Speech van minister Dekker op het jaarcongres van de Vereniging van
Bloemenveilingen in Noordwijk op 19 april 2004
Dames en Heren,
Allereerst wil ik de heer Faber (voorzitter) van de Vereniging van
Bloemveilingen danken voor de uitnodiging om hier vanmiddag te
spreken. Ik zal graag uiteenzetten waarom ik ruimte voor ontwikkeling
van tuinbouw en agrobusiness zo belangrijk vind.
Niet voor niets hebben de belangrijkste agrocentra van ons land, de
zogenaamde 'greenports', een prominente rol gekregen in het nieuwe
nationale ruimtelijk beleid. Bij die ruimte voor ontwikkeling hoort
ook het milieu. Innovatieve oplossingen voor milieuvraagstukken moeten
bijdragen aan een toekomst voor tuinbouw in ons land. Ook daarop zal
ik zodadelijk nog ingaan.
Zoals bekend zal op zeer korte termijn de Nota Ruimte verschijnen. Eén
nota voor vrijwel alle beleidsterreinen die beslag leggen op onze
schaarse ruimte. Het is de bedoeling dat het Kabinet hierover
aanstaande vrijdag definitief overeenstemming bereikt.
Het nationaal ruimtelijk beleid van dit Kabinet wil vooral bijdragen
aan versterking van de concurrentiepositie van Nederland. Daarmee en
daarnaast bevorderen we krachtige steden een vitaal platteland en een
duurzame leefomgeving. Het rijk zal zich de komende jaren vooral
richten op de gebieden en netwerken die van nationaal en
internationaal belang zijn. In de Nota Ruimte wordt dat geheel
aangeduid met de term nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Tot deze
hoofdstructuur behoren onder andere de economische kerngebieden, zoals
de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad en Zuidoost Brabant, de
mainports Schiphol en Rotterdam, en de hoofdverbindingsassen,
waaronder de HSL-Zuid, A2, A4, A12. Gezien de concurrentiekracht van
de tuinbouw, en de hele agroketen, zijn in de Nota Ruimte ook de
greenports onderdeel van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. De
analogie met de mainports geeft aan welk belang dit Kabinet aan deze
centra hecht.
Ik zeg met nadruk 'dit kabinet' omdat de heer Faber suggereert dat er
licht zit tussen het beleid van Minister Veerman en mij. Ik kan u
vertellen dat dit geenszins het geval is. De Nota Ruimte is evenzeer
van mij als van Minister Veerman. Hetzelfde geldt omgekeerd trouwens
ook voor de Agenda Vitaal Platteland. De Agenda Vitaal Platteland
formuleert aanvullend beleid op de Nota Ruimte. Het Kabinet wil
voorkomen dat het beleid uit de ene nota nog eens dunnetjes wordt
overgedaan in de andere. Wat betreft de tuinbouw zijn we daar dus goed
in geslaagd.
Greenports zijn gebieden waar de ontwikkeling van de tuinbouw en de
daaraan verbonden kennisinstellingen, logistieke en dienstverlenende
bedrijvigheid hebben geleid tot een zeer sterke internationale
concurrentiepositie. Het gaat om het Zuid-Hollands Glasdistrict,
Aalsmeer, de Bollenstreek, Venlo en Boskoop.
Het ruimtelijk beleid is erop gericht dat de greenportfunctie van deze
gebieden ook op lange termijn behouden blijft en wordt versterkt.
Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn de ligging van deze gebieden
ten opzichte van de mainports Schiphol en Rotterdam, de fysieke
bereikbaarheid en de herstructureringsopgave. Herstructurering kan
nodig zijn om de centra op het gebied van milieu, water, energie en
ruimtelijke inrichting zó vorm te geven dat verdere ontwikkeling in
harmonie met de omgeving mogelijk is.
De term greenport biedt overigens niet automatisch een lange
termijngarantie voor uitbreidingsruimte ter plekke. Gezien de plaats
van een aantal greenports is uitbreiding van het areaal soms niet
wenselijk of feitelijk onmogelijk. Denkt u bijvoorbeeld maar eens aan
het Westland dat ingeklemd zit tussen de Rotterdamse haven, Den Haag
en Midden Delfland. De verouderde inrichting en -structuur binnen dit
gebied vraagt om ingrepen en een betere bereikbaarheid. Door buiten
het Westland extra ruimte te creëren voor verplaatsing van
glastuinbouwbedrijven ontstaat schuifruimte. Daardoor kan binnen het
Westland de modernisering goed op gang komen.
Ook bij andere greenports is uitbreiding soms onmogelijk of
onaanvaardbaar vanwege landschaps- of milieuschade. In zulke gevallen
zal gezocht moeten worden naar uitbreidingsruimte elders in Nederland.
Ik verwacht dat de sector in overleg met provincies en gemeenten
nagaat waar die aanvullende ruimte gevonden kan worden.
De greenports zullen het op de lange termijn moeten hebben van de
combinatie: productie, logistiek, handel, kennis en innovatiekracht.
Dat is ook wat de heer Faber al zei. Buiten de greenports zal de
nadruk meer komen te liggen op productie op - verhoudingsgewijs -
grotere bedrijven.
Zoals ik al zei zijn provincies, gemeenten en bedrijfsleven in de
eerste plaats zelf verantwoordelijk voor goed ontsloten en duurzaam
ingerichte tuin- en agrogebieden. Daarbij wordt rekening gehouden met
de economische potenties en de ecologische, cultuurhistorische en
landschappelijke kwaliteiten van de groene ruimte. De kassenbouw wordt
zo veel mogelijk gebundeld en de vestiging van individuele kassen
tegen gegaan.
Het blijft echter mogelijk dat het rijk uitzonderingen maakt, en zelf
een aantal landbouwontwikkelingsgebieden aanwijst. In de Nota Ruimte
worden tien ontwikkelingsgebieden voor de glastuinbouw aangewezen:
Bergerden (Gld.), Berlikum (Fr.), Californië/Siberië (L.), Emmen
(Dr.), Grootslag(N-H), Luttelgeest (NO-polder), Moerdijkse Hoek (N-B),
Terneuzen (Zld), IJsselmuiden (Ov.), en Zuidplaspolder(Z-H). Met deze
gebieden geeft het rijk de provincies, gemeenten en het bedrijfsleven
een zetje in de rug. Dit zetje moet de herstructurering op gang helpen
voor een duurzame tuinbouwtoekomst. Of deze tien gebieden op de lange
termijn voldoende perspectief bieden, zal volgend jaar moeten blijken
uit de evaluatie ervan.
Ik wil het in dit verband ook met u hebben over de lichtuitstoot, de
vormgeving en de inpassing van de glastuinbouw.
Ik heb de indruk dat de regelgeving op het gebied van lichtuitstoot
steeds beter wordt nageleefd. Toch zal mijn ministerie de komende tijd
bekijken of er niet meer gedaan kan worden aan de zogenaamde
'lichtvervuiling'. De toename van het gebruik van kunstlicht en de
groei van het glastuinbouwareaal heeft lokaal soms zeer ingrijpende
gevolgen voor omwonenden. Het NRC-Handelsblad van 30 maart jl.
illustreert dit treffend. In een artikel wordt beschreven hoezeer de
toename van het gebruik van kunstlicht het leefgenot van de inwoners
van Voorne Putten en de natuur aantast. Gelukkig zitten de sector en
milieuorganisaties niet stil. Ik ben zeer verheugd dat de LTO en de
Stichting Natuur en Milieu onlangs het initiatief hebben genomen om
hierover gezamenlijk in overleg te treden.
Een ander belangrijk punt is de inpassing en vormgeving van nieuw te
bouwen schuren en kassen. Door de schaalvergroting in de sector heeft
de bouw van slechts één bedrijf (sommige bedrijven zijn zelfs 15 ha
groot) al een zeer grote en blijvende impact om de nabije omgeving.
Effectieve bundeling van bedrijven voorkomt dat de openheid van
landschappen al te zeer wordt aangetast. Er valt echter nog veel winst
te halen. Vooral wanneer provincies en gemeenten vormgeving,
architectuur en inpassing zwaarder laten wegen. Ik ben dan ook blij
dat de Vereniging van Bloemenveilingen Nederland zélf ook initiatieven
neemt om het thema 'verschijningvorm' op de agenda te zetten.
De tuinbouw heeft de laatste jaren bewezen in staat te zijn om in
korte tijd te anticiperen op afspraken over energie, milieu en ruimte.
Op het gebied van de CO2-uitstoot, de heer Faber noemde dit al aan het
begin van deze middag, zijn we het met elkaar echter nog niet eens. De
discussie over de CO2-plafonds is onlangs ook in de Tweede Kamer aan
de orde geweest. Staatssecretaris van Geel heeft de Kamer toegezegd in
alle openheid met de sector te willen overleggen. Zijn streven is om,
binnen de systematiek van de brief aan de Tweede Kamer, tot
overeenstemming te komen met de sector. Daarbij kan ik u verzekeren
dat een CO2-plafond niet de reden zal zijn voor een afnemend
glasareaal. Die weg zal dit kabinet niet kiezen. Er zit op dit punt
dus geen spanning binnen het kabinetsbeleid, zoals de heer Faber
suggereert. We zijn inmiddels met de sector aan het verkennen waar de
ruimte zit. Van VROM-zijde zien we perspectief om eruit te komen.
Het ministerie van VROM zal zich de komende tijd dus constructief
opstellen, maar heeft ook de verplichting om internationale
milieuafspraken, zoals in Kyoto ondertekend, na te komen. Ik wil deze
gelegenheid benutten en de sector oproepen haar innovatieve vermogen
en kennis aan te wenden voor een oplossing van de CO2-problematiek.
Dames en heren, ik ga afsluiten. Zoals gezegd wil ik via de Nota
Ruimte bijdragen aan de concurrentiekracht en duurzame ontwikkeling
van de gehele agroketen. Daarbinnen vormen de greenports een
belangrijke spil.
Dat belang schuilt niet alleen in het etiket greenport, maar juist in
de kennis en het innovatieve vermogen waarover de branche beschikt. Ik
verwacht daarom veel van de economische groei en de talrijke
maatschappelijke initiatieven die de sector zelf neemt.
Dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer