agenda informele RAZEB Gymnich van 16 17 april 2004
Kamerbrief Geannoteerde agenda informele RAZEB Gymnich van 16 17 april
2004
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
9 april 2004
Behandeld
Govert Jan Bijl de Vroe
Kenmerk
DIE/169-04
Telefoon
070-348 5005
Blad
1/7
Fax
070- 348 6381
Bijlage
gj.bijl-de-vroe@minbuza.nl
Betreft
Geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen ("Gymnich") van 16-17 april 2004
Graag bied ik u hierbij de geannoteerde agenda aan van de informele
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen ("Gymnich") van 16-17
april 2004.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B. R. Bot
Geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen ("Gymnich") van 16-17 april 2004
Algemene Zaken
IGC
Tijdens de Europese Raad van 25 en 26 maart jl. hebben de regeringen
van de (kandidaat-) lidstaten zich gecommitteerd aan afronding van de
Intergouvernementele Conferentie (IGC) uiterlijk tijdens de Europese
Raad in juni.
Het is niet uit te sluiten dat tijdens het Gymnich-overleg gesproken
wordt over de IGC. Naar verwachting zal het Voorzitterschap in dat
geval de verdere procedure nader uiteenzetten: op welke wijze de
verdere besprekingen en onderhandelingen worden gevoerd. Op de inhoud
van de IGC zal naar verwachting niet worden ingegaan.
De eerste verantwoordelijkheid voor het vormgeven van de IGC ligt
thans bij het Ierse voorzitterschap. Nederland zal het Voorzitterschap
waar mogelijk steunen in de verdere aanpak van de IGC. De regering is
van mening dat gewerkt moet worden aan een spoedige afronding van de
IGC, bij voorkeur voor de verkiezingen van het Europees Parlement. De
regering zal zich inspannen hieraan bij te dragen, zolang dit geen
schade berokkent aan de Nederlandse onderhandelingspositie in de IGC.
Voorts meent de regering dat de IGC in de eerste plaats op politiek
niveau gehouden moet worden en dat sprake moet zijn van een centraal
en transparant proces. Inhoudelijk zal Nederland aandacht blijven
vragen voor de Nederlandse desiderata, waarbij met name geïnsisteerd
zal worden op de twee Nederlandse prioriteiten, te weten: unanimiteit
voor de besluitvorming over de Financiële Perspectieven en wijziging
van de buitensporig tekortprocedure in het Stabiliteits- en Groei Pact
(SGP).
Externe Betrekkingen
Kosovo
Ministers zullen spreken over de situatie in Kosovo, mede naar
aanleiding van de recente gewelddadigheden tussen Kosovo-Albanezen en
Kosovo-Serviërs waarbij 19 personen werden gedood en enkele honderden
gewond raakten. Daarnaast werden circa 4000 Servische Kosovaren
verdreven en werden meer dan 20 Servisch-orthodoxe kerken in brand
gestoken. Het geweld richtte zich ook tegen vertegenwoordigers van de
internationale gemeenschap, met name tegen de VN-politiemissie. Het
geweld werd veroordeeld door de EU, de VN-Veiligheidsraad, NAVO, UNMIK
en de Kosovaarse en Servische autoriteiten. Van belang is nu vooral
het voorkomen van nieuw geweld, het bieden van adequate bescherming
aan minderheden in Kosovo, arrestatie en berechting van de
aanstichters van het geweld en het herstellen van de aangerichte
schade. Nederland zal in de Raad eveneens zorg uitspreken over de
moeizame verzoening tussen etnische groepen en de geringe terugkeer en
integratie van minderheden, alsook de beperkte bewegingsvrijheid voor
Serviërs in Kosovo.
Concrete politieke en economische hervormingen dienen de basis te
leggen voor een regeling van de statuskwestie van Kosovo. Het onder de
huidige omstandigheden prioriteit verlenen aan de statuskwestie zou de
aandacht en energie afleiden van de broodnodige hervormingen, die
Kosovo tot een stabiel en welvarend gebied moeten maken en nieuw
geweld moeten voorkomen. Het "standards before status"-beleid zal
evenwel effectiever moeten worden uitgevoerd, met meer nadruk op de
rechtstreekse dialoog tussen Belgrado en Pristina (over onder andere
kwesties als het lokaliseren van vermiste personen), opheffing van de
parallelle structuren in noord-Kosovo en versterking van lokale
instituties. Nederland zal bepleiten dat de EU op een meer actieve,
zichtbare en coherente wijze invulling geeft aan haar Kosovo-beleid,
ook ter plaatse. Belangrijke instrumenten hierbij zijn het
CARDS-hulpprogramma (EU is grootste donor in Kosovo) en het zogenaamde
"Stabilisation and Association Tracking Mechanism", dat tot doel heeft
wet- en regelgeving te harmoniseren met Europese standaarden. Streven
naar een versterkte en meer coherente EU-rol ten aanzien van Kosovo is
mede van belang vanuit het perspectief dat Kosovo's toekomst in Europa
ligt. Ook tijdens het komende Nederlandse EU-voorzitterschap zal
Kosovo hoog op de agenda staan. In oktober 2004 zullen algemene
verkiezingen in Kosovo worden gehouden.
Irak
Over de zorgwekkende ontwikkelingen met betrekking tot Irak ontvangt u
op korte termijn een uitgebreide separate brief.
Tijdens het Gymnich-overleg zal gesproken worden over de situatie in
Irak in het algemeen en de mogelijke rol voor de EU in het bijzonder.
Nu de datum van de overdracht van soevereiniteit aan een Iraakse
regering nadert en de VN reeds een aantal taken ten behoeve van het
politieke proces op zich heeft genomen, lijkt de tijd rijp nader te
kijken naar de mogelijke EU-rol in Irak. De EU heeft reeds kort na
aanvang van de militaire interventie in Irak, in april 2003, 100
miljoen euro bijgedragen aan hulpactiviteiten in Irak en tijdens de
Madrid donor-conferentie in oktober 2003 heeft de Commissie 200
miljoen euro beschikbaar gesteld voor de wederopbouw van Irak.
Nederland heeft steeds aangegeven dat de EU te zijner tijd ook een rol
zou kunnen spelen bij het opbouwen van civiele veiligheidscapaciteiten
via het zogenaamde CIVCOM-instrumentarium. Daarbij kan gedacht worden
aan het opleiden van Iraakse politie, het versterken van de
rechterlijke macht en andere civiele capaciteiten. Daarnaast zou
bekeken kunnen worden of de EU een rol kan spelen bij verkiezingen die
te zijner tijd in Irak zullen plaatsvinden of bij de voorbereidingen
daarvoor, bijvoorbeeld de organisatie van een census. Nederland zal
tijdens de Raad pleiten voor nader overleg met de autoriteiten in Irak
en de Verenigde Naties over de behoeften aan en mogelijkheden van een
EU-bijdrage in Irak in de sfeer van civiele crisisbeheersing.
EU-strategie ten aanzien van Middellandse Zee en Midden-Oosten regio
In december jl. heeft de Europese Raad de Europese
Veiligheidsstrategie aanvaard en werd onder andere besloten om de
relaties met de Arabische wereld te intensiveren. Momenteel wordt
binnen de Unie gewerkt aan de kaders en operationalisering van dit
beleid, waarbij met name wordt gekeken naar revitalisering van de
samenwerking met de regio door middel van effectiever gebruik van het
EU-instrumentarium (met name Barcelona-proces en samenwerking EU-Gulf
Cooperation Council, GCC). Over de kaders van het beleid bestaat
binnen de Unie inmiddels consensus. Het Voorzitterschap heeft deze
vastgelegd in een interimrapport dat in maart is aangeboden aan de
Europese Raad en uw Kamer reeds toeging. Uitgangspunt is `ownership'
van de betrokken landen. Om zo groot mogelijke complementariteit te
bereiken en overlap zoveel mogelijk te voorkomen, wordt nauw overleg
gevoerd met de VS, dat ook werkt aan initiatieven ten aanzien van de
`Greater Middle East'-regio, en met de landen in de regio, die bezig
zijn hun eigen prioriteiten te stellen op het gebied van hervormingen.
Het is van belang deze inspanningen zoveel mogelijk op elkaar af te
stemmen en te stroomlijnen, opdat de verschillende activiteiten elkaar
kunnen versterken. Gezocht wordt naar een positieve benadering om
hervormingen in de betrokken landen te stimuleren. In de komende
periode zal worden toegewerkt naar een operationalisering van het
EU-beleid, dat nog tijdens het Ierse voorzitterschap bij de Europese
Raad moet leiden tot aanvaarding van een alomvattende strategie ten
aanzien van onderhavige regio. Ook buiten EU-verband is het streven
gericht op een duidelijke inzet ter operationalisering van dit beleid
bij de verschillende top-bijeenkomsten die in juni zullen plaatsvinden
(G-8 top, EU-VS-top en de NAVO-top).
Nederland verwelkomt de hernieuwde aandacht voor de regio en acht het
essentieel dat de regio zichzelf committeert aan de hervormingsagenda.
Nu de top van de Arabische Liga is uitgesteld en niet duidelijk is
wanneer een verklaring uit de regio kan worden verwacht, is het van
belang dat de EU op een andere wijze aansluiting vindt bij de regio.
Intensieve consultaties met de landen in de komende periode zijn van
groot belang. Eventueel kunnen ook de Euro-Med en EU-GCC ministeriële
bijeenkomsten in mei als aanknopingspunt dienen voor het in juni te
presenteren beleid. De hervormingen die de EU voorstaat zullen ook
gepaard moeten gaan met een concreet pakket aan ondersteunende
`tegenprestaties', mede in het kader van het toepassen van (positieve)
conditionaliteit. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan het
(wederzijds) versnellen van de handelsliberalisering (bijvoorbeeld
landbouwproducten) om de doelstelling van het Barcelona-proces te
komen tot een Euro-Mediterrane vrijhandelszone in 2010 te realiseren.
Daarnaast kan worden bekeken op welke manier investeringsbevordering
in de regio verder vorm kan worden gegeven, mogelijk in samenwerking
met derde landen (onder andere de Verenigde Staten). Bij dit alles
blijft het voor een optimaal effect op de ontwikkeling van en
stabiliteit in de betrokken regio van wezenlijk belang dat de EU zich
niet alleen inzet voor hervormingen, maar tevens voor een oplossing
van het Israëlisch-Palestijns conflict. Dit raakt rechtstreeks aan de
geloofwaardigheid van de EU bij het nastreven van hervormingen in de
regio.
Effectief multilateralisme / VN-hervorming
Ministers zullen ook ingaan op één van de hoekstenen van de Europese
Veiligheidsstrategie, te weten een effectief multilateraal systeem met
de VN aan de basis. EU-partners hechten, evenals Nederland, veel
waarde aan een goede uitwerking van dit uitgangspunt. De
ontwikkelingen van het afgelopen jaar, met name de Irak-crisis, hebben
de al lang spelende discussies omtrent de revitalisatie/effectiviteit
van het multilaterale systeem in het midden van de politieke en
publieke schijnwerpers gebracht. SGVN Kofi Annan heeft in september
2003 krachtig gepleit voor hervorming van het huidige multilaterale
systeem. Dit behoeft op veel punten versterking om de hedendaagse
problemen en bedreigingen het hoofd te kunnen bieden. Verminderde
committering aan multilaterale instellingen versterkt de dreiging van
`multilateralisme à la carte' en, in het slechtste geval, de
geleidelijke uitholling van de internationale rechtsorde. Het
multilaterale systeem moet antwoorden zien te vinden op `harde'
bedreigingen als terrorisme en massavernietigingswapens, en op de
`zachte' bedreigingen van armoede, milieuvervuiling en ziektes.
Eveneens dient kritisch te worden bekeken in hoeverre het VN-Handvest,
en daarmee de handelingsruimte van de Veiligheidsraad, nog een
antwoord biedt op de huidige bedreigingen voor vrede en veiligheid. De
SGVN heeft lidstaten opgeroepen tot herbezinning op de grondslagen van
de VN. Daartoe gaf hij een voorzet door de instelling van het High
Level Panel on Threats, Challenges and Change dat in december in een
rapport aanbevelingen aan hem moet doen over de wijze waarop via
collectieve actie (VN) een antwoord kan worden gegeven op deze
uitdagingen.
Vanuit het besef dat aan de EU in het door de SGVN gestarte proces een
leidende rol toevalt, wordt in EU-verband aan voorstellen gewerkt om
aan het Panel aan te bieden. Tijdens intern EU-overleg is er veel
aandacht voor en algemene overeenstemming over een versterkte VN-rol
met betrekking tot early warning, vredeshandhaving en vredesopbouw, en
voor een goede sociale en economische follow-up van politieke
crisissituaties (zogenaamde gapproblematiek). Ook is er algemene
instemming met betrekking tot versterking van VN-inspectie- en
sanctiesystemen op het gebied van terrorisme en de proliferatie van
massavernietigingswapens; dreigingen die ook in de Europese
Veiligheidsstrategie een belangrijke plaats innemen. De EU hecht er
ook aan de VS betrokken te houden bij het hervormingsproces omdat
versterking van het multilaterale systeem alleen mogelijk is met
medewerking van de VS. De Gymnich-bijeenkomst zal bijdragen aan een
nadere uitwerking van de Europese inbreng in het Panel.
Nederland is voorstander van een EU-bijdrage ten behoeve van het High
Level Panel waarin zowel aandacht wordt besteed aan de diverse
bedreigingen als aan hervorming van instituties. De EU-bijdrage moet
het Panel daarbij aansporen om meer helderheid te scheppen over de
situaties waarin er een plicht of verantwoordelijkheid tot optreden
rust op de internationale gemeenschap (handelend via de VN en in het
bijzonder de Veiligheidsraad), over de wijze van signalering van
dergelijke situaties, over het soort acties dat dan geboden is, en
over verbetering van de instituties en de middelen die de
internationale gemeenschap daarbij ten dienste staan. Het inbrengen
van vernieuwende elementen in de al lang slepende discussies over
VN-hervormingen dient daarbij niet geschuwd te worden.
Uitbreiding ASEM / deelname Birma
Ten slotte zal ook worden gesproken over de EU-inzet voor de ASEM
Foreign Ministers Meeting (FMM) in Kildare, die aansluitend op de
Gymnich-bijeenkomst zal plaatsvinden. Belangrijk onderwerp tijdens de
FMM is de uitbreiding van ASEM met de tien nieuwe EU-lidstaten
enerzijds, en Laos, Cambodja en Birma anderzijds. Toetreding van Birma
is binnen ASEM controversieel.
De EU bevindt zich in een complexe situatie gezien de toetreding van
de nieuwe lidstaten per 1 mei 2004. De nieuwe lidstaten verwachten zo
snel mogelijk in ASEM te kunnen participeren. Uitblijven van een
besluit in Kildare zou voor Nederland de voorbereidingen van de
ASEM-Top in oktober 2004 en de bijeenkomsten van de Ministers van
Financiën en de Ministers van Economische Zaken in juli
respectievelijk september bemoeilijken. Terwijl de uitbreiding van
ASEM met de tien toetreders voor de EU niet onderhandelbaar is,
stellen de Aziatische partners geen voorwaarden te accepteren voor
deelname van Laos, Cambodja en Birma.
Feit is dat in de situatie in Birma helaas nog weinig verbetering
gekomen is sinds de incidenten van 30 mei 2003. Aung San Suu Kyi staat
nog steeds onder huisarrest en het proces van nationale verzoening
verloopt traag. De EU en Nederland zijn en blijven dan ook kritisch
ten opzichte van Birma. Zo zal het gemeenschappelijk standpunt ten
aanzien van Birma (inclusief de sancties jegens Birma) niet worden
gewijzigd, evenmin als de inzet van Nederland om bijvoorbeeld via de
Mensenrechtencommissie en bilaterale contacten met Aziatische partners
de situatie in Birma aan de kaak te blijven stellen.
Nederland hecht groot belang aan het ASEM-proces en het doorgaan van
de voorziene ASEM-bijeenkomsten tijdens het Nederlandse
Voorzitterschap, maar niet tot iedere prijs. De Nederlandse inzet ten
aanzien van ASEM-uitbreiding blijft dan ook gericht op het stellen van
voorwaarden voor deelname van Birma.
Ministerie van Buitenlandse Zaken