Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
W&B/SFI/04/29223
Onderwerp Datum
CPB-raming macrobudget WWB 20 april 2004
Op 15 april jl. heb ik in een algemeen overleg met de Vaste Commissie Sociale Zaken en
Werkgelegenheid van uw Kamer toegezegd u nadere schriftelijke uitleg te doen toekomen over de
wijze waarop de raming van het bijstandsvolume tot stand is gekomen die het Centraal Planbureau
(CPB) recentelijk heeft gepubliceerd, en waarop het budget wordt gebaseerd dat gemeenten in
2004 op grond van artikel 69, eerste lid, onder b, van de Wet werk en bijstand (WWB)
ontvangen.
In het bijzonder ga ik in op de ramingssystematiek zoals die ten behoeve van het Centraal
Economisch Plan 2004 is toegepast, en op de samenhang van deze systematiek met voorgaande
ramingen van het CPB.
Vaststelling macrobudget
Artikel 69 WWB schrijft voor dat het uitgangspunt is dat het macrobudget toereikend is voor de
voor dat jaar geraamde kosten van bijstandsvoorziening. Het macrobudget wordt op twee
momenten vastgesteld. In september voorafgaand aan het uitvoeringsjaar op basis van de raming
volgens de MEV en vervolgens in september van het uitvoeringsjaar op basis van de
geactualiseerde raming. Tussentijds past het CPB de raming aan ten behoeve van het Centraal
Economisch Plan (CEP). Maart 2004 wanneer het CEP verschijnt is geen formeel
bijstellingsmoment, maar de raming in het CEP geeft wel een belangrijke aanwijzing voor de
bijstelling in september.
In de Memorie van toelichting op de WWB en de nota van toelichting op het Besluit WWB is
uiteengezet dat het macrobudget voor het inkomensdeel WWB wordt bepaald aan de hand van de
raming van het bijstandsvolume waarbij rekening wordt gehouden met:
· actuele gegevens over de feitelijke ontwikkelingen van het bijstandsvolume t-1,
2
· de economische vooruitzichten volgens Macro-Economische Verkenning (MEV),
· de verwachte effecten van gewijzigd beleid.
Deze volumeraming wordt afgestemd met het CPB. De uiteindelijke raming en vaststelling van het
macrobudget gebeurt door SZW, echter pas nadat rekenschap is gegeven van de (onafhankelijke)
raming van het CPB. Bij de behandeling van de WWB is gediscussieerd over de wijze waarop het
macrobudget tot stand komt. Uw Kamer heeft bij behandeling van de WWB gevraagd naar de
betrouwbaarheid van de raming. In de nota naar aanleiding van het verslag (TK 2002-2003, 28
870, nr 13) is opgenomen dat er een verschil kan bestaan tussen de inzichten in september t-1 en
september t en dat daarom nog bijstelling in september t zou moeten kunnen plaatsvinden. Dit om
zorg te dragen dat gemeenten een toereikend macrobudget ontvangen, dit wil zeggen te veel noch
te weinig. Het budget zou bovendien moeten worden vastgesteld op basis van een raming die geen
politiek karakter kon dragen. Om die reden is het CPB expliciet genoemd als basis voor de
raming.
Conform het bovenstaande zal in september 2004 het macrobudget 2004 definitief vastgesteld
worden, rekening houdend met de hiervoor genoemde drie factoren.
Methodiek CPB-ramingen
Het CPB maakt bij de raming van het bijstandsvolume gebruik van een ramingsregel. De focus ligt
in deze vergelijking op de conjuncturele ontwikkeling van het bijstandsvolume: in de ramingsregel
wordt de groei van het bijstandsvolume gerelateerd aan de groei van de totale werkloze
beroepsbevolking. De ramingsregel is echter slechts de eerste stap in het maken van een
bijstandsraming. Het is nodig om de uitkomsten van het model te toetsen aan de werkelijkheid, een
zogenoemde plausibiliteitstoets. Dit gebeurt mede aan de hand van informatie over de actuele
ontwikkeling van het bijstandsvolume en andere economische ontwikkelingen.
Zoals ook bij de behandeling van de WWB in uw Kamer aangegeven, toetst het CPB periodiek
zijn ramingen (Handelingen TK 2002-2003, 27 augustus 2003, TK 85-4966). Dat gebeurt door
de vergelijking achteraf tussen de raming en de realisaties. Deze verschillen, de zogenaamde
"residuen" van de ramingsregel, geven ook een indicatie voor de mate waarin bijstellingen op de
uitkomst van de ramingsregel noodzakelijk zijn. Dit is een gebruikelijke werkwijze, die ook in het
verleden is toegepast. Eerder is al aangegeven dat het CPB de ramingsmethodiek zonodig bijstelt.
Zo staat in de nota van toelichting op het Besluit WWB (Stb. 2003, nr. 387) dat de precieze vorm
van de relatie tussen de werkloze beroepsbevolking en het aantal bijstandsuitkeringen jaarlijks in
overleg met het CPB wordt vastgesteld.
Deze zogenoemde residuenanalyse leerde eind 2003 dat de oude ramingsregel die het CPB
hanteerde ten tijde van de MEV 2004, de toename van het bijstandsvolume in 2002 en 2003 fors
heeft overschat. Op grond van een dergelijke analyse kan het CPB aan de hand van de
geconstateerde residuen de ramingen handmatig neerwaarts bijstellen. Ook kan er voor worden
gekozen de ramingsregel te verbeteren.
De verbetering van de ramingsregel
3
In combinatie met het toegenomen belang van een adequate en transparante bijstandsraming in het
kader van de WWB is de residuenanalyse voor het CPB aanleiding geweest om de ramingsregel
voor het bijstandsvolume te actualiseren. Econometrische schattingen op twee verschillende
databestanden bieden een stevige onderbouwing van de nieuwe ramingsregel.
Deze actualisatie wordt beschreven in CPB Memorandum 88: "Raming bijstandsvolume in
./. CEP2004" van 6 april 2004. Voor de volledigheid is dit memorandum als bijlage bij deze
brief gevoegd.
De nieuwe ramingsregel is bij CEP 2004 voor het eerst toegepast. Als de oude regel zou zijn
gehandhaafd zou de geconstateerde afwijking in de uitkomsten echter wel tot een bijstelling hebben
geleid. Vandaar dat het CPB in het memorandum van 6 april ook constateert: "Overigens zou
ook zonder actualisering van de ramingsregel de raming voor 2004 in dezelfde orde van
grootte zijn aangepast vanwege overschatting in het recente verleden met de oude
ramingsregel".
De actuele raming van het bijstandsvolume
De raming die het CPB nu heeft gemaakt is gebaseerd op de meest actuele bijstandcijfers over
2003 en de meest recente economische inzichten. In september 2003 had men slechts de
beschikking over bijstandscijfers tot medio 2003. Verder actualiseert het CPB de inzichten in de
conjunctuur en de mate waarin die gevolgen heeft voor de werkloze beroepsbevolking. De
ontwikkeling van de werkloze beroepsbevolking vertaalt het CPB naar het aantal
bijstandsuitkeringen. Ook dat aantal is dus geactualiseerd. Realisaties van de bijstand in de eerste
maanden van 2004 spelen bij de CEP-raming geen rol.
De reden dat de raming van het macrobudget 2004 wordt verlaagd is tweeledig:
a) het bijstandsvolume in 2003 was aanzienlijk lager dan bij MEV in september 2003 nog werd
gedacht, waardoor het vertrekpunt voor de raming van de bijstandsontwikkeling in 2004 lager
ligt.
b) de invloed van de conjuncturele verslechtering op de groei van het bijstandsvolume verloopt
langzamer dan eerder werd gedacht, waardoor de stijging van het aantal uitkeringen in 2004
naar verwachting minder sterk zal zijn dan eerder werd verondersteld. Het is deze ontwikkeling
die expliciet tot uitdrukking komt in de nieuwe ramingsregel.
Ondanks deze bijstellingen is nog steeds sprake van een verwachte groei van het bijstandsvolume
ten opzichte van 2003.
De nieuwe raming heeft dus betrekking op het aantal mensen dat in 2004 naar verwachting een
beroep op een bijstandsuitkering zal doen. Dit aantal is lager dan bij de voorlopige vaststelling van
het macro-budget nog werd verwacht. Er is dus geen sprake van een bezuiniging op de bijstand,
maar van een ramingsbijstelling; het budget wordt aangepast aan het lagere verwachte beroep op
de bijstand. Het macrobudget voor gemeenten blijft daarmee toereikend, want tegenover lagere
budgetten staan lagere verwachte uitgaven.
4
Het kabinet heeft bij de opstelling van de begroting 2004 rekening gehouden met 399.000
uitkeringen en een budget van 4.820 mln voor 2004. De gevolgen van de beschreven werkwijze
zijn door het kabinet als volgt vertaald (zie tabel op volgende bladzijde).
Macrobudget bijstand 1) Ten tijde van de MEV 2004 (september 2003) bestond nog een ramingsverschil tussen SZW/Financiën en
CPB van circa 8000 personen, overeenkomend met een bedrag van circa 100 miljoen. Over de huidige CEP-
raming van het bijstandsvolume bestaat volledige overeenstemming met het CPB.
De stand ontwerpbegroting 2004 ( 4.820 mln.) correspondeert met een bijstandsvolume van
399.000 uitkeringen. In het CEP 2004 wordt thans rekening gehouden met een bijstandsvolume
van 368.000 uitkeringen in 2004. Het aantal van 18.000 uitkeringen genoemd tijdens het
algemeen overleg - heeft alleen betrekking op de bijstelling als gevolg van de lagere realisatie over
2003.
Uit de tabel blijkt ook dat het herziene inzicht in het effect van de conjunctuur op de bijstand leidt
tot opwaartse bijstellingen voor de jaren na 2004. Voor die jaren na 2004 zal het budget volgens
de thans bekende inzichten hoger uitvallen dan werd verwacht in de begroting van 2004.
Regionale verschillen in conjunctuur
In het genoemde overleg is eveneens aandacht gevraagd voor regionale verschillen in economische
conjunctuur. Ik hecht eraan mijn opmerking te herhalen dat de aanpassing van het macrobudget
geen relatie heeft met verdeelsystematiek, waar met regionale omstandigheden rekening wordt
gehouden.
De verdeelsystematiek moet recht doen aan verschillen in economische structuur en conjunctuur
tussen gemeenten en bevat daar ook variabelen voor (werklozen met maximale WW-duur en
banen in de handel, horeca en schoonmaak). De verdeling zal echter nooit helemaal perfect kunnen
zijn. Gemeenten kunnen daardoor incidenteel voordeel of nadeel ondervinden.
Bij het opstellen van de WWB is ook voorzien dat lokale of regionale arbeidsmarkten zich in
verschillende richting kunnen ontwikkelen. Daarom kunnen gemeenten een beroep doen op een
aanvullende uitkering. De toetsingcommissie, die over de toekenning daarvan adviseert, houdt
rekening met uitzonderlijke omstandigheden op de lokale arbeidsmarkt.
In het onderzoek dat wordt uitgevoerd naar de verbetering van het objectief verdeelmodel komt
naar voren dat het voor 2005 e.v. mogelijk is om in het objectief verdeelmodel meer variabelen op
te nemen die rekening houdt met sociaal-economische structuur en regionale economische
ontwikkeling. Naar verwachting stuur ik u in mei mijn voornemens voor het objectief verdeelmodel
2005 toe. Ik zal u het rapport daarbij aanbieden.
Toereikendheid budget
5
In het algemeen overleg heb ik mijn toezegging herhaald die ik op 28 augustus 2003 bij de
behandeling van de Wet werk en bijstand in uw Kamer heb gedaan om achteraf met de VNG te
overleggen of het macrobudget toereikend is geweest. Daarbij kan echter niet sprake zijn van het
achteraf compenseren van tekorten of overschotten. Er is altijd een finale vaststelling van het
budget in het jaar zelf, op basis van de laatste conjuncturele inzichten. Er is natuurlijk overleg met
de VNG om te bekijken hoe het systeem zich ontwikkelt. Uiteraard houden wij een open oog voor
fouten in het systeem, zodat die kunnen worden verbeterd. De systematiek van de wet staat echter
geen nacalculatie toe.
Aan deze toezegging zal ik in het voorjaar van 2005 (als kan worden teruggekeken op 2004)
uitvoering geven.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid