Socialistische Partij
Nijs koerst aan op elitair hoger onderwijs
De regering wil het hoger onderwijs fundamenteel veranderen. Het moet
allemaal anders, want universiteiten zouden belemmerd worden door een
"verstikkende gelijkheidsdeken". Staatssecretaris Nijs vindt dan ook
dat het tijd is voor een Nederlandse Harvard. Zij pleit voor strenge
selectie, collegegelddifferentiatie, prestatiecontracten en bovenal
een focus op topstudenten en topopleidingen.
---
door Fenna Vergeer en Jasper van Dijk
---
Op vijf april debatteerde de Kamer over het Hoger Onderwijs en
Onderzoeksplan (HOOP). Het HOOP is een soort beginselprogramma voor
het hoger onderwijs. Hoewel het goed is dat wordt nagedacht over
verbeteringen, zullen we toelichten waarom de regering met deze
plannen de verkeerde weg inslaat.
Ten eerste koppelt Nijs topstudenten aan hoge kosten. Dat doet zij
onder het motto: "Kwaliteit moet ook in dit land te koop zijn". De
logica van Nijs is dat een topstudent best meer mag betalen voor een
topopleiding. Nog los van de vraag hoe je bepaalt wie dan een
topstudent is, veroorzaakt dit een tweedeling omdat studeren
afhankelijk wordt van het inkomen van de ouders. Topstudies met een
collegegeld van 5000 euro worden nu eenmaal minder toegankelijk voor
armere studenten. Daarmee gaat potentieel talent verloren, wat
lijnrecht ingaat tegen het kabinetsvoornemen om de deelname aan het
hoger onderwijs te verhogen. Ook het voorstel om de tweede studie niet
meer te bekostigen werkt demotiverend voor getalenteerde studenten.
Als je de kennissamenleving wilt stimuleren, zou je zeggen dat je de
beste studenten met open armen ontvangt en hen dus niet met hoge
kosten confronteert.
Ten tweede het idee voor selectie aan de poort. Dit plan leidt tot
willekeur want instellingen mogen allerlei eisen gaan stellen waarmee
onterecht studenten worden uitgesloten. Het idee is afgekeken uit de
VS, waar het diploma van de middelbare school veel minder zegt over
het niveau van de student. In Nederland is een VWO-diploma afdoende
als selectiemiddel. Eventueel kan een bindend studieadvies worden
gegeven (selectie na de poort). Dat betekent dat je van opleiding moet
veranderen als je na verloop van tijd niet voldoende presteert. De
student moet wel bezwaar kunnen maken indien er onvoorziene
omstandigheden in het spel zijn. Zo wordt tevens de enorme voortijdige
uitval bestreden, want nu maakt dertig procent van de studenten zijn
studie niet af.
Ten derde wil de regering door middel van prestatiecontracten gaan
sturen op de output van de instellingen. Dat is tegenstrijdig met alle
verhalen over autonomievergroting van het onderwijs.
Prestatiecontracten zijn trendgevoelig waardoor universiteiten aan
allerlei grillige modeverschijnselen moeten voldoen. Het ene jaar zijn
er meer wiskundestudenten nodig, het andere jaar moet er ineens meer
technisch onderzoek komen. Daarnaast leiden prestatiecontracten tot
meer bureaucratie en verhoogt het de kans op fraude. Universiteiten en
hogescholen dienen maximale vrijheid te krijgen om zelf de opleidingen
en programma's samen te stellen.
Tot slot spelen op de achtergrond de bezuinigingen een rol.
Structureel wordt het hoger onderwijs met 143 miljoen euro gekort.
Daarmee komt een Nederlandse Harvard bepaald niet dichterbij. Het is
überhaupt de vraag of het zinvol is om het Nederlandse hoger onderwijs
te vergelijken met Harvard, dat door giften een eigen vermogen van 20
miljard dollar heeft. Dat zal een hier niet snel gebeuren en daarom is
het veel belangrijker dat de regering investeert in toegankelijk
onderwijs. Daarmee wordt voorkomen dat universiteiten worden uitgehold
of aan de markt worden uitgeleverd. Voormalig VSNU-voorzitter d'Hondt
heeft eens gezegd dat voor het totale herstel van de wetenschap vijf
miljard euro nodig is.
Indien de plannen van Nijs worden uitgevoerd, krijgt Nederland een
buitengewoon elitair hoger onderwijs dat zich eenzijdig richt op
topstudenten. Universiteiten bieden geen ruimte meer voor kritisch en
onafhankelijk onderzoek, maar worden kennisfabrieken gericht op
rendement. In toenemende mate zullen bedrijven bepalen wat voor
commercieel onderzoek er gedaan moet worden. Het aantal
studierichtingen wordt versmald tot opleidingen die interessant zijn
voor de economische groei. De zo vurig bepleitte kennissamenleving zal
er niet komen.
Het is goed dat topstudenten de ruimte krijgen om hun talenten
optimaal te ontplooien. Dat hoeft echter niet gepaard te gaan met een
beperking van de toegankelijkheid. Gemotiveerde studenten moeten alle
ruimte krijgen om extra vakken, studies en specialisaties te volgen.
Daarnaast is het van belang dat de deelname aan het hoger onderwijs
toeneemt. Daarvoor is een publiek bekostigd hoger onderwijs nodig met
voldoende personeel, uitstekende begeleiding en een breed
opleidingenaanbod. In combinatie met een bindend studieadvies komt de
student tijdig en gemotiveerd op de juiste plek terecht.
De toegankelijkheid wordt ook vergroot door minder draagkrachtige
studenten beter te financieren. De SP stelt daarom voor om de hoogte
van de studiebeurs afhankelijk te maken van het inkomen van de ouders.
Het is immers onnodig dat de overheid de "Amalia's" onder ons
financiert, dat kunnen haar ouders net zo goed. Zo komt er meer geld
beschikbaar voor de armere student. De studiefinanciering wordt
opgerekt naar vijf jaar. Daarmee ontstaat meer tijd om de studie af te
ronden of om een overstap te maken. Dat voor dit alles investeringen
nodig zijn is logisch, maar ook te legitimeren. Uit talloze
onderzoeken blijkt dat meer uitgaven aan onderwijs zichzelf
terugbetalen. Een hoger opgeleide bevolking leidt op de lange termijn
tot meer economische groei, minder criminaliteit en meer welzijn. Wat
dat betreft zou het goed zijn als het kabinet eens verder kijkt dan de
vierjarige regeerperiode en ophoudt om zich blind te staren op het
begrotingstekort.
13 april 2004