Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Noord Afrika en Midden-Oosten

Afdeling Midden-Oosten

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum

19 april 2004

Behandeld

M.J. van Deelen


Kenmerk


- DAM-166/04

Telefoon


- +31 (0)70-3485185


Blad


- 1/2

Fax


- +31 (0)70-3486639


Bijlage(n)


- 1

E-Mail


- dam@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen van het lid Wilders overhet niet functioneren van het Palestijns Gezag onder Arafat

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lidWilders (VVD) over het niet functioneren van het Palestijns Gezag onder Arafat. Deze vragen werden ingezonden op - 16 maart 2004 met kenmerk 2030410720.


- De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Wilders (VVD) over het niet functioneren van het Palestijns Gezag onder Arafat.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel 'Palestijnen verliezen controle'? 1) Wat is uw oordeel hierover?

Vraag 2

Deelt u de mening van de directeur van het Onafhankelijke Palestijnse Instituut voor Mensenrechten, de heer Said Zaidani 2), dat het Palestijnse Gezag 'zwakker is dan ooit' en 'op instorten staat'? Zo ja, hoe oordeelt u hierover en welke conclusies verbindt u hieraan?

Antwoord

Het genoemde artikel is mij bekend. Het betreft een aantal punten uit de samenvatting van de bevindingen van het jaarrapport van de Palestinian Independent Commission on Citizens' Rights (PICCR), de Palestijnse ombudsman. Deze onafhankelijke commissie rapporteert jaarlijks over de situatie op het gebied van goed bestuur en mensenrechten in de Palestijnse Gebieden. PICCR ontvangt financiële steun van vijf landen, waaronder Nederland.

Alhoewel het bewuste artikel de voornaamste bevindingen van het rapport over het functioneren van de Palestijnse Autoriteit slechts in beperkte mate weergeeft, deel ik de visie dat de Palestijnse Autoriteit sterk is verzwakt en dat verder verval, zo niet ineenstorting, niet kan worden uitgesloten. Ik verwijs in dit verband naar mijn brief van 13 april jl. over de motie Wilders inzake de EU-hulp aan de Palestijnen.

Vraag 3

Wat is uw oordeel over het jaarverslag over 2003 van genoemd instituut 3) en wat is uw oordeel over de hierin opgenomen aanbevelingen?

Antwoord

Ik geef er de voorkeur aan een definitief oordeel te vormen wanneer het volledige rapport is verschenen. Het is wel mijn indruk dat het door de PICCR geschetste beeld in grote lijnen overeenkomt met hetgeen uit andere bronnen naar voren komt. Ik onderschrijf in algemene zin de in de samenvatting genoemde aanbevelingen die voor een goed deel overlappen met de hervormingsagenda voor de Palestijnse Gebieden.

Mede op aandringen van Nederland wordt door Palestijnse organisaties meer en meer aandacht besteed aan de schendingen van de mensenrechten door de Palestijnse Autoriteit, en gaat de aandacht niet alleen uit naar de schendingen die door Israël worden begaan. Dat problemen die door Palestijnse instanties worden veroorzaakt door een andere Palestijnse instantie aan de kaak worden gesteld is een belangrijke stap op weg naar het bereiken van goed bestuur in de Palestijnse Gebieden.

Vraag 4

Is het waar dat het Palestijnse Ministerie van Financiën het Parlement slechts twee van de voorgeschreven vier kwartaalrapporten heeft overlegd en dat de Palestijnse regering geen verslag over 2002 aan het Parlement heeft voorgelegd, zoals bij wet is voorgeschreven? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit ten aanzien van de Nederlandse respectievelijke Europese financiële bijdrage aan de Palestijnse Autoriteit? Kan en zal die worden beperkt? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Het is juist dat het Palestijnse Ministerie van Financien de jaarrapportage over 2002 alsmede 2 van de 4 kwartaalrapportages van 2003 niet heeft gepresenteerd aan de Palestijnse Wetgevende Raad. De jaarrapportage over 2003 is echter wel gepresenteerd. Tevens publiceert het Ministerie van Financien sinds juli 2003 een maandrapportage op het internet. Er is dus vooruitgang geboekt op het gebied van de financiële verslaglegging, welke geplaatst dient te worden in het kader van de financiële hervormingen van de PA die door de internationale gemeenschap worden erkend en gesteund. Graag verwijs ik in dit verband naar mijn eerdergenoemde brief over de motie Wilders.

Vraag 5 Deelt u de conclusie uit het jaarverslag over 2003 dat leden van de Palestijnse veiligheidsdiensten de misdaad niet bestrijden, hoewel zij daartoe volgens het rapport wel degelijk in staat zijn; en bovendien ook zelf de wet overtreden, zoals martelingen door de politie? Wat is uw oordeel hierover en deelt u de mening dat zulks onaanvaardbaar is? Welke conclusies verbindt u aan deze praktijken?

Vraag 6

Is het waar dat gewapende bendes Nablus onveilig maken en dat de meeste van deze bendes geassocieerd zijn met Arafats terroristische Al-Aqsa-brigades? Bent u bereid de Palestijnse Autoriteit hierop aan te spreken? Welke conclusies verbindt u hieraan voor uw beleid ten aanzien van de Palestijnse Autoriteit en Arafat?

Antwoord

De samenvatting van het jaarverslag stelt een aantal misstanden bij de veiligheidsdiensten aan de orde en stelt dat in een aantal gevallen deze diensten meer hadden kunnen doen om criminaliteit te bestrijden. Niet alleen in Nablus, maar ook in veel andere delen van de Palestijnse Gebieden kalft de sociale cohesie af, neemt de criminaliteit toe en worden bendes gevormd. Deze bendes roepen zichzelf in sommige gevallen uit tot cel van de Al Aqsa Martelarenbrigade. Het is onduidelijk of, en zo ja, in welke mate hier werkelijk sprake is van een geïntegreerde organisatiestructuur met gezagslijnen.

Ik ben er van overtuigd dat de PA niet alleen meer kan doen om criminaliteit te bestrijden, maar ook meer kan doen om terrorisme te bestrijden. Behalve bilateraal wordt de PA ook in EU-verband hier op aangesproken. De regering is bereid om bij te dragen aan de opbouw van een solide veiligheidsapparaat; zo geven twee door Nederland financieel gesteunde non-goevernementele organisaties mensenrechtentraining aan leden van de veiligheidsdiensten en van de politie. Ook werd tot 2002 de politie getraind in optreden met minimaal geweldsniveau. In meer algemene zin zet Nederland zich in de Palestijnse Gebieden actief in voor respect voor de mensenrechten, de versterking van de rechtshandhaving en voor hervorming van het justitieel apparaat. Dit geschiedt onder andere door actieve participatie in internationale fora (bijvoorbeeld het co-voorzitterschap van de "Reform Support Group on the Judiciary") en in de directe contacten op politiek en ambtelijk niveau met de PA.

Vraag 7

Deelt u het standpunt dat dit alles andermaal bevestigt dat Arafat een steeds grotere sta-in-de-weg is voor zowel de Palestijnse bevolking als voor de route naar vrede? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

De regering blijft van mening dat president Arafat zowel een deel van het probleem, als voorlopig tevens nog steeds een deel van de oplossing is.


1) Algemeen Dagblad, 11 maart jl.


2) Dr Saaid Zaidani, Director General of Palestinian Independent Commission for Citizens Rights


3) 'The Status of Palestinian Citizens Rights', Ninth Annual Report, 1 January 2003 ­ 31 December 2003, summary'