Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Tonkens (Groen Links) en Kant
(Socialistische Partij) over het mogelijk schrappen van bedden in verpleeg- en
verzorgingshuizen (2030411260).
1
Bent u van mening dat meer dan de helft van de 110.000 bedden in verpleeg- en
verzorgingshuizen kan worden geschrapt? 1)
2
Bent u van plan het aantal bedden te reduceren? Zo ja, op welke termijn en in welk tempo?
3
Hoe valt een dergelijke stellingname te rijmen met het snel toenemend aantal ouderen in
Nederland? Denkt u niet dat er eerder een stijgende in plaats van een dalende vraag naar
bedden in verpleeg- en verzorgingshuizen valt te verwachten?
4
Bent u het eens met de stelling dat de meeste mensen, dus ook ouderen, chronisch zieken
en gehandicapten, het liefst zo lang mogelijk zelfstandig thuis willen blijven wonen? Zo ja,
waarom veronderstelt u dan er op dit moment meer dan 50% ten onrechte in een verpleeg-
of verzorgingshuis zit? Zo neen, op basis van welk onderzoek komt u tot uw standpunt?
1, 2, 3 en 4
In mijn brief van 25 maart 2004 met als onderwerp monitor WVG-protocol (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2003-2004, 266231, nr. 77) heb ik reeds aangegeven dat de berichtgeving in
diverse media een beperkt en op onderdelen onjuist en versimpeld beeld geeft. Momenteel
wordt de laatste hand gelegd aan de brief waarin de contouren van de Wet
maatschappelijke ondersteuning (WMO) worden geschetst. Deze brief zal, zoals
aangekondigd in mijn brief van 15 september 2003, ook een passage bevatten over de
nadere afbakening van de functie verblijf in het kader van de AWBZ versus de woonsector.
Teneinde misverstanden weg te nemen: deze nadere afbakening heeft m.n. gevolgen voor
verzorgingshuizen, niet voor verpleeghuizen.
Deze nadere afbakening borduurt voort op de al lang lopende ontwikkeling van het scheiden
van wonen en zorg, die breed wordt onderschreven. Uitgangspunt is dat de burger waar
mogelijk zelf verantwoordelijkheid dient te dragen voor het wonen (huur of koop). Voor een
aanzienlijk deel van de mensen met een indicatie voor de functie verblijf (voorheen: indicatie
voor opname verzorgingshuis) geldt dat zij zeer wel in staat zijn zelfstandig te wonen, al dan
niet in een beschermende woonomgeving zoals een woonzorgcomplex. Veel
verzorgingshuizen zijn functioneel verouderd met als gevolg dat er in de nabije toekomst
forse investeringen zouden moeten worden gepleegd. Juist vanwege het toenemend aantal
ouderen is het van belang nu keuzes te maken en te kiezen voor het waar mogelijk omzetten
van verzorgingshuiscapaciteit in scheiden van wonen en zorg. De cliënt betaalt dan gewoon
huur en kan zo nodig beroep doen op huursubsidie. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan
de wens van veel ouderen, chronisch zieken en gehandicapten om zo lang mogelijk
zelfstandig te blijven wonen.
In genoemde brief over de WMO die de Tweede Kamer in de tweede helft van april
tegemoet kan zien, zal ik nader ingaan op de noodzakelijke afbakening van verblijf versus
woonsector en de gevolgen daarvan.
5
Kunt u bevestigen dat het de bedoeling is te bezuinigen door het overhevelen van delen van
de AWBZ naar gemeenten? 2)
6
Is het waar dat dit een bezuiniging van 700 miljoen moet opleveren? Zo ja, op welke
termijn? Zo neen, hoeveel wel?
7
Is er rekening mee gehouden dat het voornemen tot bezuinigen zal leiden tot verhoging van
de zorgvraag naar andere vormen van zorg, bijvoorbeeld de thuiszorg, en dat hiervoor dan
extra geld en investeringen nodig zijn? Zo neen, waarom niet?
8
Bent u het eens met de stelling dat door èn de helft van het aantal bedden in verpleeg- en
verzorgingshuizen te schrappen èn te bezuinigen op aanspraken als huishoudelijke zorg en
persoonlijke verzorging, het nog verder verslechteren van de zorg in Nederland aan ouderen,
chronisch zieken en gehandicapten onontkoombaar is?
10
Bent u het eens met de stelling dat het onwenselijk is dat financiële in plaats van
zorginhoudelijke argumenten de doorslag gaan geven welke zorg er aan ouderen, chronisch
zieken en gehandicapten wordt verstrekt?
5, 6, 7, 8 en 10.
De vraag die aan de orde is, is die van een ook op termijn houdbaar stelsel. In mijn brief
over de Wet maatschappelijke ondersteuning die de Tweede Kamer binnenkort ontvangt, zal
ik nader onderbouwen dat het huidige stelsel niet alleen op korte termijn tot aanzienlijke
beheersingsproblemen leidt maar, belangrijker nog, op lange termijn tot een niet
verantwoord beslag op de collectieve middelen. Juist om de zorg voor de mensen met
ernstige beperkingen ook op termijn te kunnen garanderen, is meer nodig dan incidentele en
ad hoc aanpassingen van de AWBZ. Dat vereist enerzijds een herijking ten aanzien van de
eigen verantwoordelijkheid van de burger, anderzijds een heldere toekomstvisie op een
bestendig stelsel voor langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning. De brief over de
Wet maatschappelijke ondersteuning die de Tweede Kamer binnenkort ontvangt, bevat een
voorstel daartoe. Het gaat daarbij om een samenhangende visie op zowel de zelfstandig
wonende burger die behoefte heeft aan zorg en ondersteuning, als degene voor wie de
functie verblijf noodzakelijk is. Een visie, waarin zorginhoudelijke aspecten in evenwicht zijn
met financiële.
9
Kunt u bevestigen dat het de bedoeling is dat straks gemeenten moeten bepalen of iemand
in een verzorgingshuis moet worden opgenomen of meer thuiszorg krijgt?
11
Indien het de bedoeling is dat straks gemeenten moeten bepalen of iemand in een
verzorgingshuis moet worden opgenomen, hoe verhoudt dat zich dan tot de plannen rond de
Wet Maatschappelijke Zorg (of Ondersteuning)?
12
Indien het de bedoeling is dat straks gemeenten moeten bepalen of iemand in een
verzorgingshuis moet worden opgenomen of meer thuiszorg krijgt, hoe verhoudt dat zich
dan tot de ook door dit kabinet gewenste objectieve en onafhankelijke indicatiestelling?
9, 11 en 12.
De bepaling of iemand in aanmerking komt voor AWBZ-zorg, dus ook voor de functie
verblijf, is en blijft de verantwoordelijkheid van de indicatieorganen. De gemeente heeft nu
noch in de toekomst een rol bij de beoordeling van individuele aanvragen voor AWBZ-zorg.
Momenteel wordt gewerkt aan een centralisering van de indicatiestelling.
Voor woningen in de woonsector geldt dat de eigenaar/verhuurder (vaak een
woningcorporatie), al dan niet in samenspraak met de gemeente, verantwoordelijk is voor de
woningtoewijzing. Dat geldt ook voor projecten van wonen met zorg waar scheiden van
wonen en zorg is toegepast en de wooncomponent niet langer vanuit de AWBZ wordt
gefinancierd.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport