Gebruiksmogelijkheden van GPS voor de vleesveehouderij
PraktijkRapport 47
Auteur: L.B.J. Sebek
De gebruikswaarde van Gehele Planten Silage (GPS) van triticale voor
de vleesstierenhouderij werd onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd
op het vleesveebedrijf van de Waiboerhoeve te Lelystad. Daartoe werden
48 kruislingstieren van het type Belgische Witblauwe x zwartbonte HF
in groepshuisvesting gehouden. De voeropname werd individueel gemeten
met behulp van voerstations.
Het effect van vervanging van snijmaïssilage door GPS werd gedurende
het gehele afmesttraject onderzocht. Sijmaïssilage en GPS werden op
basis van droge stof uitgewisseld. Doordat de VEVI waarde per kilogram
droge stof voor snijmaïssilage hoger is dan voor GPS, nam de
energieinhoud van de rantsoenen af met toenemend aandeel GPS. Dit
leidde tot de vraag of de verlaging van de energieinhoud van het
rantsoen (toenemend aandeel GPS) gecompenseerd moest worden. Deze
compensatie werd vooral van belang geacht in het tweede deel van het
afmesttraject, wanneer de dieren een ruimere energie/eiwit verhouding
nodig hebben. De noodzaak en effecten van energetische compensatie bij
voedering van GPS werden onderzocht door voor enkele proefgroepen
energierijke bijproducten (tevens verlaging van voerkosten) in het
rantsoen op te nemen.
In het afmesttraject werden 2 perioden onderscheiden: Periode 1 liep
van 6-13 maanden leeftijd en Periode 2 liep van 13-18 maanden
leeftijd. De perioden onderscheidden zich door een gewijzigde
verhouding in het energie/eiwit aanbod. In het tweede deel van het
experiment werd een ruimere energie/eiwit verhouding gevoerd. De
eerste periode van het experiment (6-13 maanden leeftijd) kende 3
behandelingen met 16 dieren per behandeling. De controle behandeling
kreeg een gangbaar rantsoen bestaande uit 70 % snijmaïssilage en 30 %
krachtvoer (op basis van drogestof). Bij de proefbehandelingen werd
snijmaïssilage geheel of voor de helft door Triticale GPS vervangen.
In de tweede periode van het experiment (13-18 maanden leeftijd)
werden 5 behandelingen toegepast. Afgezien van de gewijzigde
energie/eiwit verhouding bleef de controle behandeling ongewijzigd (16
dieren), maar de beide proefbehandelingen werden gesplitst in 2
groepen van 8 dieren. Voor 8 dieren bleef de behandeling ongewijzigd,
maar voor de andere 8 dieren werd ongeveer de helft van het ruwvoer
uitgewisseld tegen aardappelsnippers.
De proef werd opgezet als een volledig gewarde blokkenproef. De
behandelingen werden binnen blokken van dieren met vergelijkbaar
aanvangsgewicht verloot. Er waren evenveel blokken als hokken. Een hok
werd gevuld met dieren uit 1 blok, waardoor in elk hok alle
behandelingen voorkwamen. Tijdens het experiment werd de individuele
voeropname per maaltijd gemeten, werd het lichaamsgewicht iedere 4
weken vastgesteld en werden de gebruikte voeders bemonsterd en
geanalyseerd. Na afloop van het experiment werden de slachtresultaten
van de individuele dieren vastgelegd.
De berekende energetische voederwaarde (VEVI) van het rantsoen werd
lager door snijmaïssilage tegen triticale GPS uit te wisselen. De
drogestofopname nam op de GPS-rantsoenen wel iets toe, maar de
berekende energieopname van de proefbehandelingen was lager dan de
energieopname van de controlegroep (snijmaïsrantsoen). In het tweede
deel van de proef werd de lagere energieopname op de GPS-rantsoenen
ruimschoots gecompenseerd door het toevoegen van aardappelsnippers
(hogere energiedichtheid en een hogere drogestofopname). De
eiwitopname was voor alle behandelingen gedurende het gehele
experiment boven de norm. Ondanks de verschillen in energieopname
bleek de gewichtstoename van de dieren op de meeste behandelingen toch
overeen te komen. Echter, de dieren die het gehele experiment de GPS
behandeling (100 % vervanging snijmaïssilage) kregen, groeiden
langzamer. Dit resulteerde voor deze behandeling in een ca. 40 kg
lagere gewichtstoename, een ca. 100 g/dag lagere groei en een iets
lagere voederconversie. Ook bleek de vetbedekking van deze dieren
minder te zijn.
Voor de dieren met GPS in het rantsoen werd berekend dat de voor de
gemeten groei benodigde hoeveelheid energie hoger bleek te zijn dan de
hoeveelheid opgenomen energie. Daaruit werd geconcludeerd dat de
voederwaarde van triticale GPS werd onderschat. Deze onderschatting
van de voederwaarde werd berekend op ca. 15 %. De proefresultaten
gaven tevens aan dat het GPS/krachtvoer rantsoen niet voldoende
geschikt was voor het laatste deel van de afmestfase.
De Belgische Witblauwe x HF kruislingen bleken een voederbehoefte te
hebben die overeenkomt met de CVBnormen voor het tussentype
vleesstier. De groei- en slachtresultaten van deze kruislingstieren
kwamen overeen met de groei- en slachtresultaten van Piemontese x HF
stieren in andere proeven.
Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel
praktijkrapport 47 hier voor de prijs van EUR 14.71 (excl BTW) .
Rundvee praktijkrapport 47: Gebruiksmogelijkheden van GPS voor de
vleesveehouderij - 2004 - 21 pagina's
Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle
praktijkrapporten
---
© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst
bijgewerkt: 20-04-2004 16:24.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar:
webmaster.po.asg@wur.nl
Praktijkonderzoek Veehouderij