040 - Brave burger kan slachtoffer worden van controle
Datum: 8 april 2004
Een burger die niets misdaan heeft, loopt het gevaar slachtoffer te
worden van allerlei soorten controle door bedrijven. Want de
privacybeschermende werking van de Wet bescherming persoonsgegevens is
geërodeerd. `Ook wie niets te verbergen heeft, heeft daardoor veel te
verliezen,' zegt Edwin Mac Gillavry. Als een opsporingsambtenaar
bijvoorbeeld bij een bank informeert naar iemands financiële positie,
kan dat deze persoon verdacht maken, met alle gevolgen van dien. Mac
Gillavry promoveert op 15 april 2004 aan de Rijksuniversiteit
Groningen op een onderzoek naar de medewerking aan strafvordering door
bedrijven.
Er bestaat een duidelijke tendens om bedrijven in te schakelen bij de
opsporing van strafbare feiten. Banken kunnen bijvoorbeeld
inlichtingen verstrekken over de financieën van hun klanten. En
Internet Service Providers kunnen informatie geven over het surfgedrag
van gebruikers van het internet. Bedrijven zijn in bepaalde gevallen
zelfs wettelijk verplicht actief mee te werken bij het onderzoeken van
handelingen van hun cliënten.
Pragmatisch
`Het is heel gebruikelijk om persoonsgegevens te verstrekken,' vertelt
de promovendus. `Bedrijven, opsporingsambtenaren, officieren van
justitie en rechters-commissarissen interpreteren het juridisch kader
zodanig, dat er in de praktijk geen belemmeringen ontstaan. Ze gaan er
heel pragmatisch mee om. Vragen staat vrij, denken ze. Dat is ook wel
begrijpelijk, want de belangen van deze partijen lopen parallel.
Opsporingsambtenaren, officieren van justitie en
rechters-commissarissen hebben informatie nodig voor hun onderzoek. En
bedrijven willen weten bij welke klanten zij het risico lopen verlies
te lijden.'
Onjuist
Mac Gillavry concludeert dat deze pragmatische benadering onjuist is.
`Vragen staat niet vrij. Volgens de Nederlandse wet, artikel 43 van de
Wet bescherming persoonsgegevens, mogen persoonsgegevens alleen
verstrekt worden in uitzonderingsgevallen. Zo heeft de wetgever het
oorspronkelijk ook bedoeld, die wilde privacybescherming.' Mede
tengevolge van het pragmatisme is de privacybeschermende werking van
de wet geërodeerd. Mac Gillavry: `Het zou beter zijn als
opsporingsambtenaren ervan zou uitgaan dat noch vragen, noch
antwoorden vrij staat.'
Verdacht
Als gevolg van het al te soepel opvragen en verstrekken van gegevens,
kunnen burgers in de problemen komen. `Als een opsporingsambtenaar
bijvoorbeeld bij een bank navraag doet naar de financiën van een
persoon, dan is deze persoon in de ogen van de bank meteen verdacht,'
aldus Mac Gillavry, `of dit nu juist is, of niet. Het simpele gegeven
dat er naar iemand gevraagd wordt, kan er al de oorzaak van zijn dat
de bank aan deze persoon geen lening meer wil verstrekken.' Dat dit
niet slechts een theoretische mogelijkheid is, ontdekte de onderzoeker
in Duitsland, waar een bank een bestand bijhield met namen van
personen waar navraag naar was gedaan. In dit bestand stonden 350.000
namen. `Vergelijk het met iemand die met kinderporno wordt
geassocieerd. Dat kan die persoon ruïneren, ook al heeft hij er niets
mee te maken.'
Onderzoek
Voor zijn onderzoek heeft Mac Gillavry de wetgeving bestudeerd in
Nederland, Engeland en Duitsland. In die landen heeft hij via
interviews ook de omgang met dit juridisch kader getoetst. Hij sprak
met medewerkers van Internet Service Providers en banken, en met
opsporingsambtenaren, officieren van justitie en
rechters-commissarissen.
Curriculum vitae
Edwin Mac Gillavry (Hilversum, 1963) studeerde van 1990 tot 1994
(naast zijn werk bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij) rechten in
Groningen. Van 1998-2004 was hij onderzoeker aan de RUG. Sindsdien is
hij werkzaam bij het Ministerie van Justitie. De titel van het
proefschrift van Mac Gillavry is: Met wil en dank. Een
rechtsvergelijkend onderzoek naar de medewerking aan strafvordering
door bedrijven. Zijn promotor is prof.mr. G. Knigge.
Noot voor de pers
Rijksuniversiteit Groningen