Partij van de Arbeid


16-04-2004


Een Convent met spierballen.of niet soms?


Advies over het Convent Masterplan Noordzeekanaalgebied


17 oktober 2002


Jan Cleij, voorzitter


Eric Zinger, bureau Nieuwe Gracht, secretaris


1. Een voorzichtige

start................................................ 5


2. Aanpak van de

interviewronde.......................................... 10


3. De interviewronde over de

organisatie.................................. 12


Zin en onzin van het Convent


Bestuursplatform, Maatschappelijke klankbordgroep en Convent


Van Masterplan naar integrale benadering


Taakopvattingen binnen het Convent; drie stappen


Bereidheid aanwezig om in beweging te

komen................................. 15


4. De interviewronde over ruimtelijke

aspecten............................ 17


Gebiedsafbakening en samenhang


Ruimtelijke schuifpuzzel


Veelkleurig Groen


5. Aanvullende analyse en visie Cleij en

Zinger........................... 20


Weinig binding aan voorgaande rapportage


Eerst helderheid over opdracht en spelregels


Een Convent met spierballen.of niet soms?


Masterplan: back-to-the-core or more?


Opdracht en agenda van een Convent met spierballen


6. Uitwerking van de strategische visie


van Cleij en Zinger op

onderdelen..................................... 25


Versterking positie wonen en recreatie


Geen Poolse landdag


Profiel van voorzitter en secretaris


Ondersteuning van het Convent


7.

Resumé............................................................. 28


Bijlage 1: Gespreksnotitie 2 juli 2002


Bijlage 2: Overzicht door Cleij en Zinger gevoerde
gesprekken.............. 32


Bijlage 3: Overzicht bestaande en potentiële leden Convent per
sector....... 37


1. Een voorzichtige start


In januari 2001 is een Convent Noordzeekanaalgebied (NZKG) geformeerd
op initiatief van de Milieufederatie Noord-Holland en het
Bestuursplatform NZKG. Als voorzitter werd Hans van der Vlist,
dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen benoemd. De
opdracht: in een onafhankelijke setting een maatschappelijke discussie
voeren over ontwikkelingen in het Noordzeekanaalgebied. En dat vanuit
een breed perspectief. Dat leidde in augustus tot een memo NZKG
Convent, resultaten. Daarna viel, o.a. door het vertrek van Hans van
der Vlist naar een nieuwe functie, het Convent stil. Sommige leden van
het Bestuursplatform vroegen zich af of het Convent een doodgeboren
kindje was.


In het vroege voorjaar van 2002 werd een poging gedaan het Convent een
herstart te laten maken. Het zoeken van een nieuwe voorzitter, die de
goedkeuring van alle deelnemers kon wegdragen, kostte veel tijd.
Uiteindelijk werd de oud-directeur van de Amsterdamse Milieudienst, de
heer Cleij, hiertoe bereid gevonden. Cleij, gekscherend, daarover: Ik
ben de 21e keus, maar onafhankelijk en daardoor blijkbaar acceptabel.
Cleij koos voor Eric Zinger van het Utrechtse bureau Nieuwe Gracht
als secretaris.


De nieuwe voorzitter heeft niet gelijk ja gezegd. Hij heeft eerst
gesprekken diverse gesprekken gevoerd, namelijk met:


· de eerst verantwoordelijke gedeputeerde EZ, Hen de Boer,


· de directeur van het projectbureau NZKG Anneke Been


· de directeur van het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam
Hans Gerzon,


· de directeur van de Milieufederatie Noord-Holland Hugh
Callagher


· Hans van der Vlist, zijn voorganger.


Cleij trok daaruit de conclusie dat een herstart niet zonder meer
moest plaatsvinden.


Hij constateerde namelijk:


· grote misverstanden binnen het Convent


Een voorbeeld is de zogenaamde dubbeldoelstelling. Gaat het daarbij
b.v. om havenontwikkeling en milieu (smalle definitie) of om economie
en leefomgeving (brede definitie)?


· patstellingen en daaraan gekoppeld zeer uiteenlopende
interpretaties van bestuurlijke standpunten


Een voorbeeld is de toekomstige ontwikkeling van de Wijkermeer. Voor-
en tegenstanders van een havenontwikkeling zijn er van overtuigd dat
het bestuur hun standpunt is toegedaan.


· onduidelijkheid ook in organisatorische zin


Er bestaan naast elkaar een Maatschappelijke klankbordgroep onder
voorzitterschap van de gedeputeerde EZ en een Convent met een
onafhankelijke voorzitter.


Cleij stelde als voorwaarde eerst samen met de secretaris een
vertrouwelijke interviewronde te houden met:


· de individuele leden van het Convent


· de bestuurlijke leden van het Bestuursplatform


· enkele externe onafhankelijke deskundigen uit de wetenschap


Het doel hiervan was a) het functioneren van het Convent en b)
ontwikkelingsmogelijkheden van het ANZKG te onderzoeken om vervolgens
daarover te rapporteren. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen
van voorzitter/secretaris zullen door hen , zonder tussenkomst van het
Bestuursplatform of het projectbureau Masterplan NZKG, schriftelijk
ter kennis worden gebracht van de leden van het Convent en van het
Bestuursplatform . De gedeputeerde ging daarmee akkoord.


Daarna zijn voorzitter en secretaris allereerst gaan lezen. Naast het
bovengenoemde memo bleek er een kruiwagen vol met correspondentie,
memos en reacties (op reacties) te bestaan. Behalve het Masterplan
zelf waren er overigens weinig specifieke notas over het gebied te
vinden.


Vervolgens vond de interviewronde plaats onderzoeken en daarover te
rapporteren. Dit document is het resultaat van die interviewronde.


Dit document geeft achtereenvolgens:


· Een korte samenvatting van de uitgangspunten en onderwerpen
van de interviewronde (2)


· De belangrijkste bevindingen van de interviewronde, zowel in
organisatorische, als in inhoudelijk/ruimtelijke zin (3,4)


· Een aanvullende analyse en een visie van Cleij en Zinger op
het Convent (5)


· Een praktische uitwerking daarvan (6)


· Een resumé (7)


Dit document is en blijft de verantwoordelijkheid van Cleij en
Zinger. Het is rondgestuurd aan leden van het Convent en het
Bestuursplatform. De leden van het Convent reageren hierop, eventueel
gebruik makend van eerder geschreven brieven, notas, beroepsschriften
e.d. Ook deze worden alle aan het Convent toegezonden en in een
vergadering van leden van het Convent bediscussieerd. Er zal in
vervolg hierop een notitie komen waarin Cleij en Zinger de reacties
becommentariëren en zowel de reacties als hun commentaar daarop ook
doen toekomen aan het Bestuursplatform. Als uitgangspunt geldt dat
alle stukken openbaar zijn.


2. Aanpak van de interviewronde


Uit het inlezen is een gespreksnotitie ontstaan die als bijlage 1 is
opgenomen. Deze diende als basis voor de gesprekken met individuele
leden van het Convent en de individuele bestuurlijke leden van het
Bestuursplatform daarna. Bijlage 2 geeft een overzicht van de gevoerde
gesprekken.


Als uitgangspunten voor de gesprekken golden:


· Praten met behoud van alle rechten en plichten, ergo:
vrijblijvend, maar ook: oriënterend: wat zou er allemaal kunnen?


· Een eerlijk en open gesprek, geen verborgen agendas, de
dingen bij de naam noemen;


· Vertrouwelijk, geen verslagen per gesprek, wel een algemene
indruk (zie 3)


De belangrijkste onderwerpen:


· Nut en onnut, zin en onzin van het Convent


· In hoeverre is men bereid na te denken over varianten waar
men geen voorstander van is (alsdan)?


· Ruimtelijke inrichtingspuzzel


· Ecologie


· Aard van de bedrijvigheid


3. De interviewronde over de organisatie


Zin en onzin van het Convent


Over de wenselijkheid van het voortbestaan van het Convent bestaat
vrijwel unanimiteit. Men ervaart het Convent overwegend als een
zinnige instelling. Uiteraard is e.e.a. afhankelijk van de functie die
het Convent heeft. Het Convent is opgericht als een poging om een
breed, maatschappelijk draagvlak te verwerven voor het Masterplan. Die
opdracht wordt door een aantal leden als achterhaald beschouwd. Met
dat draagvlak zouden wellicht ook bezwaarschriftenprocedures voorkomen
kunnen worden, zo was aanvankelijk de verwachting. Hans Alders gaf in
zijn presentatie over zijn Rotterdamse ervaringen overigens ook al een
genuanceerd beeld van de mogelijkheden. Enkele leden van het
Bestuursplatform geven nu aan dat het een illusie is te verwachten dat
een Convent alle bezwaren zal wegnemen. Ze vinden het logisch dat met
een eventuele herijking van het Convent ook een herijking van het
Bestuursplatform aan de orde zou kunnen zijn.


Bestuursplatform, Maatschappelijke klankbordgroep en Convent


Alle leden hechten sterk aan de onafhankelijkheid van het Convent van
zowel het bestuur als van het ambtelijk apparaat.


V.w.b. de onafhankelijkheid van het bestuur weegt zwaar dat het
Convent de enige plaats is, waar men elkaar buiten bestuurlijk overleg
om kan spreken. Verschillende leden willen ook graag zien wat het
bestuur met de adviezen van het Convent doet en zij suggereren een
soort van motivatieplicht. Een enkele deelnemer ziet een belangrijke
rol voor de voorzitter van het Convent als ambassadeur. Uiteraard is
er alle begrip dat het bestuur gemotiveerd van een advies kan
afwijken.


V.w.b. de onafhankelijkheid van het ambtelijk apparaat blikt men in
het bijzonder op het projectbureau NZKG. Haar kerntaak is om het
bestuur terzake van het NZKG te ondersteunen. Daar waar het
projectbureau ook ambtelijke ondersteuning geeft aan het Convent wordt
dit als een knelpunt aangeduid. Er is in dit opzicht in elk geval
sprake van een pettenprobleem.


De Maatschappelijke klankbordgroep wordt door een aanzienlijk aantal
leden van het Convent als een onnodige doublure gezien. De invloed van
bestuur en projectbureau wordt hierin als te zwaar ervaren. Men
ervaart niet dat hier sprake is van een dialoog tussen
gelijkwaardigen.


Het opnemen van niet-bestuurlijke partijen in het Bestuursplatform
wordt door diverse partijen als een weeffout aangemerkt.


Van Masterplan naar integrale benadering


Als sectorplan heeft het Masterplan een belangrijke functie vervuld,
door het onderwerp bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog op de
bestuurlijke en maatschappelijke agenda te plaatsen. Over het belang
daarvan bestaat binnen het Convent geen verschil van mening. Het
Masterplan vervult nog een belangrijke functie waar het gaat om
sturing en monitoring van ruimtelijke en bedrijfsmatige
ontwikkelingen.


Een aantal leden van Convent gesteund door een aantal leden van het
Bestuursplatform- vindt deze benadering echter niet meer van deze
tijd, als niet ook andere ruimtelijke claims en oplossingsrichtingen
de revue passeren. Deze deelnemers pleiten voor een meer integrale
aanpak, waarin ook aandacht is voor groen en woningbehoefte. In het
verlengde daarvan ervaren diverse gesprekspartners de afbakening van
het Masterplangebied als te krap; hoe kleiner, hoe minder de
mogelijkheden voor uitruil zijn.


Taakopvattingen binnen het Convent; drie stappen


Men is het er over eens dat het horen en gehoord worden een primaire
taak van het Convent vormt. De beeldvorming naar buiten lijkt
overigens sterk bepaald door de articulatie van individuele
deelbelangen. Dat heeft een aantal leden van het Convent
teleurgesteld.


Veel leden zijn het er echter ook over eens dat het in beeld brengen
van overeenkomsten en verschillen tot de taak van het Convent behoort.
Alleen het in beeld brengen van overeekomsten draagt het risico van
vaagheid in zich. Je bent het er gauw over eens dat het water in het
Noordzeekanaal nat is. Juist ook de verschillen dienen in beeld
gebracht te worden. Daartoe dienen deelnemers allereerst over dezelfde
informatie te beschikken en deze ook op dezelfde schaal te waarderen.
Vergelijk b.v. de discussie rondom Schiphol, waarbij men
overeenstemming bereikte over een gemeenschappelijke maatlat. Wat
acceptabel is of niet, daarover kun je vervolgens van mening
verschillen.


Opvallend veel leden blijken zelfs bereid nog een stap verder te
zetten en beschouwen het geven en nemen als een taak van het Convent.
De interviewronde heeft duidelijk gemaakt dat veel deelnemers bereid
zijn in beweging te komen (zie de kadertekst verderop). Eén van de
geïnterviewde bestuurders geeft aan dat die bereidheid om gezamenlijk
concrete oplossingen te vinden, wat hem betreft zelfs voorwaardelijk
is voor het voortbestaan van het Convent.


Bereidheid aanwezig om in beweging te komen


De interviewronde geeft diverse voorbeelden te zien waaruit blijkt dat
diverse leden van het Convent bereid zijn om patstellingen te
doorbreken en over creatieve oplossingen na te denken. We geven
hieronder enkele voorbeelden.


Tegen een vergroting van de Zeesluis als zodanig bestaan weinig
bezwaren. Deze richten zich vooral op de afgeleide effecten. Indien
daarover langjarige, betrouwbare afspraken gemaakt zouden kunnen
worden, is niet uitgesloten dat dit op een breed draagvlak in het
Convent mag rekenen.


Enkele deelnemers pleiten voor een financiële verevening tussen groen,
woningbouw en industrie, die op zich genomen financieel neutraal kan
zijn. Dat heft de ongelijkheid op tussen boeren die onteigend worden
voor stedelijke ontwikkeling, industriële en haven ontwikkeling, dan
wel groene ontwikkelingen.


De inkt van de grenscorrectie ten behoeve van de Afrikahaven is nog
maar net droog. Toch blijkt het Convent bereid te spreken over de in
het StructuurPlanAmsterdam gesuggereerde grenscorrectie ter hoogte van
de Machineweg, de taartpunt. Voorwaarde is dan wel dat daaraan
compenserende maatregelen worden verbonden. Dat zou nieuw stedelijk
groen kunnen zijn, dat dichter bij potentiële gebruikers aan de
westzijde van Amsterdam gerealiseerd wordt. Daar bevindt zich nu een
rommelige stadsrandzone die onder sterke stedelijke druk staat.
Uiteraard is dit vraagstuk nauw verbonden met vragen als: Moet er een
zeehaven in de Wijkermeerpolder komen? Is woningbouw in het
gebied van de Hem/Houthavens nuttig en gewenst?


Voor de inrichting van de Wijkermeerpolder geldt dat een invulling als
zeehaven, droog bedrijventerrein dan wel natuurgebied ieder voor zich
voor een aantal organisaties onbespreekbaar is. Uit de interviewronde
blijkt echter ook dat voor enkele organisaties tussenvormen niet per
definitie onbespreekbaar zijn. Het gaat dan om kleinschalige
werkgelegenheid (in de voormalige forten en op kleine schaal
daarbuiten), aangevuld met een landschappelijke herinrichting. Men
vergelijke de (in Conventkringen vrijwel geheel onbekend gebleken)
ontwerpen van bureau H+N+S (bron: Ontwikkelingsplan Wijkermeerpolder
e.o.. Werkgroep Wijkermeerpolder, mei 1997).


4. De interviewronde over ruimtelijke aspecten


Gebiedsafbakening en samenhang


Diverse gesprekspartners ervaren de afbakening van het
Masterplangebied als te krap. Hoe kleiner, hoe minder de
mogelijkheden voor onderhandeling en uitruil zijn. Slechts een
enkeling pleit voor handhaving van de bestaande gebiedsgrenzen.


De enge begrenzing vloeit uiteraard voort uit de oorspronkelijke
Masterplandoelstelling. Wat dan wel opvalt, is dat de havengebieden
langs de Zaan buiten het plangebied vallen. Vanuit een bredere
invalshoek valt op dat open en/of groene gebieden als Spaarnwoude en
het gebied tussen Beverwijk en Zaanstad geen deel van uitmaken van het
NZKG.


Men stemt in met de vaststelling dat het gebied bepaald niet als
eenheid functioneert. Dit laat zich eenvoudig illustreren; de
moeilijkste discussies spelen zich af langs gemeentegrenzen, b.v.
tussen Amsterdam en Haarlemmerliede/Spaarnwoude en Beverwijk en
Zaanstad.


Ruimtelijke schuifpuzzel


Het standpunt in het vorige Conventmemo dat woningbouw geen prioriteit
behoeft lijkt achterhaald. Slechts een enkeling vindt dat te veel
prioriteit aan woningbouw wordt gegeven. Met name de in Amsterdam
geconstateerde uittocht van de middenklasse lijkt om een antwoord in
de vorm van een woningbouwprogramma te vragen. Duidelijk is, dat juist
ook de woningbouw door oude havengebieden in beslag te nemen indirect
bijdraagt aan de ruimtevraag naar nieuwe haventerreinen. Een voorbeeld
is de 110 ha. uitbreiding westelijk havengebied die in het
ontwerp-streekplan genoemd wordt. Die zijn bestemd voor grootschalige,
milieuhinderlijke bedrijven, die in beweging komen door uitplaatsing
elders in de stad en het havengebied. Woningbouwplannen vergroten de
onzekerheid van bedrijven over herinvesteringen en hebben ook een hoge
irritatiefactor. De Houthavendiscussie, de Achtersluispolder en
woningbouwplannen op het NAM terrein in IJmuiden worden als
voorbeelden genoemd.


Veelkleurig Groen


De niet-verstedelijkte ruimte vervult volgens de leden van het Convent
een groot aantal functies, waarbij ecologie, recreatie, open ruimte en
nog steeds de agrarische sector een prominente plek innemen. Dit laat
zich b.v. eenvoudig illustreren aan de hand van het gebied tussen
Beverwijk en Zaanstad. De belangrijkste betekenis daarvan is nu (nog)
niet ecologisch of recreatief (laat staan waterhuishoudkundig).
Daarvoor zijn elders in de regio immers betere alternatieven
voorhanden (Kust, Waterland). De betekenis is vooral die van
cultuurhistorisch waardevolle en open ruimte (stelling van Amsterdam).
Daarbij lijkt de geluidcontour van Schiphol als belangrijkste
bescherming gefunctioneerd lijkt te hebben.


Ontwikkelingsrichting bedrijvigheid


Brede unanimiteit is er in het Convent (zoals ook al uit haar eerdere
rapportage bleek) over de noodzaak de economische structuur te
verbeteren. Wel zijn er uiteraard verschillen van inzicht over de
wijze waarop daar invulling aan gegeven moet worden.


In het Convent tekenen zich twee stromingen af in de opvattingen over
de gewenste bedrijvigheid in het NZKG die overigens eerder voortkomen
uit een verschil in invalshoek dan uit principieel uiteenlopende
standpunten:


· een traditionele, goed geoutilleerde, brede en diverse
haven. Deze biedt een breed pakket aan

transportmogelijkheden,overslag, diensten en productie, in een voor
ondernemers optimaal klimaat. Het accent ligt eerder op verwerking dan
op overslag. Daarmee onderscheiden de havens in het NZKG zich immers
van die in Rotterdam. De samenhang met Schiphol is evident. Bij zon
complete haven hoort volgens een aantal partijen een breed palet aan
voorzieningen, zoals b.v. een goed geëquipeerde containerterminal.


· een haven die is geoptimaliseerd gezien vanuit de
economische en sociale behoefte van de regio als geheel. De afstemming
tussen de werkgelegenheid enerzijds en de bevolkingssamenstelling en
de arbeidsreserve anderzijds is een belangrijk aandachtspunt. Ook op
dit onderdeel is er een verschil met de Rotterdamse haven: de
laagwaardige arbeid in Amsterdam is minder laagwaardig dan in
Rotterdam omdat er relatief meer verwerking plaatsvindt in
Amsterdam. Er is in de Amsterdamse haven, ondanks de aanwezige
arbeidsreserve in de regio, te weinig aanbod van arbeidskrachten .


Alle leden van het Convent onderschrijven de noodzaak van duurzame
aanleg en inrichting van nieuwe bedrijventerreinen en duurzame
herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Zorgvuldig en
intensief ruimtegebruik vormt voor hen daarbij een belangrijk
uitgangspunt.


5. Aanvullende analyse en visie Cleij en Zinger


Weinig binding aan voorgaande rapportage


Aan het memo NZKG Convent, resultaten van augustus 2001 wordt slechts
in beperkte mate gerefereerd. De keuze is indertijd geweest, om via
het tekenen van een kaart tot verheldering en mogelijk integratie van
standpunten te komen. Dat heeft voor een deel gewerkt en wordt ook
gewaardeerd. Verschillende deelnemers willen in die zin ook niet weer
van voor af aan beginnen. Anderzijds voelt men zich ook niet erg
gebonden aan het product. De haastige afronding waarbij niet meer alle
leden betrokken zijn- is daar mede debet aan.


Eerst helderheid over opdracht en spelregels


Voor de aanpak van het Convent heeft de aanpak van de Tweede
Maasvlakte model gestaan. Een vergelijking van de Tweede Maasvlakte
met het NZKG gaat echter mank. In het NZKG is geen sprake van een
eenduidige oplossing. Daardoor zijn uiteenlopende verwachtingspatronen
ontstaan en bestaan er zeer uiteenlopende oordelen over de gevolgde
aanpak en het bereikte resultaat. Het memo NZKG Convent: resultaten
heeft een sterk inhoudelijke inslag en biedt in dit opzicht derhalve
onvoldoende soulaas. Er moet daarom nu eerst helderheid komen over
opdracht, speelveld, spelers en spelregels.


Een Convent met spierballen.of niet soms?


Wij zien twee mogelijke toekomsten voor het Convent; een aanzienlijke
versterking tot een Convent met spierballen, of een terugkeer naar de
oorpronkelijke core-business: een maatschappelijke klankbordgroep voor
het Masterplan. In het eerste geval wordt de formele positie van het
Convent verstrekt door haar formeel in te stellen als een commissie
ex. artikel 89 provinciewet. Zon Commissie adviseert rechtstreeks aan
Provinciale Staten. GS moet aangeven waarom zij eventueel afwijkt van
een dergelijk advies. Bij een back-to-the-core-model volstaat
opheffing van het Convent en kan de huidige Maatschappelijke
klankbordgroep die rol weer op zich nemen. Voorwaarde is dan wel,
dat in die groep een nieuw evenwicht gevonden wordt tussen de
bestuurlijke en maatschappelijke inbreng.


Bij het formuleren van een opdracht aan het Convent kunnen het
functioneren van het Bestuursplatform, de Maatschappelijke
klankbordgroep en het Masterplan niet buiten schot blijven. Deze
hebben immers een grote onderlinge samenhang.


Een Bestuursplatform dat besluitvorming voorbereidt ten behoeve van GS en de
B&Ws.


Voor het Bestuursplatform geldt, dat de huidige samenstelling nogal
toevallig is en weinig gericht op de kerntaak van een
Bestuursplatform: voorbereiding van besluitvorming t.b.v. GS en de
B&Ws. In het Bestuursplatform zitten naast bestuurders ook ambtenaren
en vertegenwoordigers van semi-overheden en bedrijfsleven. Dat
betekent dat een aantal partijen in de trits Convent-Maatschappelijke
klankbordgroep-Bestuursplatform tot drie maal toe in de gelegenheid is
haar standpunt te verdedigen. Dat holt het Convent uit. Wij stellen
daarom voor de niet- bestuurlijke partijen over te laten stappen naar
het Convent (in het spierballenmodel) danwel de Maatschappelijke
klankbordgroep (in het back-to-core-model). Het Bestuursplatform
blijft dan beperkt tot provinciale en gemeentelijke bestuurders met
bestuurlijke verantwoordelijkheid voor economische en
havenaangelegenheden. De koppeling met regionale organen als regio
IJmond en ROA komt via personele unies tot stand.


Masterplan: back-to-the-core or more?


Een volgende vraag is welke positie wordt toebedeeld aan het
Masterplan. Ofwel het Masterplan keert terug naar zijn oorspronkelijke
doelstelling: een economisch sectorplan, ofwel het Masterplan wordt
verder uitgebouwd naar een integraal ruimtelijk plan waarin naast
economie, ook wonen, groen en voorzieningen een plek hebben.


De rol en samenstelling van het Convent, de relatie tot het streekplan
en de gebiedsbegrenzing zijn afgeleiden van deze keuze. Bij een
economisch sectorplan hoort een beperkt gebied (het huidige
Masterplangebied, eventueel uitgebreid met de oude haven- en
industriegebieden langs de Zaan). Bij een integraal plan hoort een
veel ruimer gebied (enkele kilometers aan weerszijden van het kanaal).
Dat ruime gebied hoeft overigens (nu nog) niet scherp afgebakend te
worden.


Een argument om te kiezen voor een integrale aanpak is dat er
grensoverschrijdende problemen zijn. Die vloeien voort uit de
uitbreiding en herstructurering van havengebieden in het NZKG.
Dergelijke patstellingen zijn naar onze overtuiging alleen te
doorbreken in een breed kader, waarin partijen geven en nemen. Dat
sluit ook aan op de door ons geconstateerde bereidheid daartoe bij
diverse leden van het Convent. Diverse leden en ook enkele bestuurders
hebben zoals gezegd aangegeven dat een integrale benadering beter past
in het huidige tijdgewricht.


Er zijn ook argumenten tégen een verbreding te geven. Zo is het gebied
geen eenheid en ook niet eenvoudig in te passen in gebiedsindelingen
in het streekplan. Dat maakt het nodig de onderwerpen waarover het
Convent spreekt, concreet te benoemen. Dat voorkomt ook het
aanschuiven van steeds meer partijen, waardoor het Convent onwerkbaar
wordt. Met een duidelijke opdracht én een agenda wordt het Convent
bovendien een project dat een begin en een eind kent. Geen verpolderde
praatclub.


Misschien is er een derde weg uit de keuze tussen een sectorplan en
een meer integraal plan. Ons voorstel is dat in het Bestuursplatform
het Masterplan als economisch sectorplan centraal blijft staan. Het
Convent houdt zich bezig met een veel groter en gedifferentieerder
gebied en doet dat vanuit een veel breder kader (naast economie b.v.
ook groen en wonen). Vanuit die positie levert het Convent
belangrijke adviezen aan Provinciale Staten en GS, die betrekking
hebben op de inrichting van het NZKG in ruimere zin. Onderdelen van
de adviezen zullen zeker gericht zijn op het Masterplan als economisch
sectorplan en zullen dus op de agenda van het Bestuursplatform komen .
Aangenomen dat het Convent met afgewogen standpunten komt, ligt het
voor de hand dat GS en B&Ws deze standpunten zonder meer overnemen,
dan wel slechts gemotiveerd daarvan afwijken.


Wij laten het Convent en het Bestuursplatform uiteraard vrij in zijn
keuze tussen de beide modellen. Hieronder bouwen we voort op het
spierballenmodel, omdat dat de meest vergaande consequenties heeft.


Opdracht en agenda van een Convent met spierballen


In algemene zin zou de opdracht aan het Convent als volgt omschreven
kunnen worden: het vanuit een onafhankelijke positie, gevraagd en
ongevraagd adviseren aan Provinciale Staten over de ruimtelijke,
economische, infrastructurele, recreatieve en sociale ontwikkeling van
een groot NZKG, mede in relatie tot de kwaliteit van natuur, water en
milieu, landschap en cultuurhistorie. Belangrijkste afnemers van de
adviezen van het Convent zijn Provinciale Staten en GS en het
Bestuursplatform NZKG als bestuurlijk voorportaal voor economische en
havenaangelegenheden van GS en de betrokken B&Ws. De tijdhorizon is
daarbij gekoppeld aan die van het streekplan: een middellange termijn
tot 2010 en een lange termijn tot 2020.


Meer specifiek omvat de agenda van het Convent drie (soorten) punten:


· (de bandbreedte in) de ruimtevraag en het ruimte-aanbod
v.w.b. haven- en industriegebied, woongebieden en recreatiegebieden
(sterk gerelateerd aan het lopende streekplan);


· de locaties waar de bovenstaande functies gevestigd zouden
kunnen worden (eveneens sterk gerelateerd aan het lopende streekplan)
en de wijze waarop die locaties ingericht worden;


· ontwikkeling, realisatie en beheer van haven- en
bedrijfsterreinen, woningbouw- c.q. woongebieden en groene gebieden


Bij het eerste agendapunt zou het Convent allereerst kunnen spreken
over de aan het slot van par. 4 geschetste uiteenlopende invalshoeken
van waar uit partijen kijken naar de havenontwikkeling. Waar deze
verschillende invalshoeken zich vertalen in meningsverschillen over
vraag en aanbod zou het zeker zinnig zijn als het Convent
overeenstemming zou weten te bereiken over een gezamenlijk te hanteren
rekenmodel, waarna dan vervolgens op basis van eventueel verschillende
uitgangspunten de overeenkomsten en verschillen in beeld gebracht
zouden kunnen worden. Dat maakt e.e.a. bestuurlijk beter hanteerbaar.


Bij het tweede agendapunt gaat het om het vinden van concrete,
creatieve oplossingen waarin leden van het Convent geven en nemen.
Daarbij komen aspecten, zoals b.v. intensivering van het ruimtegebruik
en omgaan met water en groen, aan de orde. Deze zijn vooral gericht op
de totstandkoming van duurzame bedrijfsterreinen.


Bij het derde agendapunt gaat het om gemeenschappelijke etikettering,
marketing en acquisitie. De afstemming van uitplaatsingen (bedrijven
die snel uit hun jasje groeien) maakt daar een onlosmakelijk onderdeel
van uit. Nu gebeurt het nog te vaak dat gemeenten proberen elkaar
onderling vliegen proberen af te vangen. Ook kan gezamenlijk gezocht
worden naar financieringsmogelijkheden. Ook woningbouw maakt deel uit
van dit agendapunt. Niet alleen vanwege de brede invalshoek van het
Convent, maar ook omdat -zoals we al eerder vaststelden- woningbouw
één van de oorzaken vormt van de vraag naar nieuw haven- en
bedrijfsterrein.


Het onderscheid laat al zien dat hierbinnen nog zeer verschillende
accenten mogelijk zijn. Als het accent op het eerste punt ligt, zullen
andere partijen aanschuiven als wanneer het accent op het derde punt
ligt. Het ligt voor de hand dat de standpuntbepaling in het Convent in
subgroepen of zelfs in workshopverband (2e agendapunt) wordt
voorbereid.


O.a. de lopende streekplanprocedure betekent dat de op te stellen
agenda van het nieuwe Convent in een kort tijdbestek zal moeten worden
afgehandeld. Dat betekent dat het geven en nemen onder hoge druk zal
moeten plaatsvinden.


6. Uitwerking van de strategische visie


van Cleij en Zinger op onderdelen


Versterking positie wonen en recreatie


Een keuze voor verbreding van het Convent betekent versterking van de
positie van de sectoren wonen, recreatie en mogelijk ook water in het
Convent.


Voorwaarden voor het lidmaatschap van het Convent zijn:


· maatschappelijk draagvlak, zoals dat b.v. blijkt uit
aantallen leden


· regionale oriëntatie


· de bereidheid om alle drie stappen (dus tot en met geven en
nemen) te zetten en een daarbij behorend mandaat van de achterbannen


Duidelijk mag zijn dat het geven en nemen een onlosmakelijk onderdeel
is van de rol van een Convent met spierballen. We realiseren ons, dat
dit mogelijk ook het moeilijkste punt zal vormen en wellicht
selecterend zal werken.


Het geven en nemen is in onze inschatting een voorwaarde voor de
totstandkoming van afgewogen adviezen, waarvan het bestuur niet meer
lichtvaardig kan afwijken.


Bijlage 3 geeft een overzicht van organisaties die deel zouden kunnen
gaan maken van een te herstarten Convent. Momenteel zijn vooral de
sectoren bedrijfsleven en werkgelegenheid enerzijds en natuur, milieu
en landschap anderzijds zwaar vertegenwoordigd; beide nu reeds door
een viertal organisaties. Sectoren als wonen, agrarische
bedrijvigheid, recreatie en mobiliteit zijn veel minder zwaar
vertegenwoordigd, al heeft de vertegenwoordiger uit de sector wonen
inmiddels op eigen initiatief zijn mandaat verbreed. Ook instanties
als Staatsbosbeheer en het recreatieschap Spaarnwoude zouden voor een
verdere verbreding kunnen zorgen. Te overwegen is om hier ook nog de
sector water aan toe te voegen (RWS, HHRS USHN).


Geen Poolse landdag


Met de overstap van een aantal organisaties vanuit het
Bestuursplatform zal het Convent aanzienlijk in omvang toenemen. Het
aantal mogelijke vertegenwoordigers van de sector werkgelegenheid en
bedrijvigheid groeit verder tot een tiental, het aantal
vertegenwoordigers uit de sector natuur, milieu en landschap tot een
zevental, het totaal aantal leden tot ca. 25. Een dergelijke brede
invulling draagt het gevaar in zich van een Poolse Landdag.


Het invoeren van een maximale spreektijd per sector kan voorkomen dat
te veel tijd opgaat aan het horen. Veel leden van het huidige Convent
hebben aangegeven dat ze zich storen aan de lange monologen. De
eerdergenoemde voorbereiding in werkgroepen en workshops kan er toe
bijdragen dat het Convent zelf zich kan beperken tot hoofdlijnen.


Profiel van voorzitter en secretaris


Onze verwachting is, dat voor een Convent met spierballen
gemakkelijker dan voorheen een bestuurlijk zwaargewicht als voorzitter
gevonden zal kunnen worden. Voor voorzitter en secretaris geldt, dat
zij onafhankelijk en inhoudelijk (voldoende) deskundig dienen te zijn.
Zo kunnen ze immers invulling geven aan de hierboven genoemde
agendapunten.


Ondersteuning van het Convent


De positie van het projectbureau is feitelijk én qua beeldvorming
sterk gekoppeld aan het Bestuursplatform en het Masterplan. Het ligt
daarom niet voor de hand dit projectbureau een (formele) rol te geven
in de ondersteuning van het Convent. Opvallend is dat het Convent in
veel ruimere mate dan het projectbureau bereid is om tot creatieve
oplossingen te komen. Dat valt overigens niet het projectbureau te
verwijten. Het vindt immers zijn oorsprong in haar beperkte
bestuurlijke opdracht (uitvoering van het Masterplan).


Daarom stellen wij voor de ondersteunende rol bij het secretariaat te
leggen, dat daartoe de beschikking dient te krijgen over middelen in
de sfeer van o.a. informatie, administratie en budget. Gebruikelijk is
dat een secretariaat van een provinciale adviescommissie ter
bevestiging van de onafhankelijke positie van het adviesorgaan wordt
ondergebracht als (onder)afdeling in een provinciale dienst.


7. Resumé


Conclusie Cleij en Zinger: Bij de start van het Convent bestonden er
zeer uiteenlopende verwachtingspatronen. Daarom worden de tot nu toe
gevolgde aanpak en het bereikte resultaat zeer verschillend
gewaardeerd. De Convent-rapportage NZKG Convent: resultaten heeft een
sterk inhoudelijke inslag en beidt in dit opzicht onvoldoende soulaas.
Er moet nu eerst helderheid komen over opdracht, speelveld, spelers en
spelregels.


Interviewronde: Over de wenselijkheid van het voortbestaan van het
Convent bestaat vrijwel unanimiteit onder de leden van het Convent.
E.e.a. is uiteraard wel afhankelijk van de invulling van haar
opdracht. De oorspronkelijke opdracht draagvlak ontwikkelen voor het
Masterplan- is volgens een aantal leden van Convent en
Bestuursplatform aan herijking toe. De sectorale benadering via het
Masterplan heeft volgens hen zijn werk gedaan en moet worden
uitgebouwd naar een meer integrale benadering.


Interviewronde: Alle leden hechten sterk aan de onafhankelijkheid van
het Convent van zowel het bestuur als van het ambtelijk apparaat, in
het bijzonder het projectbureau NZKG. De formele positie van het
Convent dient versterkt te worden. De Maatschappelijke klankbordgroep
wordt als een onnodige doublure ervaren.


Interviewronde: De leden van het Convent onderscheiden drie stappen
in hun activiteiten binnen het Convent:


· Horen en gehoord worden


· In beeld brengen overeenkomsten en verschillen


· Geven en nemen


Opvallend veel leden zijn bereid ook de derde stap te zetten, al
bestaat daarover zeker geen unanimiteit. De interviewronde geeft
diverse voorbeelden te zien waaruit blijkt dat diverse leden van het
Convent bereid zijn om patstellingen te doorbreken en over creatieve
oplossingen na te denken.


Conclusie Cleij en Zinger:


Wij zien twee mogelijke toekomsten voor het Convent:


· een aanzienlijke versterking tot een Convent met
spierballen, of


· een terugkeer naar de oorpronkelijke core-business: een
maatschappelijke klankbordgroep voor het Masterplan.


In het eerste geval wordt de formele positie van het Convent verstrekt
door haar formeel in te stellen als een commissie ex. artikel 89
provinciewet. Bij een back-to-the-core-model volstaat opheffing van
het Convent en kan de huidige Maatschappelijke klankbordgroep die rol
weer op zich nemen.


Ook het Bestuursplatform zou de stap naar haar core-business kunnen
maken: besluitvorming voorbereiden ten behoeve van GS en de B&Ws. Wij
stellen daarom voor de niet- bestuurlijke partijen over te laten
stappen naar het Convent (in het spierballenmodel) danwel de
Maatschappelijke klankbordgroep (in het back-to-core-model).


Conclusie Cleij en Zinger: Een volgende vraag is welke positie wordt
toebedeeld aan het Masterplan. Ofwel het Masterplan keert terug naar
zijn oorspronkelijke doelstelling: een economisch sectorplan, ofwel
het Masterplan wordt verder uitgebouwd naar een integraal ruimtelijk
plan waarin naast economie, ook wonen, groen en voorzieningen een plek
hebben.


Ons voorstel is dat in een vernieuwd Bestuursplatform, waarin
uitsluitend bestuurders zitting hebben, het Masterplan als economisch
sectorplan centraal blijft staan. Het Convent,waarin een afspiegeling
van de maatschappelijke organisaties uit de regio vertegenwoordigd is,
gaat zich, als formeel provinciaal adviesorgaan, bezighouden met een
veel groter en gedifferentieerder gebied en doet dat vanuit een veel
breder kader (naast economie b.v. ook groen en wonen). Vanuit die
positie levert het Convent belangrijke adviezen aan Provinciale
Staten en GS, die betrekking hebben op de inrichting van het NZKG in
ruimere zin. Onderdelen van de adviezen zullen zeker gericht zijn op
het Masterplan als economisch sectorplan en zullen dus op de agenda
van het Bestuursplatform komen . Aangenomen dat het Convent met
afgewogen standpunten komt, ligt het voor de hand dat GS en B&Ws
deze standpunten zonder meer overnemen, dan wel slechts gemotiveerd
daarvan afwijken.


Interviewronde: De woningbouwbehoefte en het daarvan afgeleide
programma verdienen als push factor zeker aandacht in de werkzaamheden
van het Convent. Dat geldt ook voor de groene ruimte, die volgens de
leden van het Convent een veelheid van functies vervult, zoals
ecologie, recreatie, open ruimte en nog steeds de agrarische
bedrijvigheid. In het Convent tekenen zich twee stromingen af in de
opvattingen over de gewenste bedrijvigheid in het NZKG die overigens
eerder voortkomen uit een verschil in invalshoek dan uit principieel
uiteenlopende standpunten (traditionele haven en sociaal-economisch
geoptimaliseerde haven)


Conclusie Cleij en Zinger: Al deze onderwerpen verdienen hun plek in
de besprekingen van het Convent. Meer algemeen is een onderscheid te
maken tussen onderwerpen als ruimtebehoefte, inrichtingsaspecten en
ontwikkelingsaspecten. Het Convent zal hierin accenten moeten
aanbrengen.


Conclusie Cleij en Zinger:


Een keuze voor verbreding van het Convent betekent versterking van de
positie van de sectoren wonen, recreatie en mogelijk ook water in het
Convent. Voorwaarden voor het lidmaatschap van het Convent zijn:
maatschappelijk draagvlak, regionale oriëntatie en de bereidheid om te
geven en nemen, inclusief een daarbij behorend mandaat van de
achterbannen. Duidelijk mag zijn dat het geven en nemen een
onlosmakelijk onderdeel is van de rol van een Convent met spierballen.
We realiseren ons, dat dit mogelijk ook het moeilijkste punt zal
vormen en wellicht selecterend zal werken. Het geven en nemen is in
onze inschatting een voorwaarde voor de totstandkoming van afgewogen
adviezen, waarvan het bestuur niet meer lichtvaardig kan afwijken.


Voorbereiding in werkgroepen en workshops kan er toe bijdragen dat het
Convent zelf zich kan beperken tot hoofdlijnen. Het invoeren van een
maximale spreektijd per sector kan voorkomen dat te veel tijd opgaat
aan het horen.


Bijlage 1: Gespreksnotitie


Gesprek met leden van het
Convent.


Inleiding.


De inzet is niet in de eerste plaats gericht op overeenstemming maar
gericht op openheid, helderheid en duidelijkheid.


Overeenstemmingen en verschillen zullen globaal worden vastgelegd.


Streekplan en structuurplan zijn geen onderwerp van discussie, een
kort standpunt en/of stellingname van de leden is zeer gewenst.


Nieuwe en bestaande ideeën over het Convent en met name over het NZKG
gebied en alles wat daarmee samenhangt zijn welkom.


Uitgangspunt.


Het karakter van de consultatie is het best te omschrijven met de
volgende one liners: voorzichtige start, vrijblijvend en oriënterend,
praten met behoud van alle rechten en mogelijkheden en
dubbeldoelstelling even van tafel.


Consultatie.


Onderwerpen/vragen die in de consultatie aan de orde zijn hebben of
betrekking op het Convent of op het gebied.


Convent:


· Mening over nut en onnut, zin en onzin van het Convent.


Gebruik van andere, betere en/of effectievere mogelijkheden dan het
Convent voor het realiseren van eigen wensen.


Mening over de samenstelling van het Convent.


Mening over de mate van bindendheid van afspraken gemaakt in het
Convent.


· Standpunt over eigen bijdragen aan gebiedsvarianten die niet
de eigen keus zijn.


Mening over eventueel maximaal te behalen resultaat.


Mening over machtige en/of lastige gesprekspartners.


Mening over gewenste doorzettingsmacht.


Gebied:


· Standpunt over de ruimtelijke inrichting NZKG (wonen,
werken, recreëren, groen en natte en droge
infrastructuur).


· Standpunt over ecologische waarden, en aard van de
bedrijvigheid in het NZKG gebied.


Standpunt over de (gewenste) gebiedsgrenzen van het NZKG.


Standpunt over leefbaarheid en duurzaamheid.


Vervolg.


Samenvatting, analyse en conclusies van de voorzitter/secretaris zowel
over het Convent als het NZKG gebied zullen schriftelijk worden
voorgelegd aan de leden, die daar commentaar op kunnen leveren of
kunnen verwijzen naar eerder geschreven brieven, notas,
beroepsschriften e.d. Het geheel zal openbaar zijn, ter kennis worden
gebracht van het Convent en in een bijeenkomst van het Convent
onderwerp van discussie en dialoog zijn (b.v. workshop). De resultaten
zullen ter kennis worden gebracht van het Bestuursplatform NZKG.


Jan Cleij, voorzitter van het NZKG Convent
2 juli 2002


Bijlage 2: Overzicht door Cleij en Zinger gevoerde gesprekken


Conventleden


Datum


Naam


Organisatie


9 juli 2002


Dhr. H.P. Gallacher


Milieufederatie Noord-Holland


9 juli 2002


Dhr. J. Klein


Westelijke Land- en TuinbouwOrganisatie WLTO


10 juli 2002


Dhr. P. Clausing


ANWB


10 juli 2002


Dhr. H. Lokhorst


FON


10 juli 2002


Dhr. J. Stevens


FNV


12 augustus 2002


Dhr. F.C. Sanders


Woningbouwvereniging ZVH


12 augustus 2002


Dhr. J. Tjarks


Transport en Logistiek Nederland, regio Noord-West


12 augustus 2002


Dhrn. D. Jonker en L. Vlaanderen


Kontakt Milieubeheer Zaanstreek


20 augustus 2002


Dhr. J.H.M. Steijn


Ondernemersvereniging Regio Amsterdam ORAM


27 augustus 2002


Mw. S. Boerma en mw. G. Offerhaus


Milieucentrum Amsterdam


27 augustus 2002


Dhr. R.E. van Kesteren


CNV


11 september2002


Mw. van Beijma


Stichting Noord-Hollands Landschap


Leden Bestuursplatform


18 september


Dhr. Mosk


Wethouder EZ, gemeente Beverwijk


30 september


Dhr. Plantinga en mw. Eggerdink


Portefeuillehouder EZ stadsdeel noord Amsterdam, respectievelijk hoofd
ROEZ


2 oktober


Dhr. Bal


Wethouder EZ, gemeente Velsen


2 oktober


Dhrn. Oosterveld en P.A.H. Close


Wethouder EZ, gemeente Zaanstad, respectievelijk senior
beleidsadviseur Dienst Stad


8 oktober


Mw. E.J. van Hoogdalem-Arkema


Burgemeester gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude


9 oktober


Dhr. M. van der Horst


Wethouder haven, gemeente Amsterdam


Bijlage 3: Overzicht bestaande en potentiële leden Convent per sector


Sector


Bestaande en potentiële leden


Agrarische bedrijvigheid


WLTO


Bedrijvigheid en werkgelegenheid


FON, ORAM, FNV, CNV, Gem. Havenbedrijf Adam, Zeehaven Ijmuiden b.v.,
RON n.v., KvK, Ahold, Corus, Cargill


Cultuurhistorie, landschap, natuur en milieu


Milieu-federatie Noord-Holland, Milieucentrum Amsterdam,
Noord-Hollands Landschap, Stichting Noord-Hollands Duinbehoud, Kontakt
Milieubeheer Zaanstreek, Amsterdam-Noord Groene Stad aan het Water,
stichting NKZG Sterk, schoon en slim


Recreatie


ANWB, recreatieschap Spaarnwoude, Staatsbosbeheer


Mobiliteit


TLN, ANWB (zie hierboven), ENFB


Water


Rijkswaterstaat, Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen in Hollands
Noorderkwartier, HHRS Rijnland, HHRS AGV, eventueel inliggende
waterschappen


Wonen


ZVH, NEPROM, Woonbond, ver. Eigen Huis, Ned. Ver. Makelaars


_______________________


Gesprek uitsluitend gevoerd met dhr. Cleij


sv