PERSBERICHT
18 april 2004
ONDERZOEK SEKSUEEL CONTACT HUISARTSEN GEFLATTEERD
AMSTELVEEN - Het onderzoek naar seksuele contacten tussen huisartsen en patiënten van huisarts-seksuoloog P. Leusink van het Universitair Medisch Centrum (UMC) St. Radboud in Nijmegen geeft een te geflatteerd beeld van een door de beroepsgroep en de controlerende instanties onderschat probleem. Seksueel misbruik van patiënten door huisartsen - en overige hulpverleners - komt niet alleen vaker voor dan in het onderzoek gesuggereerd, maar heeft doorgaans dermate ingrijpende gevolgen voor de patiënt dat meer aandacht in de vorm van preventie dringend gewenst is, en niet, zoals de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) voorstelt, mag worden uitgesteld totdat beroepsbrede consensus is gevonden.
Leusink becijfert op grond van een vragenlijst, die hij aan 1250 artsen toezond en waarvan er 977 ingevuld werden geretourneerd, dat 3,3 procent van de Nederlandse huisartsen seksueel contact met een patiënt heeft gehad. Seksueel contact tussen arts en patiënt beperkt zich niet tot incidenten, concludeert de onderzoeker. Omdat ruim 20 procent van de aangeschreven huisartsen niet heeft gereageerd, veronderstelt Leusink dat het cijfer van 3,3 procent in werkelijkheid hoger ligt. Hij pleit voor meer aandacht tijdens de medische opleiding voor de omgang met seksuele gevoelens in de arts-patiëntrelatie.
Internationaal onderzoek toont dat het aantal gevallen van seksueel contact binnen arts- patiëntrelaties vele malen hoger ligt. Voor het relatief lage - daarom niet minder verontrustende - cijfer van Leusinks onderzoek zijn tal van verklaringen te geven: op het onderwerp rust een taboe; alleen artsen zijn geënquêteerd (niet de patiënten); artsen zijn naar hun eigen ontoelaatbaar gedrag gevraagd, niet naar signalen omtrent het gedrag van collegae en ten slotte wordt niet duidelijk wat onder seksueel contact wordt verstaan.
Als belangenbehartiger van slachtoffers van seksueel misbruik door hulpverleners maakt
Het onderzoek van P. Leusink en onderzoek van de afgelopen decennia tonen meer dan voldoende aan dat het de hoogste tijd is voor meer preventie: meer aandacht voor seksueel misbruik binnen de opleidingen, bijscholing van hulpverleners, patiëntenvoorlichting. Controlerende en rechtsprekende instanties (Inspectie, tuchtcolleges, klachtencommissies, rechtbanken) zouden alerter en strenger moeten toezien op naleving van bestaande wet- en regelgeving inzake seksueel misbruik door hulpverleners, en consequenter dan nu disciplinaire maatregelen moeten opleggen, die herhaling kunnen voorkomen en recht doen aan de ernst van het delict en de schade die slachtoffers wordt berokkend.
Namens
T. Zondervan
Noot voor de redactie,
Ingezonden persbericht