Toespraak van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Hans
Hoogervorst ter gelegenheid van het Nederlands Congres Volksgezondheid.
Rotterdam 15 april 2004
Dames en heren,
`Te dik, te stijf, leerling op IJdoorn bevestigt alle clichés'. Dit stond vorige week
boven een artikel in De Volkskrant. Het artikel beschreef een VMBO-school in
Amsterdam-Noord. De schoolkantine verkoopt hamburgers, tosti's en broodjes
bapao. Een simpel broodje kaas of glas melk is er niet te krijgen.
Behalve dat de meeste leerlingen slecht eten, bewegen ze ook nauwelijks. De
journalist telde in de fietsenstalling 7 fietsen, terwijl de school 370 leerlingen
telt. De meeste kinderen gaan met de bus naar school en die stopt slechts 100
meter van het schoolplein.
De gymdocent schat dat 15 tot 35 procent van de kinderen te dik is. Hij voegt
er aan toe: "Maar ze zien het niet als een probleem. Ze worden er ook niet mee
gepest. De acceptatie van dik-zijn is best groot. Ze realiseren zich niet dat hun
gewicht op lange termijn een probleem voor ze zal worden."
Het artikel is een duidelijke illustratie van de slechte gezondheid van veel
Nederlanders. Sinds de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen 2002 van het
RIVM zijn we daar allemaal van op de hoogte. Volgens dit rapport is Nederland
niet meer een van de gezondste landen van Europa. We zitten nu in de
middenmoot. En de levensverwachting van vrouwen ligt zelfs nog lager: onder
het EU gemiddelde. Bovendien hadden de onderzoekers vastgesteld dat jongeren
steeds ongezonder leven.
De belangrijkste oorzaak van deze forse achteruitgang, zo liet het RIVM ons
weten, is de ongezonde leefstijl die we er massaal op na houden. Maar liefst
20% van de totale ziektelast is daar het gevolg van! De gymleraar in
Amsterdam-Noord zal dat ongetwijfeld onderschrijven.
Dat de gezondheid van Nederlanders afneemt, kwam niet zo maar uit de lucht
vallen. Het was al wat langer bekend. Daarom werd er tijdens het verschijnen
van de Toekomst Verkenningen op mijn ministerie al hard gewerkt aan de nota
Langer Gezond Leven. De preventienota wil bereiken wat de titel zegt en richt
zich op het tegen gaan van ongezonde leefgewoonten.
U kent inmiddels deze nota en u weet dat ik drie thema's heb aangewezen als
speerpunten van mijn preventiebeleid: roken, overgewicht en diabetes. Jongeren
en mensen met een lage sociaal-economische positie krijgen daarbij extra
aandacht.
Ondanks dat het economisch niet goed gaat, heb ik binnen mijn budget extra
geld kunnen vrijmaken voor de belangrijkste onderwerpen uit de preventienota
Maar preventiebeleid is niet alleen een kwestie van geld, maar vooral van
mentaliteit. Om die te veranderen, ten gunste van een gezonde leefstijl, moet
iedereen een bijdrage leveren en iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen.
Er is geen terrein in de zorg waar de eigen verantwoordelijkheid zo van
toepassing is.
Natuurlijk moeten, op de eerste plaats, mensen zélf hun verantwoordelijkheid
nemen voor hun gedrag. Maar - en dat blijkt ook duidelijk uit het krantenartikel -
veel mensen en zeker jongeren, kunnen de ongezonde verleidingen nauwelijks
weerstaan. Ze moeten daarbij geholpen worden. Ik wil iedereen in zijn eigen rol
daarop aanspreken: burgers, bedrijven, professionals etcetera.
Zo wil ik met het bedrijfsleven afspraken maken over het beperken van reclame
van ongezonde voedingsproducten. Deze handschoen is inmiddels voortvarend
opgepakt. Binnenkort ontvang ik van de voedingsmiddelenindustrie een
gedragscode. Ik hoop dat de supermarkten en cateraars snel volgen.
Professionals die werkzaam zijn in de zorg moeten het adviseren over een
gezonde leefstijl onderdeel van hun werkzaamheden maken. Ik denk bijvoorbeeld
aan thuiszorgmedewerkers. Zij komen bij mensen thuis en kunnen daar prima
hun preventieboodschap afgeven.
Tevens moeten werkers in de reguliere zorg scherp zijn op preventie. Het is toch
eigenlijk te gek voor woorden dat niet alle mensen met luchtwegklachten het
advies krijgen om te stoppen met roken.
En ook zorgverzekeraars dienen zich in te spannen om bij hun verzekerden een
gezonde leefstijl te stimuleren. Dat kan bijvoorbeeld door afspraken te maken
over het versneld invoeren van richtlijnen en protocollen voor diabetes.
Tot slot zijn gemeenten zeer belangrijke partners als het gaat om het bevorderen
van een gezonde leefstijl. Ook al heb ik onlangs in een brief aan de Tweede
Kamer aangegeven dat de bestrijding van ziekten als SARS en vogelgriep wordt
gecentraliseerd. Dat staat hier los van.
Gemeenten zijn zo belangrijke voor de preventie omdat ze mensen kunnen
benaderen in hun directe omgeving: op school, het werk en in de wijk. Op deze
manier kunnen ook de mensen met de grootste gezondheidsproblemen en dat
zijn veelal mensen met een lage sociaal-economische positie bereikt worden.
Ook zijn gemeenten in staat verschillende beleidsterreinen aan elkaar te
verbinden.
Ik noem een voorbeeld: ruimtelijke ordening en verkeersbeleid hebben invloed op
het bewegen van mensen en dus op overgewicht. Zo moeten gemeenten zorgen
voor voldoende speelplaatsen voor kinderen, veilige fietsroute en trapveldjes.
En ook moeten gemeenten zich bewust worden welke invloed een besluit op de
gezondheid kan hebben. Ik ken een gemeente die een rijdende friettent een
vergunning had gegeven om voor scholen te posten! Dat is vanuit
preventieoogpunt de kat op het spek binden.
Ik begrijp dat het opzetten van een goed gezondheids- en preventiebeleid voor
de meeste gemeenten niet gemakkelijk is. Net als op het landelijke niveau staan
op het lokale niveau politici niet te trappelen om hun fiat te geven aan
maatregelen die zich pas jaren later uitbetalen. Politici denken liever aan de korte
termijn. Dat verkoopt beter aan de kiezers. Maar een betere gezondheid realiseer
je nu eenmaal niet van de ene op de andere dag. Daar gaan jaren overheen.
Professionals in zorg en preventie weten dat. Het zou dan ook goed zijn als
bijvoorbeeld GGD-en, vanuit de adviserende rol die ze hebben, er bij het College
van B en W en de gemeenteraad op aandringen een goed preventiebeleid op te
zetten. Zij kunnen lokale politici enorm ondersteunen om dat goed op de agenda
te krijgen.
Overigens zijn er meer mogelijkheden om gemeenten te stimuleren en te
ondersteunen bij het opzetten van een preventiebeleid. Daar zijn goede
voorbeelden van.
Vanmiddag vindt de uitreiking van de stimuleringsprijs Openbare Gezondheids
Zorg plaats. Onder de genomineerden zitten volop aansprekende voorbeelden.
Neem het project Ingeblikt naar school? Nee, bedankt! van de gemeente
Werkendam. Basisschoolleerlingen worden gestimuleerd naar school te lopen of
te fietsen. Niet alleen dringt Werkendam met dit project het autogebruik en de
luchtvervuiling terug, ook bevordert ze de gezondheid van kinderen. Het project
is tot nu toe een groot succes en kan zo door andere gemeenten worden
overgenomen.
Ook de zogenaamde instrumentenkoffer voor gemeentelijk gezondheidsbeleid
van VNG en GGD Nederland is een bron van inspiratie voor gemeenten die met
preventieplannen rondlopen. En de landelijke gezondheidsbevorderende
instellingen vraag ik steeds meer hun aanbod toe te snijden op de lokale
behoeften.
Ik wil er maar mee zeggen: we hoeven niet steeds het wiel opnieuw uit te
vinden. Laten we gebruik maken van de wielen die we al hebben. Er zijn
voorbeelden genoeg ik noemde er net twee die zó kunnen worden gebruikt.
Verder wordt in het kader van het Grote Steden Beleid gewerkt aan een
gezondheids-prestatievergelijking. Daardoor kunnen gemeenten binnenkort zien
op welke gezondheidspunten ze het beter of slechter doen dan andere steden. Ik
hoop dat ook hier een stimulerende werking van uit gaat.
Dames en heren,
Zoals ik aan het begin al zei, is het verbeteren van de gezondheid niet alleen een
kwestie van geld, maar vooral ook een kwestie van mentaliteit en eigen
verantwoordelijkheid. Dat geldt voor de Nederlandse burger, maar óók voor alle
partijen die op dit terrein van de volksgezondheid een rol spelen. Van het
bedrijfsleven tot gemeentebesturen. Iedereen moet vanuit zijn of haar
verantwoordelijkheid aandacht besteden aan het terugdringen van slechte
leefgewoonten en het stimuleren van gezond gedrag.
Ik heb vernomen dat verschillende partijen in de gezondheidssector inmiddels
spreken over hoe ze op lokaal niveau aan de slag kunnen gaan met het
bevorderen van de gezondheid. Zo is de Nederlandse Public Health Federatie
bezig met het oprichten van een platform gezondheid. En de VNG, GGD
Nederland en NIGZ verkennen de mogelijkheden voor een convenant.
Ik juich het toe dat de sector op lokaal niveau zélf initiatieven neemt. Ik hoop
dat dat leidt tot afspraken - onderling en met mij - die gezondheidswinst
opleveren. Daar is het tenslotte allemaal om te doen. Met de nota `Langer
gezond leven' heb ik hiervoor de richting aan gegeven.
In de volgende Volksgezondheid Toekomst Verkenning, in 2006, kunnen we nog
geen resultaten daarvan verwachten. Het is immers lange-termijnwerk. Maar ik
verwacht wel dat we in 2010 resultaten kunnen zien.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport