agenda van de RAZEB van 23-24 februari 2004
Kamerbrief Geannoteerde agenda van de RAZEB van 23-24 februari 2004
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
20 april 2004
Behandeld
GJ Bijl de Vroe
Kenmerk
DIE-181/04
Telefoon
070 - 348 5005
Blad
1/9
Fax
070 - 348 6381
Bijlage(n)
gj.bijl-de-vroe@minbuza.nl
Betreft
Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
van 26-27 april 2004
Graag bieden wij u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Raad
Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 26-27 april 2004.
De Minister De
Minister voor van Buitenlandse
Zaken,
Ontwikkelingssamenwerking,
Dr. B. Bot
A.M.A van Ardenne-van der Hoeven
De Staatssecretaris
voor Europese Zaken,
Mr. Drs. A. Nicolaï
Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
(RAZEB) van 26-27 april 2004
Algemene Zaken
Stand van zaken overige Raden
Bij het verzenden van deze geannoteerde agenda was nog geen document
beschikbaar.
Follow-up Europese Raad (IGC)
Het Ierse voorzitterschap zal tijdens de Raad een nadere uiteenzetting
geven van de procedure van het vervolg van de Intergouvernementele
Conferentie (IGC).
Tijdens de Europese Raad van 25 en 26 maart jl. hebben de regeringen
van de (kandidaat-) lidstaten zich gecommitteerd aan afronding van de
Intergouvernementele Conferentie (IGC) uiterlijk tijdens de Europese
Raad op 17 en 18 juni.
De briefing door minister Cowen is niet bedoeld voor inhoudelijke
onderhandelingen, maar voor het uiteenzetten van de methode en het
tijdpad van de IGC. De eerste verantwoordelijkheid voor het vormgeven
van de IGC ligt bij het Ierse voorzitterschap. Het voorzitterschap
heeft op 9 april jl. in een brief aan de staatshoofden en
regeringsleiders, die u reeds werd toegezonden, te kennen gegeven
gebruik te willen maken van de reeds geplande RAZEB-zittingen, van de
`tour des capitales' die de Ierse premier in mei zal afleggen en van
ambtelijk vooroverleg, teneinde een zo beperkt mogelijke agenda over
te houden voor de slotsessie van de IGC op het niveau van
staatshoofden en regeringsleiders.
Nederland zal het voorzitterschap waar mogelijk steunen in de verdere
aanpak van de IGC. Wat betreft het tijdpad zal Nederland er bij het
Ierse voorzitterschap op aandringen te werken aan een spoedige
afronding van de IGC, bij voorkeur voor de verkiezingen van het
Europees Parlement. De regering zal zich inspannen hieraan bij te
dragen, zolang dit geen schade berokkent aan de Nederlandse
onderhandelingspositie in de IGC. Aangaande de te volgen methodiek
meent de regering dat de IGC in de eerste plaats op politiek niveau
gehouden moet worden en dat sprake moet zijn van een centraal en
transparant proces. Inhoudelijk zal Nederland aandacht blijven vragen
voor de Nederlandse desiderata, waarbij met name geïnsisteerd zal
worden op de twee Nederlandse prioriteiten, te weten: unanimiteit voor
de besluitvorming over de Financiële Perspectieven en wijziging van de
buitensporig tekortprocedure in het Stabiliteits- en Groeipact.
Uitbreiding
Op verzoek van Nederland zal de Raad spreken over de uitbreiding van
de Unie, in het bijzonder de vorderingen van de tien toetredende
landen bij hun voorbereidingen op toetreding. In een presentatie in
Coreper (Comité van Permanente Vertegenwoordigers van de Lidstaten) op
22 april zal de Commissie haar visie geven op de stand van de
voorbereidingen van de toetreders. De Raad kan vervolgens ook nader op
het onderwerp ingaan. De regering zal zonodig aandacht vragen voor
resterende problemen bij de toetreders en, mocht het nodig zijn,
vragen om het treffen van passende maatregelen door de Commissie. Over
de laatste stand van zaken met betrekking tot de toetreding gaat u
deze week ook een separate brief toe.
Externe Betrekkingen
EU-Afrika
De Raad zal onder andere stilstaan bij de uitkomsten van de
ministeriële Troika-ontmoeting met de Afrikaanse Unie (AU) op 1 april
jl. Hierbij is onder meer gesproken over de Afrikaanse
Vredesfaciliteit, die naar verwachting per 1 mei a.s. operationeel zal
worden. Nederland hecht aan nadere uitwerking van de rol van de AU en
de sub-regionale organisaties met betrekking tot de operationalisering
van de Vredesfaciliteit. Voorts is gesproken over de situatie in
Zimbabwe en de gevolgen hiervan voor de EU-Afrika dialoog. Nederland
is bezorgd over de rol die de kwestie Zimbabwe blijft spelen in de
voortgang van de dialoog, maar wil het gesprek met Afrikaanse partners
voortzetten om met hen tot een oplossing van het probleem te komen.
EU-Rusland
De Raad zal de stand van zaken bespreken inzake het
uitbreidingsprotocol van de Partnerschaps- en
Samenwerkingsovereenkomst (PSO) - in verband met de uitbreiding van de
Unie per 1 mei - en de voorbereiding van de EU-RF top op 21 mei a.s.
Ondertekening van het uitbreidingsprotocol en de aanvaarding van een
gezamenlijke politieke verklaring over de EU-uitbreiding is vooralsnog
voorzien tijdens de eerste EU-RF Permanente Samenwerkingsraad en marge
van de Raad op 27 april. Nederland heeft, net als de overige
EU-partners, steeds onderstreept dat overeenstemming over het
uitbreidingsprotocol cruciaal is voor een ongehinderde verdere
ontwikkeling van de EU-RF betrekkingen in het algemeen en de
voorbereidingen van de EU-RF Top in het bijzonder. Tijdens deze Top
zou onder andere nadere invulling gegeven moeten worden aan de vier
ruimten zoals overeengekomen tijdens de Top van St. Petersburg in 2003
(economisch, externe veiligheid, interne veiligheid en cultuur).
Voorts zal Nederland bepleiten dat de Top wordt aangegrepen om nader
met Moskou te spreken over onderwerpen als democratisering en
mensenrechten.
MOVP
De Raad zal stilstaan bij de laatste ontwikkelingen met betrekking tot
het vredesproces in het Midden-Oosten, waaronder de Israëlische
plannen voor terugtrekking uit Gaza en de liquidatie van Hamas-leider
Rantissi. Tijdens de komende twee weken zal blijken of premier Sharon
in staat is goedkeuring voor zijn plannen te krijgen van zowel zijn
eigen partij als het Israëlische parlement. De Raad zal zich beraden
over de mogelijkheden voor een Europese bijdrage aan de terugtrekking
uit de Gazastrook, alsmede over de bredere politieke context van het
vredesproces waarbinnen een en ander gestalte dient te krijgen.
Nederland verwelkomt de Israëlische plannen voor terugtrekking uit
Gaza, maar is van mening dat een oplossing van het
Israëlisch-Palestijnse conflict alleen tot stand kan komen door middel
van onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit, zoals
ook verwoord door de Europese Raad en door het Voorzitterschap na
afloop van het "Gymnich"-overleg van 17 april jl. Nederland verwerpt
de liquidatie van Hamas-leider Rantissi en wijst op de negatieve
gevolgen van dergelijke buitengerechtelijke dodingen voor het
vredesproces.
Westelijke Balkan
In aansluiting op het `Gymnich'-overleg van 17-18 april zal de Raad
spreken over de recente ontwikkelingen in Kosovo. De Raad zal
stilstaan bij de vraag hoe de EU een (grotere) bijdrage kan leveren
aan het helpen bevorderen van een duurzame oplossing voor de
Kosovo-problematiek. De uitvoering van het 'standards before
status'-beleid en de bevordering van een stabiel en multi-etnisch
Kosovo blijven centrale elementen in het EU-beleid. Nederland zal
bepleiten dat dit beleid effectiever moet worden uitgevoerd, met meer
nadruk op de dialoog tussen Belgrado en Pristina (over onder andere
kwesties als het lokaliseren van vermiste personen), opheffing van de
parallelle structuren in noord-Kosovo en versterking van lokale
instituties.
EVDB (SFOR)
De inzet van het Ierse Voorzitterschap is om tijdens deze Raad een
'General Concept' voor de beoogde EU-opvolgingsmissie (EUFOR) van de
NAVO-geleide missie in Bosnië (SFOR) goed te keuren. Het 'General
Concept' geeft de strategische parameters weer van de veiligheids- en
stabilisatietaken die deze EU-operatie zal gaan uitvoeren. Het
document vormt de basis voor verdere strategische en operationele
planning. Nederland zet hierbij in op een naadloze overgang van SFOR
naar EUFOR en op coherent optreden van de Unie in Bosnië.
China / wapenembargo
Tijdens de RAZEB van 26 januari jl. vond een eerste discussie plaats
over het EU-wapenembargo tegen China. Thans is een vervolgdiscussie
voorzien die zich naar verwachting meer toe zal spitsen op de
modaliteiten en mogelijke gevolgen van opheffing van het embargo. Uit
tussentijds overleg met een aantal partners is niet gebleken van een
inzet gericht op behoud van het wapenembargo. De verwachting is dat de
discussie over modaliteiten niet conclusief zal zijn, maar dat nadere
uitwerking op expertniveau nodig zal zijn. Nederland zal aandacht
blijven vragen voor het belang van concrete vooruitgang op het gebied
van de mensenrechten in China en voor de noodzaak een vreedzame
oplossing te zoeken in de relatie met Taiwan. Voorts mag een eventuele
opheffing van het embargo niet leiden tot een ongebreidelde toename
van wapenexporten naar China, in verband met mogelijke verstoring van
de stabiliteit in de regio. De EU-Gedragscode voor Wapenuitvoer biedt
hiervoor het kader. Nederland is voorstander van aanscherping van de
toepassing van deze Gedragscode.
WTO / DDA
Het Iers voorzitterschap heeft een bespreking geagendeerd van de
voortgang van de onderhandelingen in het kader van de WTO Doha
Development Agenda (DDA). De Commissie zal de lidstaten informeren
over de stand van zaken. Ongeveer een half jaar na de mislukte
ministeriële conferentie in Cancún is het onderhandelingsproces weer
op gang gekomen. Het streven is op de terreinen landbouw en
markttoegang voor industrieproducten nog deze zomer een
raamwerk-akkoord te bereiken, dat het kader zal vormen voor het
vervolg van de onderhandelingen. Daarnaast zal moeten worden bezien in
hoeverre de Singapore onderwerpen (mededinging, investeringen,
transparantie bij overheidsaanschaffingen en handelsfacilitatie)
zullen worden gehandhaafd binnen de zogenoemde `single undertaking'
die de onderhandelingen vormen.
Uw Kamer wordt uitgebreid geïnformeerd over de voortgang van de WTO
Doha-ronde in de brief van Minister Brinkhorst die u op 16 april is
toegegaan. De herziening in december jongstleden van de EU-positie
heeft bijgedragen tot de beweging die sindsdien in de ronde op gang is
gekomen. De sfeer in de onderhandelingen is veelbelovend. De huidige,
eerste fase van uiteenzetting van standpunten en identificatie van
knelpunten dient echter spoedig over te gaan in het zoeken naar
oplossingen daarvoor. In dit verband moet de flexibiliteit die de
EU-positie kent op punten als verdere behandeling van de Singapore
onderwerpen, in het bijzonder investeringen en mededinging, en
volledige uitfasering op termijn van exportsubsidies in de
landbouwsector worden benut om ook anderen tot flexibiliteit te
bewegen. Bij marktopening voor goederen en diensten valt immers, ook
in het belang van Zuid-Zuid handel, veel winst te behalen. Het is aan
Nederland om de Europese Commissie te steunen waar zij gebruik maakt
van de onderhandelingsruimte die zij verkreeg, ook - of juist -
wanneer andere lidstaten daarvoor huiverig zijn. De komende maanden
gaat het om de vaststelling van het raamwerk voor de afsluitende fase
van de WTO-ronde. Dit betekent dat Nederland, noch andere landen hun
doelstellingen in dit stadium concreet zullen verwerkelijken. Dit
betekent ook dat belanghebbenden het eens moeten worden over de basis
voor verdere onderhandelingen, daarbij ruimte latend voor die
onderhandelingen. Nederland zal deze toenadering bevorderen en streven
naar bevestiging van een hoog ambitieniveau.
Follow-up Monterrey
De Raad zal conclusies aannemen over de jaarlijkse
voortgangsrapportage van de Commissie over de follow-up van de
conferentie over Financing for Development (Monterrey, 2002). In de
voortgangsrapportage wordt met name ingegaan op de implementatie van
de zogenaamde Barcelona commitments. Dit betreft afspraken die de EU
voorafgaand aan de conferentie in Monterrey gemaakt heeft over het
volume van Official Development Aid (ODA), coördinatie en
harmonisatie, ontkoppeling van de hulp, schuldkwijtschelding, bijstand
op het gebied van de handel, innovatieve financieringsbronnen,
mondiale collectieve goederen en hervormingen van het internationaal
financieel stelsel.
Uit de rapportage van de Commissie blijkt dat de EU goed op koers ligt
met de uitvoering van de Barcelona commitments en daarmee met haar
bijdrage aan de follow-up van Monterrey. Zo zal de EU, als alles
volgens plan verloopt, haar doelstelling inzake de stijging van ODA in
2006 (tot gemiddeld 0,39 procent van het Bruto Nationaal Product)
kunnen realiseren en wellicht overstijgen. Als de trends zich
voortzetten, zullen alle huidige lidstaten de individuele doelstelling
van 0,33 procent in 2006 behaald hebben. Dit laat onverlet dat
lidstaten als Frankrijk, het VK en Duitsland nog altijd niet voldoen
aan de 0,7 %-norm.
De rapportage van de Commissie bevat voor het eerst ook gegevens over
de toetredende lidstaten, waaruit blijkt dat deze de transitie naar
donorlanden in gang gezet hebben en het acquis communautaire serieus
nemen. Als de huidige ontwikkelingen zich voortzetten, voorziet de
Commissie een gemiddelde bijdrage van de tien toetredende landen van
0,11 procent van het Bruto Nationaal Product aan ODA in 2006 (in 2003
was dit 0,03 procent).
Ook op andere terreinen, zoals schuldkwijtschelding, ontkoppeling van
de hulp en handelsgerelateerde hulp, noemt de Commissie de vooruitgang
veelbelovend.
Ten aanzien van coördinatie en harmonisatie van ontwikkelingsbeleid en
-procedures is daarentegen, aldus de voortgangsrapportage, te weinig
vooruitgang geboekt. De Commissie heeft haar voortgangsrapportage
daarom toegespitst op dit gebied en doet een aantal voorstellen voor
concrete maatregelen. Op hoofdkwartier-niveau (Brussel) wordt onder
andere voorgesteld dat besluiten die in Brussel worden genomen over de
communautaire hulp ook zouden moeten dienen als raamwerken voor
bilateraal optreden; dat de sectorale en thematische richtsnoeren van
de Commissie ook bilateraal dienen te worden toegepast; dat de EU
initiatieven zou moeten nemen om een gezamenlijk meerjarig
programmeringsproces te ontwikkelen; en dat de Raad een aanvang dient
te maken met het ontwikkelen van een gemeenschappelijk kader voor
implementatieprocedures inzake de hulp. Op landenniveau wordt onder
andere voorgesteld dat de EU een actieplan voor coördinatie en
harmonisatie opstelt in partnerlanden waar twee of meer EU-donoren een
programma hebben.
In de Raadsconclusies wordt de rapportage van de Commissie in grote
lijnen verwelkomd. Daarnaast wordt de noodzaak van een verdere
stijging van ODA-bijdragen benadrukt. Voorstellen van de Commissie
voor verdere ontbinding van de hulp worden met belangstelling tegemoet
gezien. Het belang van duurzame schuldverlichting wordt onderschreven,
waarbij benadrukt wordt dat er aanvullende maatregelen getroffen
dienen te worden voor landen die niet in aanmerking komen voor het
Heavily Indebted Poor Countries-initiatief.
Over het onderdeel coördinatie en harmonisatie wordt nog gesproken.
Naar het zich laat aanzien zullen de Raadsconclusies genuanceerder
zijn dan de rapportage van de Commissie. In de ontwerp-tekst wordt
gesteld dat er op dit terrein wel degelijk vooruitgang is geboekt in
diverse fora en in ontwikkelingslanden. Daarnaast wordt het belang
erkend van effectieve implementatie van afspraken binnen de EU zelf.
Voorgesteld wordt de bovengenoemde voorstellen van de Commissie te
laten bestuderen door een expert groep, alvorens de Raad hierover een
besluit neemt. De voorstellen verdienen nadere bestudering omdat ze in
sommige gevallen reeds bestaande initiatieven (zoals die van de
OESO/DAC) doorkruisen. Daarnaast wordt soms weinig rekening gehouden
met harmonisatieprocessen in de ontwikkelingslanden zelf en met het
nationale beleid van de lidstaten, dat in sommige gevallen verder
ontwikkeld is dan in EU-verband het geval is. Bovendien wordt de
Commissie soms een rol toebedeeld die met de bestaande capaciteit
moeilijk te vervullen valt.
Nederland heeft samen met een groep gelijkgezinde landen (België,
Denemarken, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) de
voortgangsrapportage van de Commissie positief ontvangen.
Daarnaast heeft Nederland het belang van versterkte coördinatie en
harmonisatie van de hulp binnen de EU onderstreept; wel zijn bij een
aantal voorstellen van de Commissie enige kanttekeningen gemaakt op
basis van bovenstaande overwegingen.
In het verband van de groep gelijkgezinden speelt Nederland een
actieve rol ten behoeve van de bevordering van harmonisatie, zowel op
het niveau van hoofdkwartieren als in de partnerlanden. Met betrekking
tot het laatste is het `harmonisation in practice' initiatief in
Zambia een sprekend voorbeeld. Tijdens de herziening deze maand van
het harmonisatieplan in Zambia van maart 2003 is een nieuw actieplan
overeengekomen, waaraan zich ook nieuwe grote donoren hebben verbonden
(Wereldbank, de Verenigde Naties, Duitsland), dan wel op termijn
zullen verbinden (VS, Japan, Canada en de Commissie).
EU-bijdrage "high level event"
De Raad zal conclusies aannemen over de wijze waarop de EU zich zal
presenteren tijdens de VN-top in het najaar van 2005, waar de balans
wordt opgemaakt van de voortgang die sinds 2000 is geboekt bij het
verwezenlijken van de Millennium Development Goals (MDG's).
De Europese Commissie heeft voorgesteld ten behoeve van deze exercitie
een synthese-rapport op te stellen dat de inspanningen met betrekking
tot de MDG's van zowel de lidstaten als de Commissie reflecteert. De
bedoeling van deze rapportage is een zichtbare bijdrage van de EU aan
de 2005-top te leveren en aanbevelingen te doen die de voortgang bij
het bereiken van de MDG's kunnen versnellen.
De rapportage zou aandacht moeten besteden aan alle MDG's, maar in het
bijzonder moeten ingaan op de bijdrage van de EU aan MDG 7 (duurzaam
milieu) en MDG 8 (mondiaal partnerschap voor ontwikkeling). De
Commissie stelt voor om de structuur van het rapport te baseren op het
`format' dat is uitgewerkt door een informele werkgroep van een aantal
OESO/DAC-leden, waarvan Nederland deel uitmaakt.
Nederland is voorstander van een geconsolideerde EU-rapportage volgens
het voorgestelde `format', mits deze geen nationale rapportages
uitsluit. Daarnaast acht Nederland het van belang dat in het rapport
of in een bijlage de gesegregeerde gegevens per lidstaat worden
opgenomen. De meeste lidstaten delen deze visie. Over het tijdspad
voor de rapportage wordt nog gesproken. Nederland is voorstander van
een ambitieuze planning, zodat het EU-rapport ook al ingebracht kan
worden tijdens de voorbereidingen van de 2005-top. Bij de planning zal
echter ook rekening gehouden moeten worden met de tijd die de
lidstaten nodig hebben voor het aanleveren van hun gegevens en het
opstellen van hun eigen nationale rapportages. Nederland is voornemens
in mei/juni 2004 het nationale MDG-rapport te publiceren en dit daarna
met enige regelmaat te doen, separaat van de 2005-exercitie.
Grondstoffen en katoen
De Raad zal spreken en indien mogelijk conclusies aannemen over twee
mededelingen van de Commissie over ketens van landbouwbasisproducten
in het algemeen en katoen in het bijzonder. De concept-raadsconclusies
erkennen dat landbouwbasisproducten van cruciaal belang zijn voor
armoedevermindering in ontwikkelingslanden en staan een integrale en
multidisciplinaire aanpak voor van de problemen die zich hiermee
voordoen. Daarbij spelen zowel ontwikkelingssamenwerking als handel
een rol. De nu voorliggende concept-Raadsconclusies zijn het resultaat
van uitvoerige besprekingen op lager niveau (raadswerkgroepen
ontwikkelingssamenwerking en grondstoffen, Comité 133). Na een
aanzienlijke voorbereiding zijn veel onenigheden gladgestreken, maar
blijft er een aantal voorbehouden over. Eén daarvan heeft ervoor
gezorgd dat de conclusies niet op lager niveau konden worden
geaccordeerd: Griekenland, Spanje en Portugal plaatsen een algemeen
voorbehoud bij deze ontwerp-Raadsconclusies zolang de ministers van
Landbouw zich niet hebben uitgesproken over katoen in de Landbouwraad
van 21/22 april of 26/27 april 2004. De RAZEB zal alleen conclusies
kunnen aannemen als deze landen hun algemeen voorbehoud opheffen.
Nederland ondersteunt de voorliggende ontwerp-Raadsconclusies en meent
dat deze niet afhankelijk zijn van de uitkomst van de Landbouwraad. De
Regering hecht waarde aan een verwijzing naar tariefescalatie,
exportsteun en handelsverstorende binnenlandse steun in de paragraaf
over grondstoffen en handel en aan verwijzing naar een
monitoringmechanisme in de paragraaf over katoen.
Hervorming externe hulp
De Raad zal spreken over een voortgangsrapportage over de
managementhervormingen van de externe hulp van de Commissarissen
Patten en Nielson. Deze voortgangsrapportage werd jl. januari aan de
Raad gepresenteerd ten behoeve van het Oriëntatiedebat over het
buitenlands beleid van de EU, maar werd toen zijdelings besproken.
Teneinde de efficiëntie en de effectiviteit van de externe hulp van de
Commissie te verbeteren en de bestaande stuwmeren van begrotingsgelden
terug te dringen, nam de Raad in mei 2000 een Mededeling aan over
managementhervormingen van de externe hulp. Hierin werden vier
hervormingsterreinen geïdentificeerd, namelijk: oprichting van het
Europese Aid-Co-operation Office (AidCo); radicale veranderingen op
het gebied van de programmering van de hulp; (her)bundeling van de
projectcyclus; en delegatie van bevoegdheden naar de EU-delegaties.
Deze hervormingen zouden voor het einde van 2003 doorgevoerd moeten
worden. Inmiddels lijken ze goeddeels hun beslag gekregen te hebben.
Uit de voortgangsrapportage van de Commissie blijkt dat er op de
volgende terreinen vooruitgang is geboekt: de instelling van AidCo; de
introductie van Country Strategy Papers; verbetering accountability
van de hulp; verbetering in planning en programmering; betere en
snellere levering humanitaire hulp; verbeterde evaluatiemechanismen;
uitvoering van het delegatieproces (inmiddels half voltooid).
Nederland is nog niet tevreden over het resultaat van het
hervormingsproces en zal in het debat een aantal kanttekeningen naar
voren brengen. Zo onderbouwt de Commissie de voortgangsrapportages
zeer matig, zodat de geboekte vooruitgang slecht te `meten' valt; dit
zou in de toekomst moeten verbeteren. Bovendien verloopt de delegatie
in ACS-landen te traag. Daarnaast dient de Commissie in de toekomst
duidelijk te maken in hoeverre het hervormingsproces ook daadwerkelijk
heeft geleid tot verbetering van de kwaliteit van de hulp. De Raad
heeft de Commissie verzocht hieraan aandacht te besteden in het
Jaarverslag over de externe hulp in 2003, dat uiterlijk 1 juli 2004
zou moeten verschijnen. Nederland zal dit verslag kritisch beoordelen.
UNCTAD, SIDS, WSIS
De komende anderhalf jaar zullen drie grote internationale
conferenties georganiseerd worden, te weten de elfde United Nations
Conference on Trade and Development (UNCTAD XI) te Sao Paulo van 14
juni tot en met 18 juni 2004, de top over Small Island Developing
States (SIDS) te Mauritius van 30 augustus tot en met 3 september 2004
en de tweede sessie van de World Summit on the Information Society
(WSIS) te Tunis van 16 tot en met 18 november 2005.
UNCTAD
De afgelopen maanden is intensief vergaderd over een slottekst voor
UNCTAD XI. Ondanks de hoge vergaderdruk is er inhoudelijk weinig
vooruitgang geboekt. Door steeds nieuwe tekstvoorstellen dreigde de
tekst te zeer uit te dijen. Tijdens de laatste bijeenkomst op 14 april
is, mede dankzij de inspanningen van de EU, overeenstemming bereikt
over een algehele wijziging van het onderhandelingsproces. Er zal een
nieuwe beknoptere tekst worden samengesteld en met prioriteit worden
gesproken over de horizontale kwesties. De EU zal zich blijven
inspannen om UNCTAD XI een succes te maken en een positieve invloed te
laten hebben op het WTO onderhandelingsproces.
SIDS
De conferentie vindt plaats ter evaluatie van het Actieplan van
Barbados voor de Small Island Developing States (SIDS), dat dateert
van 1994. Nederland zal tijdens deze conferentie het voorzitterschap
van de EU vervullen. De EU is het erover eens dat bij de evaluatie van
het Actieplan van Barbados de nadruk moet liggen op de unieke situatie
en problematiek van de SIDS en dat de conferentie geen algemeen debat
moet worden over ontwikkeling. Van 14 tot 16 april vindt te New York
de eerste Preparatory Committee plaats, waar Ierland namens de EU
onderhandelt. Op het onderhandelingsresultaat kan tijdens de RAZEB
worden teruggeblikt.
WSIS
De eerste zitting van de WSIS heeft plaatsgevonden van 10-12 december
2003 te Genève. Een politieke beginselverklaring en een Actieplan zijn
toen vastgesteld.
De tweede zitting van de WSIS is nog in de voorbereidende fase; een
eerste bijeenkomst van het Preparatory Committee is gepland van 24-26
juni a.s. Nederland opereert in de voorbereidingen vooral in
EU-verband. De lidstaten beraden zich momenteel op hun inzet ten
aanzien van de twee door de Secretaris Generaal van de Verenigde
Naties op te richten werkgroepen, de UN Task Force on the Financial
Mechanisms (Digital Solidarity Fund) en de UN Working Group on
Internet Governance.
Herziening van de overeenkomst van Cotonou
Om de vijf jaar wordt de overeenkomst van Cotonou herzien. In het
ontwerp mandaat zijn een aantal thema's vastgesteld waarover de
Commissie namens de lidstaten met de ACS landen zal onderhandelen. De
Raad zal een besluit nemen over het ontwerp mandaat. Het ontwerp
mandaat voorziet in een viertal nieuwe elementen die in de
overeenkomst gebracht dienen te worden: opname van clausules over
non-proliferatie en terrorisme; steun voor het Internationaal Strafhof
en verwijzing naar de "Millenium Development Goals". Daarnaast
voorziet het ontwerp mandaat in een aantal voorstellen ter verbetering
van de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst, waaronder een
verbeterde flexibiliteit ten aanzien van de inzet van middelen uit het
EOF (Europees Ontwikkelings Fonds); het verduidelijken van de rol van
non-state actors in het verdrag en het aanpassen van de
investeringsfaciliteit. Daarnaast zal de Commissie streven naar het
opheffen van interne tegenstrijdigheden in de overeenkomst.
Nederland staat over het algemeen positief tgenover de voorstellen die
de Commissie in haar ontwerp mandaat doet. Ten aanzien van de
non-proliferatie clausule streeft Nederland naar een zo letterlijk
mogelijke opname van de tekst zoals geformuleerd door de Raad op 17
novmeber 2003 als essentieel element in het verdrag. Ook ten aanzien
van de vermelding van het ICC streeft Nederland naar een zo stevig
mogelijke verankering van de principes die ten grondslag liggen aan
het ICC in de overeenkomst van Cotonou. Verder steunt Nederland het
voorstel van de Commissie om terrorisme als thema voor de politieke
dialoog tussen de EU en de ACS landen op te nemen en om de Millennium
Development Goals in het verdrag te vermelden. Hoewel de Commissie op
een aantal punten nog meer duidelijkheid dient te geven (nieuwe
indeling van de landenenveloppen en de creatie van een reserve voor
mondiale fondsen, de rol van de National Authorising Officer, de
aanpassing van de regeles ten aanzien van de Investeringsfaciliteit),
steunt Nederland in het algemeen de pogingen van de Commissie om de
uitvoering van het verdrag en alle daaraan gekoppelde instrumenten
zoals hierboven beschreven, effectiever en efficiënter te laten
verlopen.
Vaststelling van het ontwerp mandaat gaat met eenparigheid van
stemmen.
Ministerie van Buitenlandse Zaken