Ingezonden persbericht


Nieuws/Persbericht


Den Haag, 20 april 2004


RWI: opleidingskloof en vergrijzing bedreigen arbeidsmarkt

De situatie op de arbeidsmarkt is in 2004, met een sterk oplopende werkloosheid, zorgwekkend.
Verontrusting daarover is begrijpelijk en passende maatregelen, met name tegen de sterk oplopende jeugdwerkloosheid, zijn geboden. Het kabinet en de RWI hebben op dit vlak inmiddels belangrijke
initiatieven ontwikkeld. Maar de ernstige situatie van vandaag mag het zicht niet ontnemen op de grote knelpunten op de arbeidsmarkt van de nabije toekomst.

De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) uit deze
waarschuwing in zijn Beleidskader 2004. Het
beleidskader is vandaag aangeboden aan de
bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Volgens de RWI staat de Nederlandse arbeidsmarkt de komende jaren voor grote en nieuwe uitdagingen, naast de huidige problemen op de arbeidsmarkt. In de eerste plaats vraagt een sterke vergrijzing van de werkzame beroepsbevolking om adequate maatregelen. In de tweede plaats moet er een oplossing gevonden worden voor het groeiende probleem van een overschot aan laaggeschoolde werknemers en een tekort aan
middelbaar en hoger opgeleide arbeidskrachten.


1. Proactief arbeidsmarktbeleid
De RWI wijst in zijn Beleidskader 2004 allereerst op de noodzaak van een loonkostenontwikkeling die consequent in de pas blijft lopen met de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit. Dit is nodig ter versterking van de concurrentiepositie van de Nederlandse economie en voor een zodanige groei van de werkgelegenheid dat de werkloosheid weer kan afnemen.
Om de dreigende problemen adequaat aan te pakken, bepleit de RWI het voeren van een proactief
arbeidsmarktbeleid.

Vergrijzing werkzame beroepsbevolking
Door het ontbreken van verdere 'ontgroening' en toegenomen arbeidsparticipatie van ouderen is er de komende tien tot twintig jaar een stabiel aanbod van werkenden. Er is wél sprake van een sterke
vergrijzing van de werkzame beroepsbevolking. De maatschappelijke discussie over vergrijzing beperkt zich vaak tot de toekomstige pensionering van de naoorlogse geboortegolf, maar op de arbeidsmarkt van vandaag en morgen is vergrijzing van het
werknemersbestand actueel. De vraagstukken die voortvloeien uit de vergrijzing van werknemers verschillen sterk per sector, zodat maatwerk en flexibiliteit volgens de RWI geboden zijn.
Voorkomen moet worden dat arbeidskrachten onnodig verloren gaan. Dat vereist dat de competenties en de inzetbaarheid van werknemers, bijvoorbeeld via scholing, behouden en versterkt worden. Ook dient uitval uit het arbeidsproces voorkomen te worden, mede omdat de ervaring heeft geleerd dat reïntegratie van ouderen moeizaam, kostbaar en zelden succesvol is.
Maatwerk en flexibiliteit in de arbeidsvoorwaarden kan volgens de RWI evenzeer onderdeel zijn van proactief arbeidsmarktbeleid. Zo kunnen sociale partners in sectoren bij een tekort aan arbeidsaanbod voor bepaalde functies concluderen dat verlenging van de werkweek wellicht een verstandige oplossing is, terwijl in andere sectoren andersoortige oplossingen geboden zijn om mensen juist vast te houden op de arbeidsmarkt en buiten de uitkering te houden. Hierbij kan gedacht worden aan (tijdelijk) minder werken, eventueel in combinatie met scholing. Ook het moment waarop ouderen uittreden en de mate waarin ze dat doen (volledig of gedeeltelijk) kan sector- of conjunctuurgebonden zijn.

De naoorlogse geboortegolf leidt vanaf 2010 tot een geleidelijk aanzwellende pensioneringsgolf. Als gevolg van vervroegde pensionering zal hierdoor vanaf 2006 al sprake zijn van een geleidelijk sterk oplopende vervangingsvraag. De RWI zal hier in 2004 gericht onderzoek naar verrichten, omdat er sprake is van sterke verschillen per sector en wellicht per regio. Beter inzicht hierin kan bijdragen aan effectief proactief beleid, gericht op een adequate vervanging van werknemers die met pensioen gaan.

Overschot en tekort
De RWI signaleert dat de vraag naar hoger opgeleide werknemers de komende jaren groter zal zijn dan het aanbod, waarbij het middelbaar beroepsonderwijs een belangrijke scharnierfunctie vervult. De RWI vindt dit knelpunt een potentiële belemmering voor groei en welvaart en daarom een dwingend agendapunt voor het arbeidsmarktbeleid van zowel de overheid (rijk en gemeenten) als sociale partners.
In dit verband constateert de RWI dat een half miljoen hoogopgeleiden niet werkt. Op korte termijn zal de RWI nader onderzoek naar de achtergrond hiervan doen. Omdat een concurrerende economie geen talent mag verspillen, acht de RWI beleid geboden dat ongewenste uittreding uit de arbeidsmarkt voorkomt en toetredingsbelemmeringen wegneemt.
De beste remedie om het overschot aan laaggeschoolden tegen te gaan, blijft volgens de RWI het consequent tegengaan van voortijdig schoolverlaten. De
mogelijkheden voor verdere scholing van
laagopgeleiden (werkend én niet werkend) moeten waar mogelijk geïntensiveerd worden, mede omdat er tekorten dreigen aan mensen met een opleiding op MBO-niveau en er voor hen dus arbeidsmarktperspectief is.

Conjunctuur
De vraagstukken op de arbeidsmarkt variëren niet alleen naar sector of opleidingsniveau, maar minstens zozeer naar de conjuncturele situatie van het moment. De RWI vindt dat het arbeidsmarktbeleid te weinig inspeelt op conjuncturele schommelingen en doet hiertoe aan aantal aanbevelingen, waaronder de flexibele inzet van budgetten voor arbeidsmarkt- en reïntegratiebeleid. In dit verband wil de RWI tevens de positie van gesubsidieerde arbeid in het totale arbeidsmarktbeleid bezien.

Sectoraal en lokaal
De RWI acht het, mede vanwege het toenemende belang van gemeenten bij het arbeidsmarktbeleid, gewenst dat een betere afstemming tot stand komt tussen
gemeentelijk aanbod en sectorale vraag op de
arbeidsmarkt. De RWI zal hiertoe onder andere zelf samenwerking tussen gemeenten en O&O-fondsen
'pilotsgewijs' stimuleren.

ESF
De RWI signaleert ook dat er nog altijd sprake is van forse onderbenutting van Europese
subsidiemogelijkheden voor arbeidsmarktbeleid. Een forse impuls voor om-, her- en bijscholing zou ontstaan indien initiatieven vanuit O&O-fondsen van sociale partners op cofinanciering zouden kunnen rekenen met behulp van ESF. De RWI acht het zeer gewenst dat tijdens het aanstaande Europese
voorzitterschap van Nederland de langdurige impasse op dit vlak door interventie van de
minister-president doorbroken wordt. Die impasse vloeit voort uit de vraag of het geld in O&O-fondsen op grond van een algemeen verbindend verklaarde CAO gezien moet worden als geld van werkgevers en werknemers of als publiek geld. In plaats van een enorme impuls voor scholingsbeleid dreigt zonder oplossing voor dit vraagstuk het onbenut retour zenden van honderden miljoenen euro's aan Brussel.


2. Reïntegratiemarkt
De RWI concludeert dat het op de reïntegratiemarkt nog zoeken is naar de balans: er is te weinig zicht op resultaten en de marktwerking moet nog verder verbeterd worden.
Een paar jaar terug was er op de reïntegratiemarkt nog weinig aandacht voor prijzen en resultaat en werd reïntegratiebedrijven toegestaan een veelheid aan producten aan te bieden. Momenteel lijkt de
reïntegratiemarkt door te slaan naar de andere kant met een sterke focus op resultaat op korte termijn, afroming, lage prijzen en een aanbod van
dienstverlening dat eenvormiger wordt en waarvan scholing steeds minder een onderdeel uitmaakt. Er is een tendens richting massaproductie en weinig ruimte voor maatwerk en innovatie. Dit brengt het risico met zich mee dat uiteindelijk de efficiëntie en de effectiviteit op de langere termijn hieronder leidt. Om dit risico te beperken en de werking van de markt verder te bevorderen is het van belang dat het UWV, gemeenten en werkgevers de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen tot professionele opdrachtgevers.

'Markt van overleven'
Andere bevindingen uit de analyse van
reïntegratiemarkt zijn:


* Hoewel opdrachtgevers en reïntegratiebedrijven ervaren dat de reïntegratiemarkt een 'markt van overleven' is, zijn er nog geen sterke
aanwijzingen voor een shake out.

* De markt is nog erg instabiel: sommige bedrijven groeien met honderden procenten per jaar, andere zien hun omzet juist dalen.

* Opleidingen worden steeds minder ingezet, want scholing is duur, duurt vaak lang en de kosten moeten binnen de vaste trajectprijs vallen.
* Veel reïntegratiebedrijven missen een breed netwerk onder werkgevers met vacatures, waardoor zij moeite hebben om hun klanten aan het werk te helpen.

Aanbevelingen
Om de reïntegratiemarkt effectiever te laten
functioneren, doet de RWI minister De Geus de volgende aanbevelingen:


* Meer ruimte voor maatwerk. Uitvoeringsinstantie UWV moet meer ruimte krijgen om bij het
inrichten van de aanbestedingsprocedure ook te mogen aanbesteden op basis van uitnodiging, om meerjarige contracten af te kunnen sluiten en om contracten te mogen verlengen met best
presterende reïntegratiebedrijven.

* Versoepeling van regels zodat het UWV en gemeenten gezamenlijke projecten kunnen aangaan.
* Het UWV moet de mogelijkheid krijgen om scholing naar beste inzicht in te zetten, dat wil zeggen voor wie het effectief is, en desgewenst apart te laten financieren.

* Bij de regeling voor de Individuele Reïntegratie Overeenkomst (IRO) moet vanaf het begin een goed informatiesysteem gehanteerd worden, zodat bij evaluatie de benodigde gegevens beschikbaar zijn. Zo kan dit voor de cliënt belangrijke instrument zich daadwerkelijk positief
ontwikkelen.

Invloed opdrachtgevers
De RWI stelt vast dat de reïntegratiemarkt zich ontwikkelt tot een markt met veel vragers en
aanbieders, hoewel de concurrentie minder is dan de afgelopen jaren gedacht. De omstandigheden waarin de reïntegratiemarkt moet opereren zijn tegelijkertijd moeizaam: met minder vacatures, meer aanbod, minder gesubsidieerde arbeid en het principe van 'no cure, no pay' kan de reïntegratiemarkt in de problemen komen.
Het lijkt er verder op dat veel reïntegratiebedrijven slechts één of enkele publieke opdrachtgevers hebben. Dat betekent ook dat de invloed van opdrachtgevers op de markt nog groot blijft. De RWI zal in 2004 zelf in ieder geval verder gaan met tevredenheidsonderzoek onder cliënten en opdrachtgevers van
reïntegratiebedrijven. Deze tevredenheidsonderzoeken moeten enerzijds bijdragen aan het verder transparant maken van de reïntegratiemarkt, maar anderzijds ook aan het verder professionaliseren van het
opdrachtgeverschap van werkgevers, werknemers en cliënten. Daarnaast zal de RWI onderzoek doen naar de manier waarop private opdrachtgevers hun
verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van zieke werknemers in het zogenaamde tweede spoor, waarbij de werknemer in een ander bedrijf werk krijgt, vorm geven.


3. Budgetten reïntegratie
In 2004 is in totaal 4,7 miljard euro beschikbaar voor de reïntegratie van werkzoekenden en
arbeidsgehandicapten, met inbegrip van de Wsw. De RWI constateert echter dat de minister van SZW bij de jaarlijkse opstelling van zijn begroting niet beschikt over de meest noodzakelijke informatie. Cruciaal inzicht in de omvang en de kenmerken van de uitkeringsgerechtigden die hulp bij reïntegratie nodig hebben ontbreekt. Daarnaast is er nauwelijks inzicht in de vraag of de beschikbare budgetten effectief en doelmatig worden ingezet. De RWI concludeert dat deze informatie door de minister van SZW beschikbaar moet worden gesteld om verantwoord te kunnen adviseren over de omvang en verdeling van de reïntegratiebudgetten.
De komende jaren neemt het totale reïntegratiebudget in omvang af, terwijl het aantal
uitkeringsgerechtigden als gevolg van de conjunctuur sterk oploopt. Als het kabinet de eigen
doelstellingen van het reïntegratiebeleid niet aanpast aan de gewijzigde omstandigheden, moet er óf efficiënter gewerkt worden óf extra budget
beschikbaar komen. De RWI kan nu niet beoordelen of en hoe verhoging van de efficiëntie gelijke tred kan houden met de toenemende problematiek op de
arbeidsmarkt.

Klik hier voor
'Naar een werkende arbeidsmarkt. Beleidskader Werk en Inkomen 2004'
(Pdf-bestand 848 KB).

De Raad voor Werk en Inkomen is het overleg- en adviesorgaan van werkgevers, werknemers en gemeenten. De RWI adviseert de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over arbeidsmarktbeleid. Doel van deze adviezen is een goed functionerende arbeidsmarkt te bevorderen. Een andere taak is het vergroten van transparantie en kwaliteit op de reïntegratiemarkt.

Voor de redactie,