Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Directie Voorlichting en Communicatie
Toespraak van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Clémence Ross-van Dorp, tijdens de Algemene Ledenvergadering van
Zorgverzekeraars Nederland op 19 april 2004 in Zeist.
Wijzigingen voorbehouden. Alleen de uitgesproken tekst geldt!
Dames en heren,
`Iedereen kan in de omstandigheden komen te verkeren dat hijzelf of leden
van zijn gezin geneeskundige verzorging uit hoofde van langdurige ziekten of
gebreken van node heeft. De ervaring heeft geleerd dat nagenoeg niemand in
staat is de daaruit voortspruitende lasten in verband met hun hoge kosten
zelf te dragen, omdat vrijwel geen enkel van deze risico's op
privaatrechtelijke grondslag verzekerbaar is en het tot dusverre niet mogelijk
is gebleken langs particuliere weg tot een oplossing te raken.
De ondergetekende meent dat onder zodanige omstandigheden een
dwingend overheidsingrijpen verantwoord is. Hij is dan ook voornemens de
totstandkoming van een wettelijk geregelde volksverzekering voor zware
geneeskundige risico's te bevorderen.'
U begreep gaandeweg waarschijnlijk al dat dit niet mijn woorden zijn. Ik las
een stukje voor uit de adviesaanvraag van augustus 1962 aan de Sociaal-
Economische Raad `inzake een verzekering tegen zware geneeskundige
risico's', om in het taalgebruik van toen te blijven. De adviesaanvraag en het
advies van de SER lagen aan de basis van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten, die in 1968 tot stand kwam. In die tijd was Roelof Kruisinga
staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid, zoals dat ministerie
destijds heette. Van hem kreeg ik onlangs een aantal mappen met
archiefstukken. Daar zat ook die adviesaanvraag bij.
In datzelfde stuk staat dat de kosten van die verzekering tegen zware
geneeskundige risico's worden geschat op 200 miljoen per jaar. Gulden, wel
te verstaan. Als voor dat bedrag uitsluitend van premieheffing zou worden
uitgegaan, staat er nog bij, zou dat neerkomen op 0,9 procent van het
inkomen. Zet dat eens af tegen de AWBZ anno 2004. Aan alle AWBZ-zorg
geven we dit jaar zo'n 20 miljard uit. Euro's! En de gemiddelde
belastingbetaler betaalt nu meer dan dertien procent aan AWBZ-premie,
oftewel zo'n 300 euro per maand.
Toespraak
Parnassusplein 5 Doorkiesnummer Hebt u 's avonds of in het weekend dringend
Postbus 20350 (070) 340 60 00 een voorlichter nodig, belt u dan met het
2500 EJ DEN HAAG Fax (070) 340.62.92 ministerie, telefoon (070) 340 79 11. Daar
Telefoon (070) 340 79 11 regelt men dat u wordt teruggebeld.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2 -
Ziedaar de AWBZ-problematiek in een notendop. Ziedaar ook de noodzaak
om in te grijpen. Want wat zou er gebeuren als ik dat niet doe? Dan zijn we
over een jaar of vijftien geen twintig, maar tegen de veertig miljard euro
kwijt aan AWBZ-zorg. En betalen we met z'n allen geen 300, maar circa 600
euro per maand aan AWBZ-premie. En hebben we geen 560.000 mensen
nodig om alle AWBZ-zorg te leveren, zoals nu, maar 850.000.
De kans is dan bovendien groot dat ik over een jaar of tien voor de
parlementaire enquêtecommissie zorguitgaven sta om antwoord te geven op
de vraag: waarom heeft u niets gedaan? Dat zou een terechte vraag zijn.
Want ik denk dat het voor iedereen inmiddels volkomen duidelijk is dat de
AWBZ in zijn huidige vorm niet toekomstbestendig is.
Hoe komt dat nu eigenlijk? Eén van de oorzaken is de vergrijzing. We worden
met z'n allen gemiddeld steeds een beetje ouder. En wie oud is, heeft in de
regel meer zorg nodig dan een jongere. Bovendien neemt het aandeel
ouderen in de samenleving snel toe. Momenteel is ongeveer 12 procent van
de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder. In 2030 is dat percentage
ruwweg verdubbeld.
De AWBZ in z'n huidige vorm óók niet houdbaar omdat er geen prikkels zijn
ingebouwd om de vraag naar zorg af te remmen en om het zorgaanbod zo
doelmatig mogelijk te organiseren.
We hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de omslag van aanbod-
naar vraagsturing. Terecht natuurlijk. Want daardoor heeft de klant meer
keuzemogelijkheden en kan er maatwerk worden geleverd.
Maar dat is te vaak uitgedraaid op: u vraagt en wij draaien. Oók al omdat op
dit moment geen van de spelers op het AWBZ-veld er belang bij om de
groeiende zorgvraag - en daarmee de kostenstijging - in de hand te houden.
De indicatiesteller niet, de zorgaanbieder niet en ook de zorgverzekeraar niet.
De AWBZ is een open-einderegeling zonder stopknop. Als de AWBZ een auto
was zou je zeggen: op het gaspedaal ligt een baksteen en de rem zijn ze
vergeten. Vroeg of laat gaat dat mis.
En dan vinden sommige mensen het nóg gek dat de kosten voor AWBZ-zorg
de pan uitrijzen en dat ik alleen beheerste groei kan toestaan.
Kortom: redenen te over om in te grijpen. En voor mij de aanleiding om een Toespraak
nieuw en houdbaar stelsel van zorg- en dienstverlening te ontwerpen. Daar
ben ik nu hard mee bezig.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 3 -
Volgende week stuur ik een brief naar de Tweede Kamer, waarin ik de
contouren van dat nieuwe stelsel schets. Onderdeel van dat stelsel is niet
alleen een toekomstbestendige AWBZ, maar ook een nieuwe wet voor
ondersteuning en welzijn: de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
De uitvoering van de WMO wil ik bij de gemeenten neerleggen. De reden
daarvan is dat de gemeenten nu al allerlei bevoegdheden hebben op het
gebied van wonen, bouwen, welzijn en preventief gezondheidsbeleid. Een
andere reden is dat het voor de chronisch zieke, gehandicapte of oudere wel
zo handig is als je voor je hulpvraag zaken bij één loket terecht kunt. En
waarom zou je dat loket dan niet zo dicht mogelijk bij die zieke,
gehandicapte of oudere plaatsen? Nu is het aanbod aan voorzieningen en
regelingen voor hen vaak een doolhof. Met één loket wordt dat een stuk
overzichtelijker.
Gemeenten moeten er dus voor zorgen dat hun inwoners volwaardig aan de
samenleving kunnen deelnemen. En wie niet in staat is daarvoor zelf bij de
gemeente aan te kloppen - verstandelijk gehandicapten bijvoorbeeld - moet
erop kunnen rekenen dat de gemeente bij hem of haar aanschuift aan de
keukentafel om te kijken welke hulp er nodig is.
Ik ben mij ervan bewust dat als de gemeenten de WMO gaan uitvoeren, er
verschillen tussen gemeenten ontstaan. Maar die verschillen zijn er nu ook,
kijk maar naar het welzijnsbeleid. Dat is de essentie van lokaal maatwerk en
lokale democratie. Elke gemeente is nu eenmaal anders qua
bevolkingssamenstelling.
Kortom: de gemeenten krijgen de regie in handen. Ik ga ze dus niet vertellen
hóe ze hun werk moeten doen, maar wel wát ze moeten doen. Ik ga daarom
in de WMO precies omschrijven welke prestaties ik van de gemeenten
verlang. Dat varieert van het zorgen van voorzieningen op het terrein van
maatschappelijke participatie tot het zorgen voor accommodaties voor
maatschappelijke activiteiten.
Gemeenten zullen over die prestaties ook verantwoording moeten afleggen.
Aan de gemeenteraad, aan hun inwoners en aan belangenorganisaties.
Voor de wethouders die de WMO in hun portefeuille krijgen, betekent dit dat
zij lokaal sterk in de schijnwerpers komen te staan. Ze komen ook sterker te Toespraak
staan tegenover hun collega-wethouders. Want die zullen vanuit hún
beleidsterrein, wonen bijvoorbeeld, een bijdrage moeten leveren aan het
welzijnsbeleid.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 4 -
Dames en heren,
Ik kan mij indenken dat u wilt weten wat dit alles nu precies voor
consequenties heeft voor met name de AWBZ. Wat gaat er uit de AWBZ,
wat gaat er naar de WMO, wat stoppen we in de nieuwe
zorgverzekeringswet die we, net als de WMO, in 2006 gaan invoeren?
De precieze details kan ik u op dit moment nog niet geven. Ten eerste omdat
ik daarover eind deze week nog in het kabinet moet praten. Ten tweede
omdat ik daarover ook nog moet overleggen met de Tweede Kamer en alle
betrokken partijen. Bovendien hebben we het hier over een ingrijpende
operatie.
Daarbij ga ik niet over één nacht ijs. Sterker: dat kán niet eens. Want wat in
vele jaren scheefgegroeid is, verander je niet van de ene dag op de andere.
Los daarvan wil ik memoreren dat het op 1 januari 2005 afgelopen is met de
zogeheten contracteerplicht. Als die vorm van verplichte winkelnering straks
niet meer bestaat, kunt u als verzekeraar namens uw klanten kwaliteit
afdwingen als u contracten afsluit met de zorgaanbieders. Als u dan bedingt
dat een aanbieder over een HKZ-certificaat beschikt of in elk geval ervoor
zorgt dat dat er op korte termijn komt, dan is dat een prima prikkel om de
kwaliteit van de zorg op te krikken.
Een ander punt dat ik hier nog even wil aanroeren is de rol van de
zorgkantoren. Zoals u misschien weet heeft mijn partijgenote en Tweede-
Kamerlid Vietsch bij de behandeling van de VWS-begroting een motie
ingediend. Daarin staat dat de zorgkantoren per 1 januari 2006 kunnen
worden opgeheven, tegelijk met de invoering van de nieuwe algemene
zorgverzekering.
De zorgkantoren zouden hun taak, het inkopen van kwalitatief goede en
betaalbare zorg, niet goed uitvoeren. Die taak zou daarom naar de
verzekeraars, u dus, moeten worden overgeheveld.
Ik geef mevrouw Vietsch in zoverre gelijk dat de zorgkantoren inderdaad
beter zouden moeten functioneren dan ze nu doen. Ik zal ze daar zeker op
aanspreken en van ze verlangen dat ze verantwoording afleggen over hun
zorginkoopbeleid. Want dat kan beter en moet ook beter. Maar van opheffen
is wat mij betreft voorlopig geen sprake, in elk geval niet per 2006. De
modernisering van de AWBZ is nog volop aan de gang en daarbij heb ik de
zorgkantoren nog hard nodig. Toespraak
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 5 -
Verder wil het kabinet de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet niet
onder druk zetten door meer AWBZ-taken over te hevelen naar de
zorgverzekeraars dan de op genezing gerichte GGZ.
Wat ik per 1 januari 2006 wel via de WMO naar de gemeente wil
overhevelen, is de huishoudelijke verzorging. Maar daarmee zijn er er niet.
Het gaat tenslotte om een operatie die meer is dan een beramingsoperatie of
het overhevelen van zorg van het ene naar het andere
verzekeringscompartiment. De reikwijdte van de verzorgingsstaat staat onder
druk. Dat vraagt om gezamenlijk denken over herordening van
verantwoordelijkheden. Het gezamenlijk ontwikkelen van initiatieven gericht
op activering. U als verzekeraars kunt daar samen met lokaal bestuur en
woningcorporaties, aanbieders van zorg en welzijn een belangrijke rol in
spelen. In de Westelijke Mijnstreek heb ik daar mooie voorbeelden van
gezien.
Tot slot: het beeld van de groep waar we het over hebben verschuift. De
oudere over 10 à 20 jaar is een andere dan de 85-jarige van nu met een
AOW en een klein pensioen. Het is een groep die interessant kan zijn voor u;
een groep die zich wellicht wil bijverzekeren voor de zorg in de toekomst.
Dank u voor uw aandacht.
-0-0-0-
Toespraak
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport