Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AO7593 Zaaknr: 272908 / H 03.2312
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 14-04-2004
Datum publicatie: 14-04-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
272908 / H 03.2312
14 april 2004
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
DERDE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
VONNIS
i n d e z a a k v a n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s in de hoofdzaak, v e r w e e r s t e r in het incident,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
t e g e n
,
wonende te ,
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r e s in het incident,
procureur mr. M.H. de Vries.
Partijen worden hierna Dexia en genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
In de hoofdzaak en in het incident
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of
proceshandelingen:
- dagvaarding van 19 augustus 2003, met bewijsstukken;
- extract uit de minuten berustende ter griffie van deze rechtbank,
waaruit blijkt dat Dexia ter openbare terechtzitting van 1 oktober
2003 is bevolen bij akte de getuigen te vermelden die zij kan doen
horen ter staving van de gronden van de eis;
- akte bewijsaandraagplicht van Dexia;
- incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met
bewijsstukken;
- conclusie van antwoord in het incident tot verwijzing, met
bewijsstukken;
- verzoek vonnis wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In de hoofdzaak
1.1. Dexia vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te
veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te
betalen EUR 13.023,93, vermeerderd met de wettelijke rente over EUR
11.623,73 vanaf 4 juli 2003 tot de dag der algehele voldoening, met
veroordeling van in de kosten van het geding.
1.2. Dexia stelt hiertoe dat tussen partijen een schriftelijk
vastgelegde "Effectenlease-overeenkomst Triple Effect Maandbetaling"
(hierna: de overeenkomst) heeft gegolden, waarop haar "Bijzondere
Voorwaarden Labouchere Effecten Lease" (hierna: de bijzondere
voorwaarden) van toepassing waren. Dexia heeft, zo stelt zij, uit
hoofde van de overeenkomst nog een bedrag opeisbaar van te
vorderen, met de voldoening waarvan in verzuim is. Dexia
heeft, zo stelt zij verder, terzake buitengerechtelijke kosten
gemaakt.
In het incident
2. verlangt dat de zaak wordt verwezen naar de sector
kanton van deze rechtbank, lokatie Amsterdam. Zij stelt hiertoe dat
het een huurkoopovereenkomst betreft.
3. Dexia voert hiertegen aan dat het geen huurkoopovereenkomst
betreft. Volgens haar is de sector civiel van deze rechtbank bevoegd
de zaak te behandelen en beslissen.
4.1. De rechtbank stelt voorop dat artikel 93 aanhef en onder c
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van
belang, bepaalt dat zaken betreffende een huurkoopovereenkomst,
ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, worden behandeld en
beslist door de kantonrechter. Het gaat in deze bepaling om huurkoop
in de zin van artikel 7A:1576h Burgerlijk Wetboek (BW).
De rechtbank stelt verder voorop dat artikel 71 lid 3 Rv bepaalt dat
de rechter de vraag of verwijzing nodig is, voor zover daarvoor -
zoals in de onderhavige zaak - het onderwerp van het geschil bepalend
is, beoordeelt aan de hand van zijn voorlopig oordeel over het
onderwerp van het geschil.
4.2. De rechtbank stelt voorts voorop dat huurkoop een species is van
koop op afbetaling, en koop op afbetaling een species van koop. De
regels betreffende koop en koop op afbetaling zijn op huurkoop van
toepassing, voor zover hiervan in de artikelen 7A:1576h-1576x BW niet
wordt afgeweken.
4.3.1. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank is het onderwerp
van het geschil van partijen een huurkoopovereenkomst. Hiertoe wordt
het volgende overwogen.
4.3.2. De overeenkomst betreft, naar de rechtbank begrijpt, lease van
aandelen in verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal
effectenverkeer (Wge). Dergelijke aandelen zijn vermogensrechten in de
zin van artikel 3:6 BW. Uit de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW
volgt dat huurkoop betrekking kan hebben op vermogensrechten. Het
verweer van Dexia dat de overeenkomst geen huurkoopovereenkomst is
omdat deze geen lease van zaken, maar van vermogensrechten betreft,
wordt derhalve verworpen.
4.3.3.1. Anders dan Dexia betoogt, voldoet de overeenkomst aan de
essentialia van de huurkoopovereenkomst, althans heeft de overeenkomst
dezelfde strekking, zodat zij - op de voet van artikel 7A:1576h leden
2 en 3 BW - als huurkoop dient te worden aangemerkt. Dit wordt hierna
onder 4.3.3.2 tot en met 4.3.3.4 uitgewerkt. Waar bepalingen uit de
overeenkomst dan wel de bijzondere voorwaarden worden geciteerd, dient
voor "de Bank" te worden gelezen: "Dexia", voor "lessee": " "
en voor "waarden": "aandelen".
4.3.3.2. Dexia heeft zich verbonden de aandelen in eigendom over te
dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de
prijs.
Dit blijkt uit artikel 5 van de overeenkomst: "Zodra lessee al datgene
aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze
lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden
Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en
van rechtswege eigenaar van de waarden geworden".
Het bepaalde in artikel 11, eerste volzin, van de bijzondere
voorwaarden ("Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de
overeenkomst heeft voldaan, zal de Bank de waarden leveren aan lessee,
tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van
de waarden") doet aan het voorgaande niet af. Door voldoening aan al
haar verplichtingen uit de overeenkomst werd , zoals volgt
uit artikel 5 van de overeenkomst, van rechtswege eigenaar van de
aandelen. Daarmee verkreeg zij de voor verkoop (en levering) nodige
beschikkingsbevoegdheid.
4.3.3.3. Dexia heeft zich verder verbonden de aandelen op een zodanig
tijdstip aan af te leveren dat daarna (nog) twee of meer
termijnen verschijnen.
Onder aflevering dient, zoals blijkt uit artikel 7A:1576l lid 1 BW, te
worden verstaan: verschaffing van de macht over het vermogensrecht.
Dit betekent voor aandelen als de onderhavige: verschaffing van het
genot daarvan, zoals is bepaald in artikel 7A:1576m lid 1 BW.
Dat Dexia zich heeft verbonden aan het genot van de
aandelen te verschaffen, blijkt uit de eerste volzin van artikel 3 van
de bijzondere voorwaarden, die bepaalt dat alle baten van de aandelen
toekomen, en uit de tweede volzin van artikel 3 van de
bijzondere voorwaarden, die bepaalt dat Dexia de dividendbaten zo
spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan zal doen
toekomen. Een en ander stemt overeen met het bepaalde in artikel
7A:1576n leden 1 en 2 BW. Gesteld noch gebleken is dat Dexia tot de
onvoorwaardelijke eigendomsoverdracht op enigerlei wijze het genot van
de aandelen heeft behouden.
Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het
tijdstip van de hiervoor onder 4.3.3.2 bedoelde eigendomsoverdracht
onder opschortende voorwaarde.
4.3.3.4. ten slotte heeft zich verbonden de prijs te
betalen in termijnen, waarvan (nog) twee of meer verschijnen nadat de
aandelen aan haar zijn afgeleverd.
Dit blijkt uit artikel 3 van de overeenkomst: "De lease-som bedraagt:
a) een rentetermijn van (...) EUR 113,24 (...). De eerste maandtermijn
dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op
de aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e
van de daaropvolgende maand. b) Een bedrag van (...) EUR 45,38 (...)
op of omstreeks de 35e maand. c) Aan het einde van de
lease-overeenkomst het restant van (...) EUR 19.383,61".
De omstandigheid dat de in artikel 3 onder a van de overeenkomst
bedoelde termijnen rente betreffen, neemt niet weg dat deze termijnen
dienen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld
in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die
is aangegaan om de aandelen te kunnen kopen, en daarmee,
althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de
aandelen. Aan het verweer van Dexia dat het bedrag van EUR 45,38 geen
reële termijn is en meestal pas aan het einde van de looptijd van de
overeenkomst (samen met "het restant") wordt voldaan, kan daarom
worden voorbijgegaan.
4.4. Uit hetgeen hiervoor onder 4.3.3.1 tot en met 4.3.3.4 is
overwogen, vloeit voort dat de zaak dient te worden verwezen naar de
sector kanton van deze rechtbank, lokatie Amsterdam.
4.5. De rechtbank zal een nieuwe roldatum bepalen. De griffier van de
sector kanton plaatst de zaak op de rol. Partijen zijn niet verplicht
bij de sector kanton bij procureur te verschijnen.
4.6. Dexia zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden
veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De rechtbank:
in het incident:
- verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere
behandeling en beslissing naar de sector kanton van deze rechtbank,
lokatie Amsterdam;
- veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak
aan de zijde van begroot op EUR 390,00;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
- bepaalt als nieuwe roldatum de civiele rolzitting van de sector
kanton van deze rechtbank, lokatie Amsterdam, van woensdag 12 mei 2004
te 10.00 uur.
Gewezen door mr. G. de Groot, lid van genoemde kamer, en uitgesproken
ter openbare terechtzitting van 14 april 2004, in tegenwoordigheid van
de griffier.