De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA den Haag
Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk
19 april 18 maart 2004/204-025 DGB 2004-01559
2004
Onderwerp
onderzoek Belastingdienst bij bouwbedrijven
Bijgaand doe ik u, mede namens de minister van
Justitie, de kabinetsreactie toekomen op de
berichtgeving in het NOS-journaal van 17 maart
over het onderzoek van de Belastingdienst naar
fraude door bouwbedrijven.
DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
Mr. drs. J.G. Wijn
Kabinetsreactie op de berichtgeving in het NOS
journaal over onderzoek van de Belastingdienst
bij bouwbedrijven
Op 17 maart heeft het achtuurjournaal van de NOS
aandacht besteed aan onderzoek van de
Belastingdienst bij bouwbedrijven. De Tweede
Kamer heeft naar aanleiding van deze
berichtgeving in een ordedebat van 18 maart het
Kabinet om een reactie gevraagd op de strekking
van die berichtgeving om aan de hand daarvan te
kunnen beoordelen of een interpellatie
noodzakelijk is.
Het Kabinet voldoet graag aan dit verzoek en
overweegt daartoe het volgende.
De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de
in het eindrapport van de Parlementaire Enquête
Commissie Bouwfraude (PEC) weergegeven
bevindingen een projectgroep ingesteld die onder
meer tot taak heeft gekregen om te onderzoeken
in welke mate prijsafspraken en onderlinge
verrekeningen ( waarvan het bestaan de
Belastingdienst tot dat moment onbekend was) van
invloed zijn (geweest) op de omvang van de
fiscale, belastbare, winst.
Om interferentie met de door het Openbaar
Ministerie (OM) ingestelde strafrechtelijke
onderzoeken te voorkomen is vooraf met het OM
overleg gevoerd over de aanpak van het onderzoek
door de Belastingdienst en is door het OM een
deel van de zogenoemde Bos atlas aan de
Belastingdienst tot gebruik ter beschikking
gesteld.
De Belastingdienst heeft daarop bij een aantal
bouwbedrijven controles ingesteld waarbij onder
meer inzage is gevraagd in de administratieve
vastleggingen van prijsafspraken en onderlinge
verrekeningen. De betrokken bouwbedrijven hebben
het bestaan van administratieve vastleggingen,
prijsafspraken en verrekeningen soms ontkend,
soms in het midden gelaten en in een incidenteel
geval erkend dat die er wel was geweest maar
inmiddels was vernietigd. Bovendien stellen de
bouwbedrijven dat zo die vastleggingen al zouden
bestaan zij niet verplicht kunnen worden die
informatie ter beschikking te stellen aan de
Belastingdienst. Zij voeren daarvoor aan dat zij
door het verstrekken van die informatie aan de
Belastingdienst impliciet meewerken aan hun
eigen veroordeling omdat bekend is dat de
Belastingdienst bij het OM aangifte doet van bij
de uitvoering van zijn werkzaamheden gebleken
commune delicten. De Belastingdienst stelt dat
de bouwbedrijven op grond van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen verplicht zijn de
gevraagde informatie, zijnde van belang om de
fiscale winst te kunnen vaststellen, zonder
voorbehoud te verstrekken. In geen enkel geval
is de gevraagde informatie aan de
Belastingdienst verstrekt.
De Belastingdienst beraadt zich thans op de
inzet van mogelijkheden om inzage af te dwingen.
Het enige middel waarmee het daadwerkelijk ter
beschikking stellen van de gevraagde informatie
kan worden afgedwongen is het civielrechtelijke
kort geding met betaling van een dwangsom bij
niet nakoming. De overige ter beschikking
staande middelen, te weten omkering van de
bewijslast en strafrechtelijke vervolging wegens
een omissiedelict (het niet nakomen van een
administratieve verplichting), kan ten hoogste
leiden tot een hogere fiscale winst, dan wel een
veroordeling tot betaling van een boete, maar
niet tot het verkrijgen van de gewenste
informatie.
Omdat de Belastingdienst ook in andere sectoren
in toenemende mate geconfronteerd wordt met
weigeringen om informatie te verstrekken en de
inzet van het civielrechtelijk kort geding voor
die gevallen niet het geëigende (dwang)middel is
heeft de staatssecretaris van Financiën recent
besloten een wetsvoorstel voor te bereiden om
het opleggen van een dwangsom door de
Belastingdienst in bepaalde gevallen mogelijk te
maken.
Ook het verkrijgen van de gewenste informatie
van de Nederlandse mededingingsautoriteit (Nma)
behoort voor de Belastingdienst niet tot de
mogelijkheden. De voor de Nma geldende
wettelijke geheimhoudingsplicht laat niet toe
de in het kader van die werkzaamheden verkregen
informatie voor andere dan
mededingingsdoeleinden te gebruiken of ter
beschikking te stellen.
De Belastingdienst hecht zeer aan het kunnen
beschikken over de gevraagde informatie. Deze
informatie is niet alleen van belang voor de
vaststelling van de fiscale winst van de
betrokken bedrijven zelf en, indien de winst
hoger blijkt dan aangegeven, voor de besteding
van het verschil, maar levert ook en vooral
belangrijke informatie op waardoor de
Belastingdienst de risico?s beter kan wegen, met
meer kennis van zaken, gerichter en dus
effectiever controles kan instellen bij
bedrijven in de bouwsector.
Totdat het opleggen van een dwangsom een
wettelijke basis heeft zal de Belastingdienst
derhalve bezien in welke gevallen het aanspannen
van een civielrechtelijk kort geding zinvol is.
Voorts zal het overleg tussen de Belastingdienst
en het OM worden voortgezet om te beoordelen in
welke gevallen aangifte kan worden gedaan tegen
weigerachtige bedrijven.
Ministerie van Financiën