(en)
en
dat de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd
Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel op tijdstippen in de
periode van 1 augustus 1996 tot en met 1 oktober 1998 te Zwolle en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van na te noemen valse of vervalste geschriften,
als waren die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, te weten:
1. een (groot) aantal contracten, (o.m.) gesloten met de personen
zoals vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijst 1 en lijst 2,
inhoudende (zakelijk weergegeven) o.m. dat de in de voornoemde
contracten vermelde "koper" de (economische) eigendom dan wel het
exploitatierecht kreeg geleverd van een of meer houtopstanden en
2. een aantal prospectussen/brochures over Ecobel, inhoudende
(zakelijk weergegeven) o.m. dat de activiteiten van Ecobel worden
gecontroleerd door de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden die een
onafhankelijk bestuur heeft, en
3. een rapport gedateerd "Arnhem, 9 januari 1998" genaamd:
"BASRALOKUS HOUT
DE EIGENSCHAPPEN EN HET GEBRUIK
Een korte samenvatting,
Rapport geschreven door:
dr ir J. Hendrison, F.S.S. Forestry Support Services B.V.
(privaat onderneming ingenieurs Universiteit van Wageningen)",
inhoudende (zakelijk weergegeven) o.m. dat als marktwaarde "voor
gerede produkten US$ 800 (gezaagd hout) - US$ 1600 (parket) c.i.f. per
m3" wordt genoteerd, zijnde (elk) een geschrift bestemd om te dienen
tot bewijs van het daarin gestelde, bestaande dat gebruikmaken hierin
dat de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd
Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel en/of zijn/haar
mededader(s) aan (een) koper(s) van een of meer voornoemde
houtopstanden als bewijs van zijn/haar belegging, een exemplaar van
voornoemde contracten en/of voornoemd rapport van dr ir J. Hendrison
ter informatie opstuurde(n) bestaande dat valse of vervalste (telkens)
hierin dat
ad 1: de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel in werkelijkheid
niet bevoegd was/waren de economische eigendom, dan wel het
exploitatierecht van een of meer houtopstanden over te dragen en
ad 2: in het bestuur van de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden
geen van de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel onafhankelijke
personen zitting hadden en/of er geen toezicht/controle door de
Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden werd uitgeoefend en
ad 3: als marktwaarde voor gezaagd hout door dr ir J. Hendrison in
zijn notitie van 9 januari 1998 (bijlage 3.3 in G014) in werkelijkheid
$400 en voor parket c.i.f. per m3 $650 was vermeld en/of F.S.S.
Forestry Support Services B.V. in werkelijkheid geen "privaat
onderneming ingenieurs Universiteit van Wageningen" is, terwijl hij,
verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan
wel de feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden
gedraging(en)."
5.3. De in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende woorden
"bestemd om tot bewijs te dienen" zijn daarin klaarblijkelijk gebezigd
in de betekenis die daaraan toekomt in art. 225 Sr.
5.4. Blijkens de bij het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger
beroep van 5 juli 2001 gevoegde pleitnotities (blz. 29) is aldaar door
de verdediging het verweer gevoerd dat de in de tenlastelegging onder
1 genoemde prospectussen/brochures geen bewijsbestemming hebben als
bedoeld in art. 225 Sr.
5.5. Blijkens de inhoud van de bewijsmiddelen heeft het Hof als
vaststaand aangenomen dat in de bedoelde prospectussen/brochures, die
ter informatie omtrent de activiteiten en doelstellingen van Ecobel
werden toegezonden aan in informatie over Ecobel geïnteresseerden,
telkens in strijd met de waarheid was vermeld dat de activiteiten van
Ecobel worden gecontroleerd door de Stichting Zekerheid Koper
Houtopstanden en dat die Stichting een onafhankelijk bestuur heeft.
Zonder nadere motivering, welke ontbreekt, kan uit die enkele
vaststelling niet worden afgeleid dat deze prospectussen/brochures
kunnen worden aangemerkt als een geschrift waaraan voor het bewijs van
de daarin gestelde onafhankelijkheid van en controle door de vermelde
Stichting in het maatschappelijk verkeer een zodanige betekenis pleegt
te worden toegekend, dat er sprake is van een geschrift dat bestemd is
om tot bewijs van enig feit te dienen in de zin van art. 225 Sr.
5.6. Het middel treft in zoverre doel.
5.7. Wat betreft dit telkens onder 2 en onder ad 2 in de
bewezenverklaring van feit 1 opgenomen onderdeel kan de bestreden
uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad zal om
doelmatigheidsredenen de verdachte ter zake van telkens het
desbetreffende onderdeel vrijspreken. Daardoor wordt de aard en ernst
van het onder 1 bewezenverklaarde in zijn geheel niet aangetast.
6. Beoordeling van het negende middel
6.1. Het middel behelst de klacht dat het, hierboven onder 5.2
weergegeven, onder 1 bewezenverklaarde feit niet voldoende met redenen
is omkleed, voorzover het betreft het onderdeel, kort gezegd, dat de
Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel in werkelijkheid ten tijde
van het sluiten van de contracten niet bevoegd was/waren aan de kopers
een of meer houtopstand(en) in het Kabo-gebied te Suriname in
(economische) eigendom over te dragen, dan wel het exploitatierecht
hiervan over te dragen. In de toelichting wordt gesteld dat het Hof
zonder nadere motivering niet heeft kunnen aannemen dat
Ecobel niet gerechtigd was het exploitatierecht inzake de economische
eigendom van de houtopstand aan de kopers over te dragen.
6.2. Blijkens de bewijsmiddelen heeft het Hof ten aanzien van het
vorenbedoelde onderdeel van het onder 1 bewezenverklaarde feit het
volgende vastgesteld.
(i) Blijkens de desbetreffende contracten verkoopt en levert de
Stichting Ecobel voor Ecobel Suriname aan
respectievelijk aan als koper het exploitatierecht
inzake het economische eigendom van bepaalde houtopstanden in het
Kabo-gebied. De koper verkrijgt naar luid van de overeenkomst voorts
een bepaalde hoeveelheid m³ houtopstand in eigendom voor het bedrag
van de koopsom. De kopers hebben de overeengekomen koopsom voldaan.
(ii) Blijkens het desbetreffende, door de Stichting Ecobel uitgegeven,
eigendomscertificaat is de certificaathouder/koper
eigenaar van een bepaalde houtopstand. Voorts heeft deze volgens dit
certificaat de rechten inzake de bosbouwconcessie ter grootte van
38.000 hectare tropisch oerwoud en betreft de economische eigendom een
bepaalde hoeveelheid m³ hout op 10 hectare bosgrond, terwijl naar luid
van de bijbehorende voorwaarden de Stichting Ecobel namens Ecobel
Suriname verkoopt en levert aan als koper het
exploitatierecht inzake de economische eigendom van de bepaalde
houtopstand in het Kabo-gebied. De koper heeft de verschuldigde
koopsom voldaan.
(iii) NV bezit concessies op percelen bosgrond in Suriname. Deze
bosgrond is eigendom van de Surinaamse overheid en deze concessies
geven NV het recht om in die gebieden stammen af te oogsten, te
verwerken en door te verkopen. De overeenkomst tussen de Vereniging
Ecobel en NV H.I.O.N houdt onder meer het volgende in.
NV verbindt zich jegens Ecobel om jaarlijks een deel groot 1000
hectare van aan NV toekomende concessiegebieden met uitsluiting
van derden ter beschikking te stellen voor de exploitatie van daarop
voorkomende houtsoorten. De Vereniging Ecobel verbindt zich dit areaal
te exploiteren "teneinde gedurende een periode van een jaar het
beschikbaar gestelde areaal van 1000 hectare te hebben afgebakend". De
Vereniging Ecobel zal gedurende het eerste jaar van de overeenkomst
aan NV in het afgebakende gebied per kubieke meter hout een
bepaalde prijs verschuldigd zijn, waarvan betaling zal plaatsvinden
zodra de afbakening op 10 hectare is geschied. Ecobel of de aan Ecobel
gelieerde belegger verkrijgt met de betaling van deze bedongen prijs
per kubieke meter de bomen op stam in eigendom. Ecobel is gerechtigd
bomen op stam door te verkopen c.q. te plaatsen aan/bij investeerders
die aan en/of via Ecobel gelieerd zijn aan het project. Er bestaat
geen relatie tussen de klanten van Ecobel en NV
(iv) Voormelde overeenkomst van de Vereniging Ecobel met NV houdt
als belangrijkste voorwaarde in dat de Vereniging Ecobel het
exploitatierecht pas kan doorverkopen als aan twee voorwaarden is
voldaan: (a) het te exploiteren gebied moet zijn afgebakend; dit houdt
in dat door lijnkappen een gebied van 10 hectare zichtbaar wordt; de
aldus zichtbaar gemaakte houtopstanden worden "bomen op stam" genoemd,
en (b) deze "bomen op stam" mogen pas door Ecobel doorverkocht worden
als daarvoor een bepaald koopbedrag was betaald aan NV Tot het
moment waarop aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan Ecobel geen
exploitatierecht of houtopstanden doorverkopen.
(v) De onder (iv) bedoelde koopsom is door Ecobel niet aan NV
voldaan en de percelen zijn niet afgebakend.
6.3. Het Hof heeft op grond van zijn vaststellingen en de aan het Hof
voorbehouden uitleg van de overeenkomsten met de kopers
klaarblijkelijk en niet onbegrijpelijk aangenomen dat het hier gaat om
een, kennelijk niet louter verbintenisrechtelijk bedoelde,
constructie, waarbij de Stichting Ecobel het exploitatierecht van het
aan de Vereniging Ecobel krachtens haar overeenkomst met NV
toekomende - in de contracten met de kopers als economische eigendom
aangeduide - exploitatierecht inzake de houtopstanden aan de kopers
verkocht en overdroeg. Volgens de, niet onbegrijpelijke, aan het Hof
voorbehouden, uitleg van het contract tussen de Vereniging Ecobel en
NV kwam aan de Vereniging Ecobel het bedoelde exploitatierecht
slechts voorwaardelijk toe, hielden de voorwaarden in dat de
Vereniging Ecobel het in dat contract bedoelde exploitatierecht eerst
verkreeg in geval het desbetreffende gebied was afgebakend en de
overeengekomen koopprijs per kubieke meter hout aan NV was betaald
en mocht de Vereniging Ecobel totdat aan die voorwaarden was voldaan
geen exploitatierechten aan derden overdragen. Voorts heeft het Hof,
evenmin onbegrijpelijk, aangenomen dat de bedoelde voorwaarden nog
niet waren vervuld.
Daarvan uitgaande en in aanmerking genomen dat volgens de
desbetreffende overeenkomsten de kopers reeds door de betaling van de
door hen aan de Stichting Ecobel verschuldigde koopsom een bepaalde
houtopstand "in eigendom" zouden hebben verkregen - welke houtopstand
de Stichting Ecobel noch de Vereniging Ecobel noch "Ecobel Suriname"
in eigendom toebehoorde - heeft het Hof zonder blijk te geven van een
onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk aangenomen dat de
Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel bij het sluiten van de
overeenkomsten met de kopers in werkelijkheid niet bevoegd was/waren
de in de bewezenverklaring bedoelde rechten namens Ecobel Suriname met
het beoogde (goederenrechtelijke) rechtsgevolg over te dragen aan die
kopers. De bewezenverklaring is derhalve op het hier aan de orde
zijnde punt toereikend gemotiveerd.
6.4. Het middel faalt.
7. Beoordeling van het dertiende middel
7.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat de bewezenverklaring
van het onder 2 tenlastegelegde feit, voorzover het betreft het
onderdeel dat de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel tezamen
en in vereniging met een ander "een groot aantal personen zoals
vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijsten 1 en 2" hebben
"bewogen tot" afgifte van het aldaar vermelde bedrag niet voldoende
door bewijsmiddelen wordt geschraagd. Blijkens de toelichting maakt de
bewijsconstructie "niet inzichtelijk (...) hoe personen in casu tot de
onderhavige investeringen zijn gekomen".
7.2. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard:
"dat de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd
Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel op tijdstippen in de
periode van 1 augustus 1996 tot en met 12 maart 1999 te Zwolle en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens)
door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige
kunstgre(e)p(en) en door een samenweefsel van verdichtsels, een
(groot) aantal personen, zoals vermeld op de aan de dagvaarding
gehechte lijsten 1 en 2, ook wel
"Koper(s)" genoemd, heeft/hebben bewogen tot afgifte van ruim f
12.000.000,-, te weten (een) investering(en)/beleggingen tot een
bedrag van ruim f 12.000.000,- in een bosbouwproject in Suriname
waarmee de economische eigendom en/of het exploitatierecht van een of
meer houtopstand(en) werd(en) gekocht hebbende de valse hoedanigheid
en/of listige kunstgrepen en/of samenweefsel van verdichtsels hierin
bestaan dat de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel
genaamd de Vereniging Ecobel) en de Stichting Ecobel en haar
mededader(s):
toen daar opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in
strijd met de waarheid:
o zich bij voornoemde personen (kopers) hebben gepresenteerd als (een
op verantwoorde bosbouw georiënteerde) beleggingsinstelling dan wel
beleggingsconsortium dan wel als "financiële dienstverlener met een
eigen beleggingsprodukt voor investeerders en beleggers" en
o in een aantal verschillende landelijke dagbladen hebben geadverteerd
en in versies van de uitgegeven en aan (potentiële) beleggers
toegezonden prospectus(sen) over Ecobel hebben vermeld - zakelijk
weergegeven -:
- dat de Nederlandse overheid zou hebben besloten dat er vanaf het
jaar 2000 hoofdzakelijk verantwoord geproduceerd hout geïmporteerd mag
worden en
- dat dit hout met een groene sticker zou worden gekenmerkt en
- het project nu door een onafhankelijke certificerende instantie,
S.G.S., uit Oxford zou worden gecontroleerd en
- rond november 1998 het eerste hout met pré-keurmerk vanuit Suriname
zou worden geëxporteerd naar Nederland en
- de Reclame Code Commissie enkele belangrijke punten van het product
van Ecobel zou hebben beoordeeld en dat Ecobel o.a. zou hebben kunnen
aantonen dat het rendement van 11,6 % gegarandeerd zou zijn en dat
Ecobel het enige houtfonds zou zijn met een dergelijke prestatie en/of
o brieven en/of "artikelen" aan (potentiële)
kopers/beleggers/inleggers heeft/hebben verstuurd, te weten:
+een brief met als aanhef: "Geachte geïnteresseerde" met onder meer de
passage: "Ecobel heeft een succesvol jaar achter de rug. De
beleggingsafdeling behaalde een rendement van 84% op jaarbasis en is
daarmee de best scorende beleggingsinstelling van Nederland geworden"
en
+een brief met als aanhef: "Geachte geïnteresseerde" met onder meer de
passage: "Inmiddels hebben de eerste investeerders een bonusuitkering
ontvangen van ruim 60% op jaarbasis. Tevens is dhr Dr Ir J. Hendrison,
verbonden aan de Universiteit van Wageningen, geconsulteerd om de
bosbouwplannen verder te ontwikkelen. (...) Tevens wordt met behulp
van uw investering en die van de Nederlandse overheid het oerwoud
beschermd."
+een "artikel" waarin het beleggingsprodukt van Ecobel wordt belicht,
waarvan het woord "advertorial" onleesbaar was gemaakt, waardoor er
bij voornoemde (potentiële) kopers/beleggers/inleggers een valse
voorstelling van zaken werd gewekt;
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
ander tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft
gegeven, dan wel de feitelijke leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven verboden gedraging(en)."
7.3. Met betrekking tot het in deze klacht bedoelde bestanddeel houden
de bewijsmiddelen als zakelijk weergegeven vaststellingen van het Hof
het volgende in.
(i) Bij huiszoekingen in het kantoorpand van Ecobel en in de woning
van onder anderen de verdachte zijn in totaal 557 overeenkomsten
aangetroffen, die Ecobel had gesloten met investeerders. Deze
overeenkomsten zijn van de zijde van Ecobel ondertekend door de
verdachte en/of zijn medeverdachte . Het overgrote deel
van deze overeenkomsten is gesteld ten name van een met name genoemde
wederpartij en door deze ondertekend. Twee overeenkomsten zijn "aan
toonder" uitgegeven en door een onbekend gebleven investeerder
ondertekend. Deze (verschillende modellen) overeenkomsten, gebruikt in
de periode augustus 1996 tot en met september 1998, hebben gemeen dat
zij, zakelijk weergegeven, inhouden dat door de Stichting Ecobel of de
Vereniging Ecobel (het exploitatierecht van) de economische eigendom
van een bepaalde, van een nummer voorziene, houtopstand aan de koper
wordt verkocht en geleverd tegen betaling van een bepaalde koopsom. Op
lijst 1 en 2 zijn de namen van de personen met wie een zodanig
contract is gesloten opgenomen, voorzien van het in het desbetreffende
contract vermelde nummer van de houtopstand(en) en van het door de
bewuste koper betaalde bedrag van de koopsom. De investeringen
betreffen in totaal een bedrag van ruim f 12.000.000,--.
(ii) Van drie kopers, , en [betrokkene
3], is het desbetreffende contract, dat overeenkomt met een van de
beschreven modellen, in extenso opgenomen.
(iii) Eveneens in extenso zijn opgenomen onder meer brochures van
Ecobel ("beleggen met Eco-waarde"), een rapport van dr.ir. Hendrison
over Basralokus hout, advertorials, artikelen, diverse advertenties in
een landelijk dagblad met voor nadere informatie een telefoonnummer
van Ecobel en een aan Ecobel te zenden antwoordcoupon, (nieuws)brieven
van Ecobel aan geïnteresseerden, een (model)brief, naar aanleiding van
een verzoek om informatie, met het bijbehorende informatiepakket
(prospectus) en het standaard inschrijvingsformulier van Ecobel. Dat
inschrijvingsformulier houdt, zakelijk weergegeven, in dat de
potentiële belegger, na invulling van zijn persoonlijke gegevens, te
kennen geeft te willen investeren in participaties en verzoekt de
desbetreffende contracten toegezonden te krijgen. Het formulier bevat
voorts de gelegenheid aan te geven op welke wijze men na ondertekening
van de toegezonden contracten de verschuldigde koopsom wenst te
voldoen en bevat tevens de mogelijkheid aan te geven of de inschrijver
het contract thuis wenst te tekenen of ten kantore van Ecobel.
(iv) De verklaringen van en en van een
andere investeerder, , houden onder meer in dat zij via
een advertentie contact hebben opgenomen met Ecobel, waarna zij
informatie, zoals een informatiepakket, brochures, artikelen en een
rapport van dr. Hendrison over Basralokus hout hebben toegezonden
gekregen, en dat zij naar aanleiding daarvan contact hebben opgenomen
met de verdachte en/of anderen van Ecobel. Op basis van de verkregen
informatie zijn zij vervolgens de desbetreffende contracten aangegaan
en hebben zij de verschuldigde koopsom voldaan. De verklaring van
houdt onder meer in dat hij naar aanleiding van een
folder van Ecobel over beleggen met Eco-waarde een
aanmeldingsformulier aan Ecobel heeft gezonden, het desbetreffende
bedrag aan Ecobel heeft overgemaakt en nadien van Ecobel het
overeengekomen eigendomscertificaat heeft ontvangen.
7.4. Uit vorenaangeduide bewijsmiddelen heeft het Hof vooreerst niet
onbegrijpelijk afgeleid dat een groot aantal personen, zoals vermeld
op aan de dagvaarding gehechte lijsten, met de Vereniging Ecobel en/of
de Stichting Ecobel een contract heeft gesloten waarbij de economische
eigendom of het exploitatierecht van een of meer houtopstanden in
Suriname werd gekocht en dat deze personen in dat verband telkens een
bepaald bedrag, tot een totaal van ruim f 12.000.000,--, aan Ecobel
hebben voldaan. Voorts kan uit de bewijsmiddelen volgen dat
, , en door
onder meer de inhoud van de genoemde brochures en bescheiden zijn
bewogen tot hun investeringen in het bedoelde bosbouwproject in
Suriname, een en ander op de wijze als in de bewezenverklaring van
feit 2 vermeld. Vervolgens heeft het Hof uit de bewijsmiddelen, in
onderling verband en samenhang beschouwd, kennelijk afgeleid dat de
gang van zaken bij het tot stand komen van de contracten een zodanig
vast en algemeen patroon vertoonde dat moet worden aangenomen dat ook
de overige, met naam, nummer van de houtopstand en geïnvesteerd bedrag
vermelde personen op overeenkomstige wijze tot het aangaan van de
contracten en hun beleggingen zijn bewogen. Dat oordeel is niet
onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het verweer dat de
verdediging in feitelijke aanleg heeft gevoerd zich, voorzover hier
van belang, heeft toegespitst op de stelling dat de contracten met de
investeerders niet vals waren en de kopers geen onware informatie
hebben ontvangen - welke stelling wordt weerlegd door de gebezigde
bewijsmiddelen - en het verweer niet inhoudt dat de investeerders met
wie door Ecobel is gecontracteerd niet op dezelfde wijze als
, , en op
het, onder meer naar aanleiding van tot het algemene publiek gerichte
advertenties op hun verzoek door Ecobel toegezonden, onder de
bewijsmiddelen opgenomen, (standaard)informatiemateriaal zijn afgegaan
en op basis daarvan de contracten hebben gesloten en de koopsom hebben
betaald.
Aldus is de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd.
7.5. De klacht treft geen doel.
7.6. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit
behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel voor
het overige niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het
belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
8. Beoordeling van het derde, het vierde, het zesde, het zevende, het
tiende, het elfde, het twaalfde en het veertiende middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art.
81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot
beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of
de rechtsontwikkeling.
9. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden
uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen
hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
10. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voorzover het
betreft de in het onder 1 bewezenverklaarde feit telkens onder 2 en
onder ad 2 vermelde onderdelen;
Spreekt de verdachte vrij van vorenbedoelde onderdelen;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als
voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in
bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en
uitgesproken op 20 april 2004.
*** Conclusie ***
Nr. 00810/02
Mr Fokkens
Parket: 3 februari 2004
Aanvullende Conclusie inzake:
1. In verband met omissies wordt in de samenhangende zaken met de nrs.
00807/02 en 00808/02 vandaag aanvullend geconcludeerd. Net als in de
samenhangende zaken zal ik ook in onderhavige zaak de overige - nog
niet in mijn conclusie van 2 december 2003 besproken - middelen
bespreken.
2. De eerste drie middelen hebben betrekking op de schriftelijke
aantekeningen van de verdachte die hij ter gelegenheid van zijn
laatste woord ter terechtzitting in hoger beroep stelt te hebben
overgelegd.
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt
omtrent het laatste woord van de verdachte het volgende in:
"Aan verdachte en de raadsman wordt het recht gelaten het laatst het
woord te voeren. De verdachte voert onder meer aan, zakelijk
weergegeven:
Ik wil beginnen met de volgende opmerkingen. Op de optiebeurs is niet
verloren, maar daar is een winst behaald van 84% (Ik verwijs naar doc.
83).
De uitgelote participaties zijn uitbetaald.
Ecobel is niet op de bonnefooi begonnen in Suriname. Ik verwijs naar
het bijgesloten jaarverslag van United Dutch Group N.V. en de
rapportage van de universiteit van Wageningen die ten grondslag hebben
gelegen aan de werkwijze zoals die door Ecobel is gehanteerd. Gelet op
de geschatte overwaarde was de door Ecobel opgezette financiële
constructie mogelijk. Voor het verloop van de investeringen verwijs ik
verder naar de bijgevoegde stukken. Ik blijf erbij dat hetgeen ik heb
gedaan gerechtvaardigd was, zowel tegenover de investeerders als mijn
financiële positie (Ik verwijs naar D 98). Vele afnemers hebben mij
gesmeekt om het hout alsnog te laten kappen zodat de investeerders
toch nog hun geld kunnen krijgen. Het is aan het openbaar ministerie
te wijten dat dit project is mislukt, Ecobel had zonder meer
gecontinueerd moeten worden.
Voor het overige voert verdachte het laatste woord overeenkomstig zijn
aan het hof overgelegde schriftelijke aantekeningen. De griffier heeft
deze aantekeningen gehecht aan dit proces-verbaal."
4. Aan het naar de Hoge Raad verzonden proces-verbaal van 5 juli 2001
waren geen stukken gehecht. Bij de cassatieschriftuur zijn stukken
door de raadsman van de verdachte gevoegd, waarvan wordt gesteld dat
deze door de verdachte bij gelegenheid van zijn laatste woord aan het
Hof zijn overgelegd. Naar aanleiding daarvan is het Hof verzocht het
proces-verbaal met bijlagen toe te zenden. Bij brief van 11 juli 2003
is het proces-verbaal met bijlagen ontvangen. De door het Hof aan het
proces-verbaal gehechte stukken stemmen niet geheel overeen met de
stukken die door de raadsman bij de schriftuur zijn gevoegd. De
raadsman van verdachte heeft zich na ontvangst van het proces-verbaal
met de bijlagen op het standpunt gesteld dat de verdachte in zijn
verdediging is geschaad, nu niet alle overgelegde stukken door het Hof
in zijn beoordeling zouden zijn betrokken.
5. De bij de schriftuur overgelegde stukken houden in:
(i) een prospectus (twee maal bijgevoegd),
(ii) een geschrift, getiteld "Verplichtingen uit verkoop van
economisch eigendom door Ecobel",
(iii) een financiële calculatie bij exploitatie in concessies in
Surinam Timber,
(iv) G014.1 bijlage 2.3 uit het dossier,
(v) een bijlage Activa inzake de rechten Surinam Timber,
(vi) een bladzijde berekening US$ winst,
(vii) een gedeelte uit het rapport van FSS Forestry Support Services
BV,
(viii) een brief van de Stichting aan ,
(ix) AH033 bijlage 3.15 uit het dossier,
(x) een e-mailbericht aan van ,
(xi) een jaarverslag van United Dutch Group NV.
Voorts bevindt zich ook het gehele rapport van FSS Forestry Support
Services BV bij de stukken, maar daarvan kan worden aangenomen worden
dat dit niet door de verdachte is overgelegd ter gelegenheid van zijn
laatste woord, omdat zich bij de stukken tevens een notitie bevindt,
die onder meer inhoudt:
"Dit is het gehele rapport betreffende het W.W.F. De belangrijkste
pagina's (15-16-20) heeft U reeds eerder ontvangen. En zijn aan het
hof overhandigd."
6. De onder (ii), (iii), (iv), (v), (vi), (ix) en (xi) genoemde
stukken bevinden zich tevens als bijlage bij het proces-verbaal zoals
dat nadien is toegezonden aan de Hoge Raad of bevonden zich reeds in
het dossier. Volgens de bijlage van het proces-verbaal van het Hof
zijn door de verdachte ook nog de volgende stukken overgelegd:
(a) een drie bladzijden tellende brief van 16 november 1998 van
, Green Forest Enterprise, aan de directie van Ecobel;
(b) een "personal record" van ;
(c) een "purchase order" van ene Randy Whitlow aan Ginco Hardwood
Company LLC.
7. De eerste vraag is of vaststaat dat de in cassatie aan de
schriftuur gehechte stukken inderdaad aan het Hof zijn overgelegd. Als
uit wordt gegaan van de stukken die het Hof naar aanleiding van mijn
brief over het eerste middel heeft opgestuurd, moet worden aangenomen
dat niet alle thans aan de cassatieschriftuur aangehechte stukken zijn
overgelegd. Daarbij valt het op dat het Hof ook een aantal stukken
heeft ontvangen die niet aan de cassatieschriftuur aangehecht zijn.
Daardoor ontstaat twijfel of verdachte met voldoende zekerheid weet
wat hij destijds aan het Hof heeft overgelegd. Het was een heel pak
papier en een index ontbrak. In deze omstandigheden meen ik dat er
onvoldoende reden is om te twijfelen aan de volledigheid van de opgave
van het Hof. Dat betekent dat het eerste en tweede middel feitelijke
grondslag missen.
8. Het derde middel bevat de klacht dat het Hof in de bewijsmotivering
ten onrechte niet is ingegaan op een aantal op basis van de
overgelegde stukken door verdachte gevoerde verweren die het
tenlastegelegde bestreden.
9. Ook dit middel kan niet slagen omdat deze verweren niets bevatten
dat niet zijn weerlegging vindt in de gemotiveerde bewezenverklaring.
Ik geef twee voorbeelden: tegenover verdachtes bewering dat de
uitgelote participaties zijn betaald staat de tot het bewijs gebruikte
verklaring van dat er van uitloting geen sprake kon
zijn omdat er geen percelen waren. De omstandigheid dat Ecobel niet op
de bonnefooi zou zijn begonnen, doet niets af aan hetgeen aan valsheid
in geschrift en oplichtingmiddelen bewezen is verklaard.
10. Het zesde middel bevat de klacht dat het Hof tot een innerlijk
tegenstrijdige bewezenverklaring is gekomen voor wat betreft de feiten
1 en 2 van de tenlastelegging.
11. Als ik de steller van het middel goed begrijp stelt hij zich op
het standpunt dat de vrijspraak van de in feit 2 tenlastegelegde
zinsnede "dat een rendement van 11,6% per jaar is gegarandeerd" zich
niet verhoudt met de veroordeling voor feit 1. Immers, uit die
vrijspraak volgt dat de Stichting Ecobel en/of de Vereniging Ecobel
wel bevoegd was de betreffende rechten over te dragen, zodat de
gesloten overeenkomsten niet als vals zijn aan te merken.
12. Die conclusie kan uit de vrijspraak niet volgen. Uit de
omstandigheid dat het Hof voor wat betreft feit 2 "oplichting" heeft
vrijgesproken van de zinsnede "dat een rendement van 11,6% per jaar is
gegarandeerd" kan slechts worden afgeleid dat het Hof niet bewezen
heeft geoordeeld dat de "kopers" door deze toezegging bewogen zijn om
de in de bewezenverklaring genoemde investeringen te doen. Van enige
tegenstrijdigheid met de bewezenverklaring onder 1 is dan ook geen
sprake.
13. Het middel is ongegrond.
14. Het zevende middel bewandelt hetzelfde spoor als het zesde middel.
Omdat het Hof heeft vrijgesproken van de frase "de winstprognose circa
30% per jaar zou zijn", is er sprake van innerlijke tegenstrijdigheid
met het onder 1 bewezenverklaarde feit. Het Hof had het rapport van 9
januari 1998, waarin voormelde frase voorkwam, niet als vals mogen
betitelen.
15. Deze klacht faalt om dezelfde reden als het vorige middel.
Vrijspraak van dit deel betekent niet dat volgens het Hof de
winstprognose wel 30% per jaar is.
16. Het negende middel klaagt dat het Hof op onjuiste gronden is
gekomen tot de bewezenverklaring van feit 1, meer in het bijzonder van
het feit dat de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel ten tijde
van het sluiten van de overeenkomsten niet bevoegd waren die rechten
over te dragen.
17. Ten onrechte ziet de steller van het middel er aan voorbij dat het
Hof heeft vastgesteld, gelet op de door het Hof als bewijsmiddel 2
gebezigde verklaring van , dat noch de Vereniging
Ecobel, noch de Stichting Ecobel bevoegd waren tot overdracht van het
exploitatierecht. Ecobel kon deze rechten immers eerst overdragen
indien aan twee voorwaarden was voldaan te weten a) het te verkopen
gebied moest zijn afgebakend en b) de koopsom moest betaald zijn. Aan
beide voorwaarden was volgens de gebezigde bewijsmiddelen niet
voldaan. Ik verwijs daarvoor naar bewijsmiddel 2, waarin [betrokkene
6] verklaart dat er geen percelen waren en bewijsmiddel 3(1) dat als
verklaring van onder meer inhoudt dat hem uit zijn
contacten met duidelijk werd dat er geen
exploitatierechten aan Ecobel waren overgedragen, omdat de ter zake
dienende koopsom niet betaald was.
18. Voorzover het middel teruggrijpt op het oordeel van de Rechtbank
en klaagt dat het Hof op grond van de (gemotiveerde) partiële
vrijspraken van de Rechtbank gehouden was nader te motiveren waarom
door het Hof van het oordeel van de Rechtbank op dit punt werd
afgeweken, wordt een eis gesteld die de wet niet kent. Het oordeel van
het Hof dat noch de Vereniging Ecobel, noch de Stichting Ecobel
bevoegd was tot de overdracht van rechten is, in het licht van de
gebezigde bewijsmiddelen, niet onbegrijpelijk.
19. Het middel faalt.
20. Het tiende middel klaagt dat de door het Hof als bewijsmiddel 2
gebezigde verklaring van strijdig is met de overige
door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, alsmede blijk geeft van een
onbegrijpelijke selectie van het voorhanden zijnde bewijs.
21. Ook dit middel is niet gegrond. Het Hof heeft de verklaring van
aldus kunnen verstaan dat deze hier te kennen heeft
gegeven dat Ecobel geen bevoegdheid had om het exploitatierecht aan
derden over te dragen zolang het aan Ecobel te verkopen gebied niet
was afgebakend en Ecobel de koopprijs niet had voldaan. Van enige
tegenstrijdigheid met de verklaring van de getuige ter terechtzitting
in hoger beroep of de overige bewijsmiddelen is geen sprake.
22. Het elfde middel bevat de klacht dat het Hof op ontoereikende
gronden heeft aangenomen dat er ten aanzien van feit 2 sprake was van
oplichting.
23. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de Vereniging Ecobel en de
Stichting Ecobel bij kopers een valse voorstelling van zaken hebben
gewekt door onjuiste mededelingen verwoord in de brochures. Dat Ecobel
wel een begin heeft gemaakt met de exploitatie van de houtopstanden,
zoals wordt betoogd, en dus, volgens de steller van het middel, wèl
een op verantwoorde bosbouw georiënteerde beleggingsinstelling is,
doet, zo deze stellingen op waarheid berusten, hier niet aan af. De
door de Stichting en de Vereniging begane handelingen die oplichting
opleveren zoals onder 2 is bewezen verklaard, kunnen immers niet
worden "gecompenseerd" door activiteiten die wellicht wel kunnen
worden beschouwd als handelingen van een op verantwoorde bosbouw
georiënteerde beleggingsinstelling.
24. Het middel is ongegrond.
25. Het veertiende middel bevat de klacht, dat art. 365a Sv jo art.
415 Sv en naar ik begrijp art. 327a Sv jo art. 415 Sv aangaande de
aanvulling van het verkort vonnis en het verkort proces-verbaal zijn
geschonden, doordat deze aanvullingen eerst op 8 maart 2002, acht
maanden na het wijzen van het arrest, zijn opgemaakt.
26. Terecht wordt in de toelichting opgemerkt dat het Wetboek van
Strafvordering geen sanctie stelt op overschrijding van de termijn van
vier maanden als genoemd in art. 365a lid 3 Sv voor wat betreft de
aanvulling van het verkort vonnis en, gelet op art. 327a lid 3 Sv het
verkort proces-verbaal. Een overschrijding van die termijn met vier
maanden maakt dit niet anders (vgl. HR 24 maart 1998, NJ 1998, 557).
27. Het middel faalt.
28. De in deze aanvullende conclusie besproken middelen kunnen worden
afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
29. Het dertiende middel gegrond achtend handhaaf ik mijn conclusie
dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal
verwijzen naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger
beroep te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
plv.
1 Bij het voorbereiden van mijn aanvankelijke conclusie van 2 december
2003 in deze zaak heb ik dit over het hoofd gezien, vandaar dat daarin
op p. 2 ten onrechte staat dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat
er geen koopprijswas betaald aan .
Nr. 00810/02
Mr Fokkens
Zitting: 2 december 2003
Conclusie inzake:
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld tot drie
jaren gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een
proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarde zoals in het
arrest omschreven wegens - kort gezegd - het feitelijk leiding geven
aan het plegen van diverse valsheidsdelicten en oplichting door een
rechtspersoon en als bestuuder deelnemen aan een criminele
organisatie. Tevens heeft het Hof de vorderingen van verschillende
benadeelde partijen toegewezen, met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel en de overige benadeelde partijen
niet-ontvankelijk verklaard.
2. Tegen deze uitspraak heeft verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam,
veertien middelen van cassatie voorgesteld. Hij heeft de middelen nog
aangevuld in een op 8 juli van dit jaar ter griffie ontvangen
schriftuur met een "Toelichting op enkele middelen", maar nieuwe
klachten die in die Toelichting zijn verwoord komen niet voor
behandeling in aanmerking, omdat ze te laat zijn ingediend (vgl. HR 23
oktober 2001, NJ 2002, 77 m.nt. JR). Tenslotte merk ik op dat deze
zaak samenhangt met de zaken met de nrs. 00807/02, 00808/02 en
00809/02, waarin ik heden eveneens concludeer.
4. In deze zaak gaat het om het volgende. In de jaren 1996-1998 hebben
de Vereniging Ecobel en de Stichting Ecobel aan belangstellenden de
economische eigendom van in Suriname gelegen houtopstanden en/of het
exploitatierecht van die economische eigendom verkocht. Nadat de
verdenking was gerezen dat het hier slechts om een papieren
werkelijkheid ging, werd een onderzoek ingesteld naar deze verkopen.
Dit heeft geresulteerd in een strafvervolging van de onder de naam
Ecobel opererende instellingen en van degenen die aan die instellingen
leiding gaven. Aan de rechtspersonen werd verweten dat zij zich hebben
schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting, aan de
leidinggevenden dat zij aan de door deze rechtspersonen begane feiten
leiding hebben gegeven en dat zij als bestuurder hebben deelgenomen
aan een organisatie die het plegen van voornoemde misdrijven als
oogmerk had. Meer dan 500 personen hebben zich gevoegd als benadeelde
partij. Van de meeste benadeelde partijen is de vordering voor zover
deze betrekking had op het als koopsom betaalde geld toegewezen.
Volgens de bewezenverklaring zijn de contracten met al deze personen
valselijk opgemaakt en zijn al deze personen door oplichtingsmiddelen
bewogen om de betreffende bedragen te betalen voor (het
exploitatierecht van) de economische eigendom van houtopstanden.
5. In het dertiende middel wordt de bewezenverklaring op dit punt
bestreden en mijns inziens terecht. Uit de gebezigde bewijsmiddelen
kan niet volgen dat de betreffende personen tot betaling van de achter
hun namen vermelde geldsommen zijn bewogen door de genoemde
oplichtingsmiddelen, terwijl evenmin ergens uit kan worden afgeleid
dat zij een contract met de Vereniging Ecobel en/of de Stichting
Ecobel hebben gesloten. De verdachte ontkent het feit. In de
bewijsvoering wordt vastgesteld dat er 557 overeenkomsten tussen
Ecobel en investeerders zijn aangetroffen bij huiszoekingen en dat de
Vereniging Ecobel en/of Stichting Ecobel niet gerechtigd waren de
economische eigendom en het exploitatierecht van de economische
eigendom over te dragen, zolang het te verkopen gebied niet was
afgebakend en er voor het gebied geen koopprijs was betaald aan .
Uit de bewijsmiddelen kan volgen dat er geen percelen waren
afgebakend. Dat er niet betaald was aan voor de verkochte
percelen, blijkt niet uit de bewijsmiddelen. Verder kan uit de
gebezigde bewijsmiddelen volgen dat een viertal personen contracten
hebben gesloten met Ecobel en dat er een aantal onjuistheden heeft
gestaan in prospectussen en rapporten, die in de bewezenverklaring
worden genoemd. Ten aanzien van die vier personen is er - ik zie
hierbij af van de andere bewijsklachten, die in de schriftuur zijn
verwoord - een duidelijke bewijsconstructie. Die bewijsconstructie is
vervolgens uitgebreid tot de meer dan 550 in de bewezenverklaring
genoemde personen door een tweetal lijsten van benadeelden onder de
bewijsmiddelen op te nemen. Daarmee is echter nog niet bewezen dat ook
met hen contracten zijn gesloten. Er wordt in de bewijsvoering op geen
enkele wijze vastgesteld dat de bij de huiszoeking gevonden contracten
met de genoemde personen zijn gesloten en evenmin blijkt daaruit dat
deze personen door de in de bewezenverklaring opgesomde
oplichtingsmiddelen zijn bewogen om contracten met Ecobel te sluiten
en het op grond daarvan verschuldigde bedrag aan Ecobel te betalen. Nu
ten aanzien van alle genoemde personen bewezen is verklaard dat de met
hen gesloten contracten vals waren en dat zij door een onjuiste
voorstelling van zaken zijn bewogen tot het sluiten van die contracten
is de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 onvoldoende gemotiveerd.
Gelet op de samenhang tussen deze feiten en het onder 3
bewezenverklaarde feit dient dit tot vernietiging van de bestreden
uitspraak te leiden.
6. Deze klacht over de bewijsvoering gegrond achtend zie ik er
voorshands vanaf de overige middelen die betrekking hebben op de
bewijsvoering en de procesgang te bespreken. Indien de Hoge Raad
alsnog een bespreking wenst zal ik graag binnen korte tijd aanvullend
concluderen. Thans wil ik volstaan met een korte bespreking van de
middelen die kwesties betreffen die ook bij behandeling van de zaak na
verwijzing een rol kunnen spelen.
7. Het vierde middel klaagt dat het Hof het verweer dat de
gerechtelijke vooronderzoeken onrechtmatig zijn geweest omdat er
onvoldoende redelijke verdenking bestond, ten onrechte heeft
verworpen.
8. Het in het middel bedoelde verweer heeft het Hof als volgt
samengevat en verworpen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat
verdachte en haar medeverdachten behoren te worden vrijgesproken van
het telastegelegde. Daartoe is aangevoerd, zakelijk weergegeven:
- dat de gerechtelijke vooronderzoeken in Ecobel c.s. onrechtmatig
zijn geweest omdat er ten tijde van de openingen van de gerechtelijke
vooronderzoeken onvoldoende verdenking bestond terzake valsheid in
geschrift;
- dat daaruit volgt dat ook alle uitbreidingen van de gerechtelijke
vooronderzoeken onrechtmatig zijn geweest en
- dat de binnen de gerechtelijke vooronderzoeken verkregen
onderzoeksresultaten uitgesloten dienen te worden van het bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onderzoek
tegen verdachte en zijn medeverdachten is aangevangen naar aanleiding
van een brief van de Nederlandse Bank van 17 oktober 1996, later
gevolgd door een brief van de Stichting Toezicht Effectenverkeer van
30 oktober 1997. In deze brieven, gericht aan de Economische
controledienst werd verzocht een onderzoek in te stellen naar
mogelijke overtredingen van de Wet toezicht beleggingsinstellingen
respectievelijk de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Ten tijde van de
opening der gerechtelijke vooronderzoeken was uit dit onderzoek
gebleken:
- dat de Ecobelinstellingen met beleggers overeenkomsten sloten, mede
inhoudende de overdracht van houtopstanden in het Kabo-gebied te
Suriname in (economische) eigendom danwel het exploitatierecht
hiervan;
- dat de Ecobelinstellingen de door investeerders overgemaakte gelden
niet investeerden in bosbouwprojecten, maar gebruikten op de
optiebeurs te Amsterdam;
- dat er geen aanwijzingen waren voor geldstromen naar Suriname.
Omdat op voorhand niet aannemelijk is dat de Ecobelinstellingen de
rechten welke zij pretendeerden de beleggers over te dragen, zelf
verwerven konden zonder de daarvoor betaalde bedragen of andere
geldmiddelen daarvoor aan te wenden, leverden voormelde feiten en
omstandigheden een voldoende redelijke verdenking op dat ten aanzien
van de gesloten overeenkomsten, voorzover deze inhielden dat die
rechten aan de beleggers werden overgedragen, valsheid in geschrift
werd gepleegd. Het hof verwerpt daarom het verweer."
9. Het oordeel van het Hof dat op voorhand niet aannemelijk is dat de
Ecobelinstellingen de rechten welke zij pretendeerden de beleggers
over te dragen, zelf verwerven konden zonder de daarvoor betaalde
bedragen of andere geldmiddelen daarvoor aan te wenden, is niet
onbegrijpelijk. Evenmin is onbegrijpelijk dat het Hof van oordeel is
dat deze omstandigheid beschouwd in samenhang met het gegeven dat er
door de Ecobelinstellingen met de ingelegde gelden op grote schaal
werd gespeculeerd, een redelijk vermoeden oplevert dat er sprake was
van valsheid in geschrifte ten aanzien van de met beleggers gesloten
overeenkomsten. Voor zover in het middel wordt aangevoerd dat het
exploitatierecht van houtopstanden niet in de vordering gerechtelijk
vooronderzoek voorkomt, merk ik op dat het Hof kennelijk en niet
onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat de verdenking dat er ten aanzien
van de overdracht van de economische eigendom van houtopstanden sprake
was van valsheid in geschrifte mede kon worden gebaseerd op de
omstandigheid dat er ook dergelijke vermoedens bestonden ten aanzien
van het overdragen van het exploitatierecht.
10. Het middel faalt.
11. Het vijfde middel klaagt dat het Hof ten onrechte onder feit 1
bewezen heeft verklaard het delict van artikel 225 lid 1 en lid 2 Sr,
waardoor verdachte tweemaal voor hetzelfde feit is veroordeeld.
12. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd
Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel op tijdstippen in de
periode van 1 augustus 1996 tot en met 1 oktober 1998 te Zwolle en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen
1. een groot aantal contracten (o.m.) gesloten met de personen zoals
vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijst 1 en lijst 2 en
2. een aantal prospectussen/brochures over Ecobel en
3. een rapport gedateerd "Arnhem, 9 januari 1998" genaamd:
"BASRALOKUS HOUT
DE EIGENSCHAPPEN EN HET GEBRUIK
Een korte samenvatting,
Rapport geschreven door:
dr ir J. Hendrison, F.S.S. Forestry Support Services B.V.
(privaat onderneming ingenieurs Universiteit van Wageningen)"
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van het
daar ingestelde te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of
vervalst, immers heeft de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook
wel genaamd Vereniging Ecobel) en/of de Stichting Ecobel en/of
zijn/haar mededader(s) telkens valselijk
ad 1. in voornoemde contract(en) onder meer vermeld dat:
- zakelijk weergegeven -
a. koper(s) (van verkoper Ecobel) een of meer houtopstand(en) in het
Kabo-gebied te Suriname in (economisch) eigendom, dan wel het
exploitatierecht hiervan krijgen, terwijl de Vereniging Ecobel en/of
de Stichting Ecobel in werkelijkheid ten tijde van het sluiten van die
contracten (telkens) niet bevoegd waren die rechten over te dragen en
ad 2. in voornoemde prospectussen/brochures (telkens) vermeld dat de
activiteiten van ECOBEL worden gecontroleerd door de Stichting
Zekerheid Koper Houtopstanden die een onafhankelijk bestuur heeft,
zulks terwijl in werkelijkheid in het bestuur van die Stichting
Zekerheid Koper Houtopstanden geen van de Vereniging Ecobel en de
Stichting ECOBEL onafhankelijke personen zitting hadden en er geen
toezicht/controle door de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden werd
uitgeoefend en
ad 3. de cijfers in het hoofdstuk "marktwaarde", welk hoofdstuk is
overgenomen uit een notitie d.d. 9 januari 1998 van dr.ir. J.
Hendrison in voornoemd rapport veranderd in "voor gerede producten US$
800 (gezaagd hout) - US$ 1600 (parket) c.i.f. per m3", zulks terwijl
die cijfers onder het hoofdstuk "marktwaarde" in voormelde notitie van
dr.ir. J. Hendrison in werkelijkheid "voor gerede producten US$ 400
(gezaagd hout) - US$650 (parket) c.i.f. per m3" waren en op het
voorblad van voornoemd rapport F.S.S. Forestry Support Services B.V.
in verband gebracht met de Landbouwuniversiteit van Wageningen, zulks
terwijl in werkelijkheid F.S.S. Forestry Support Services B.V. geen
"privaat onderneming ingenieurs Universiteit van Wageningen" is,
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, tot bovenomschreven strafbare feiten opdracht heeft
gegeven, dan wel de feitelijke leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven verboden gedragingen
en
de Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd Vereniging
Ecobel) en/of de Stichting Ecobel op tijdstippen in de periode van 1
augustus 1996 tot en met 1 oktober 1998 te Zwolle en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk gebruik
heeft gemaakt van na te noemen valse of vervalste geschriften, als
waren die geschriften telkens echt en onvervalst, te weten:
1. een (groot) aantal contracten (o.m.) gesloten met de personen zoals
vermeld op de aan de dagvaarding gehechte lijst 1 en lijst 2,
inhoudende (zakelijk weergegeven) o.m. dat de in de voornoemde
contracten vermelde "koper" de (economische) eigendom dan wel het
exploitatierecht kreeg geleverd van een of meer houtopstanden en
2. een aantal prospectussen/brochures over Ecobel, inhoudende
(zakelijk weergegeven) o.m. dat de activiteiten van Ecobel worden
gecontroleerd door de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden die een
onafhankelijk bestuur heeft en
3. een rapport gedateerd "Arnhem, 9 januari 1998 genaamd:
"BASRALOKUS HOUT
DE EIGENSCHAPPEN EN HET GEBRUIK
Een korte samenvatting,
Rapport geschreven door:
dr ir J. Hendrison, F.S.S. Forestry Support Services B.V.
(privaat onderneming ingenieurs Universiteit van Wageningen)",
inhoudende (zakelijk weergegeven) o.m. dat als marktwaarde "voor
gerede produkten" US$ 800 (gezaagd hout) - US$ 1600 (parket) c.i.f.
per m3" wordt genoteerd
zijnde (elk) een geschrift dat bestemd was om te dienen tot bewijs van
het daaringestelde, bestaande dat gebruikmaken hierin dat de
Vereniging Europees Beleggersconsortium (ook wel genaamd Vereniging
Ecobel) en/of de Stichting Ecobel en/of zijn/haar mededader(s) aan een
koper een of meer houtopstanden als bewijs van zijn/haar belegging,
een exemplaar van voornoemde contracten en/of voornoemd rapport van dr
ir J. Hendrison ter informatie opstuurden bestaande dat valse of
vervalste telkens hierin dat
ad 1. de Vereniging Ecobel en/of de Stichting Ecobel in werkelijkheid
ten tijde van het sluiten van die contracten telkens niet bevoegd
waren de economische eigendom dan wel het exploitatierecht van een of
meer houtopstanden over te dragen en
ad 2. in het bestuur van de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden
geen van de Vereniging Ecobel en de Stichting ECOBEL onafhankelijke
personen zitting hadden en er geen toezicht/controle door de Stichting
Zekerheid Koper Houtopstanden werd uitgeoefend en
ad 3. als marktwaarde voor gezaagd hout door dr.ir. J. Hendrison in
zijn notitie van 9 januari 1998 (bijlage 3.3 in G014) $400 en voor
parket c.i.f. per m3 $650 was vermeld en/of Forestry Support Services
B.V. in werkelijkheid geen "privaat onderneming ingenieurs
Universiteit van Wageningen" is, terwijl hij, verdachte, al dan niet
tezamen en in vereniging met een ander
tot bovenomschreven strafbare feiten opdracht heeft gegeven, dan wel
de feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden
gedragingen".
13. Anders dan de steller van het middel meent is hier geen sprake van
een dubbele bestraffing voor hetzelfde feit. Zoals te lezen valt in
artikel 56 lid 2 Sr is hier sprake van een voortgezette handeling
(vgl. NLR aant. 9 op art. 225 Sr). Ten onrechte heeft het Hof verzuimd
dit op te nemen in de kwalificatie. Opmerking verdient nog dat het
Hof, nu er sprake is van meermalen gepleegde valsheid en er tevens
andere misdrijven bewezen zijn verklaard (te weten oplichting en als
bestuurder deelnemen aan een criminele organisatie), niet is uitgegaan
van een te hoog strafmaximum gelet op art. 57 Sr (vgl. HR 2 september
1997, NJ 1998, 74).
14. Het middel is ten dele gegrond.
15. Het achtste middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft
geoordeeld dat een aantal prospectussen/brochures over Ecobel aan te
merken zijn als valse geschriften in de zin van art. 225 Sr, aangezien
dergelijke prospectussen/brochures niet tot bewijs van enig feit zijn
bestemd, maar louter een voorlichtingsfunctie hebben.
16. Terecht wordt in de toelichting op het middel gesteld dat volgens
vaste jurisprudentie van de Hoge Raad onder artikel 225 Sr valt "een
geschrift waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het
bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend" (HR 30 september
1980, NJ 1981, 70). Volgens Van Dorst in NLR heeft de Hoge Raad met de
term "maatschappelijk verkeer" gedacht aan het sociaal functioneren
van het geschrift zonder dat aan juridische criteria gedacht hoeft te
worden (aant. 4 op art. 225 Sr). In zijn dissertatie "Valsheid in
geschrift" formuleert Bakker het als volgt:
"Het belang van het geschrift voor de maatschappij is daarin gelegen,
dat men op de in het geschrift gerelateerde feiten af gaat en daarop
zijn eigen plannen en handelingen baseert. Alleen die geschriften, die
ook daadwerkelijk feiten bevatten, waarop men in het maatschappelijk
verkeer wil (of wel moet) afgaan, verdienen strafrechtelijke
bescherming."
(Arnhem, 1985, blz. 57)
17. Anders dan de steller van het middel betoogt meen ik dat op
zichzelf ook aan een brochure of een prospectus in het maatschappelijk
verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit kan worden toegekend.
Een vergelijking kan worden gemaakt met een offerte; ook een offerte
levert in beginsel slechts bewijs op van de daarin gedane aanbieding
en vormt in het algemeen geen bewijs dat t.a.v. de daarin genoemde
goederen een koopovereenkomst is gesloten en een levering heeft
plaatsgevonden. Een offerte kan echter wel in bepaalde omstandigheden
een aanwijzing opleveren - en daarmee in het maatschappelijk verkeer
betekenis hebben voor het bewijs daarvan - dat verkoop en levering
hebben plaatsgevonden en aldus in geval van onjuiste mededelingen
daarover valsheid in geschrift opleveren (vgl. HR 9 april 1991, DD
91.283).
18. Het hangt naar mijn mening dan ook af van de omstandigheden of een
brochure of een prospectus in het maatschappelijk verkeer betekenis
hebben voor het bewijs van het in die brochure of prospectus gestelde.
In de brochure van Ecobel met de titel "Beleggen met eco-waarde"
(bewijsmiddel 17, documenten bijlage D.12.6) is het volgende opgenomen
aangaande de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden:
"De investeerders kunnen aanspraak maken op de service van de
Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden. Zij heeft een controlerende
en communicerende functie, zoals de controle van de eigendommen van de
Koper en het informeren over de projecten. Tevens controleert de
stichting voor de investeerders de opbrengst van het hout en zal dit
d.m.v. een accountantsrapportage vastleggen. Het bestuur is
onafhankelijk en de accountantsrapporten zijn voor investeerders
openbaar."
19. Dat het Hof deze passage als rechtens relevant heeft kunnen
aanmerken, blijkt uit de omstandigheid dat investeerders mede door
deze - onjuiste - mededeling zijn bewogen tot het aangaan van een
overeenkomst met Ecobel aangaande de houtopstanden (bewijsmiddelen 3
en 5). Dat ook voor de medewerkers van Ecobel duidelijk was dat de
passage relevant was blijkt uit de verklaring van de medewerker
die verklaart te hebben aangegeven bij de bestuurder
van Ecobel, , dat er daadwerkelijk een onafhankelijk
bestuur van de Stichting moest komen (bewijsmiddel 13). Aldus
beschouwd heeft het Hof de brochure kunnen aanmerken als een geschrift
waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis wordt toegekend voor
het bewijs dat de Stichting Zekerheid Koper Houtopstanden
onafhankelijk was en controle zou uitoefenen op de verrichtingen van
Ecobel. De in de toelichting verpakte klacht dat uit de brochure niet
zou zijn op te maken dat de Stichting de activiteiten van Ecobel zou
controleren, is, in het licht van het hiervoor weergegeven gedeelte
van de brochure ongegrond.
20. Het achtste middel faalt.
21. Het twaalfde middel klaagt dat het Hof ten onrechte in het midden
heeft gelaten van welke criminele organisatie verdachte bestuurder zou
zijn geweest.
22. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 1996 tot met 12 maart
1999 in Zwolle tezamen en in vereniging met anderen als bestuurder
heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door verdachte
en en en anderen, welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
* geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen
valselijk opmaken of vervalsen, (telkens) met het oogmerk om die als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en
* opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift(en)
als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk afleveren of
voorhanden hebben, wetende of redelijkerwijs moeten vermoeden dat
dit/die geschrift(en) bestemd is/zijn voor zodanig gebruik
en
* met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door
gebruik te maken van listige kunstgrepen en/of door gebruik te maken
van een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) personen bewegen tot
afgifte van geldsbedragen".
23. De steller van het middel gaat ervan uit dat met de organisatie
waarvan in de bewezenverklaring sprake is, wordt bedoeld de Vereniging
Ecobel en/of de Stichting Ecobel. Die opvatting is niet juist. De
bewezenverklaring ziet op een organisatie gevormd door een aantal
personen, van wie verdachte een van de leidinggevenden zou zijn, en
volgens de bewijsmiddelen heeft die organisatie bij het plegen van de
beoogde misdrijven gebruik gemaakt van de Vereniging en/of Stichting
Ecobel.
24. Het middel is ongegrond.
25. Het dertiende middel gegrond achtend concludeer ik dat de Hoge
Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen
naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep te
worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
plv.