Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AO7588 Zaaknr: 271667 / H 03.2086 (fw)
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 14-04-2004
Datum publicatie: 14-04-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
271667 / H 03.2086 (fw)
14 april 2004
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
DERDE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
VONNIS
i n d e z a a k v a n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s in de hoofdzaak in conventie, v e r w e e r s t e r in
de hoofdzaak in voorwaarde-lijke reconventie, v e r w e e r s t e r in
het incident,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
t e g e n
,
wonende te ,
g e d a a g d e in de hoofdzaak in conventie, e i s e r e s in de
hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie, e i s e r e s in het
incident,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Partijen worden hierna Dexia en genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
In de hoofdzaak en in het incident
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of
proceshandelingen:
- dagvaarding van 5 augustus 2003, met bewijsstukken;
- extract uit de minuten berustende ter griffie van deze rechtbank,
waaruit blijkt dat Dexia ter openbare terechtzitting van 10 september
2003 is bevolen bij akte de getuigen te ver-melden die zij kan doen
horen ter staving van de gronden van de eis;
- akte bewijsaandraagplicht van Dexia;
- incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens
conclusie van ant-woord tevens eis in voorwaardelijke reconventie, met
bewijsstukken;
- conclusie van antwoord in het incident;
- verzoek vonnis wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In de hoofdzaak in conventie
1.1. Dexia vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te
veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te
betalen EUR 7.421,15, vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96%
per maand, althans de wettelijke rente, over EUR 6.046,33 vanaf 7 juni
2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van
in de kosten van het geding.
1.2. Dexia stelt hiertoe dat tussen partijen een schriftelijk
vastgelegde "Lease-overeenkomst WinstVerDriedubbelaar" heeft gegolden,
waarop haar "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease" van toepassing
waren. Dexia heeft, zo stelt zij, uit hoofde van de overeenkomst nog
een bedrag opeisbaar van te vorderen, met de voldoening
waarvan in ver-zuim is. Dexia heeft, zo stelt zij verder,
terzake buitengerechtelijke kosten gemaakt.
In de hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie
2. vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad, Dexia te veroor-delen tot betaling aan haar tegen behoorlijk
bewijs van kwijting van:
- de totale maandelijkse betalingen die zij aan Dexia heeft gedaan ad
EUR 4.078,44, te ver-meerderen met de daarover verschuldigde
wettelijke rente;
- het eenmalig bedrag van EUR 45,38 dat zij omstreeks de 35e maand aan
Dexia heeft betaald;
- het bedrag dat zij op grond van de conventionele vordering aan Dexia
moet betalen, waar-bij zij een beroep doet op verrekening met het door
haar verschuldigde bedrag;
alles met veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure.
In het incident
3. verlangt dat de zaak in conventie wordt verwezen naar de
sector kanton van deze rechtbank, lokatie Amsterdam. Zij stelt hiertoe
dat het een huurkoopovereenkomst betreft.
4. Dexia voert hiertegen aan dat het geen huurkoopovereenkomst
betreft. Volgens haar is de sector civiel van deze rechtbank bevoegd
de zaak te behandelen en beslissen.
5.1. De rechtbank stelt voorop dat artikel 93 aanhef en onder c
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van
belang, bepaalt dat zaken betreffende een huur-koopovereenkomst,
ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, worden behandeld en
beslist door de kantonrechter. Het gaat in deze bepaling om huurkoop
in de zin van artikel 7A:1576h Burgerlijk Wetboek (BW).
De rechtbank stelt verder voorop dat artikel 71 lid 3 Rv bepaalt dat
de rechter de vraag of verwijzing nodig is, voor zover daarvoor -
zoals in de onderhavige zaak - het onderwerp van het geschil bepalend
is, beoordeelt aan de hand van zijn voorlopig oordeel over het
onderwerp van het geschil.
5.2. De rechtbank stelt voorts voorop dat huurkoop een species is van
koop op afbetaling, en koop op afbetaling een species van koop. De
regels betreffende koop en koop op afbetaling zijn op huurkoop van
toepassing, voor zover hiervan in de artikelen 7A:1576h-1576x BW niet
wordt afgeweken.
5.3.1. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank is het onderwerp
van het geschil van par-tijen in conventie een huurkoopovereenkomst.
Hiertoe wordt het volgende overwogen.
5.3.2. De "Lease-overeenkomst WinstVerDriedubbelaar" (hierna: de
overeenkomst) betreft, naar de rechtbank begrijpt, lease van aandelen
in verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer (Wge).
Dergelijke aandelen zijn vermogensrechten in de zin van artikel 3:6
BW. Uit de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW volgt dat huurkoop
betrekking kan hebben op vermogensrechten. Het verweer van Dexia dat
de overeenkomst geen huurkoopovereenkomst is omdat deze geen lease van
zaken, maar van vermogensrechten betreft, wordt derhalve ver-worpen.
5.3.3.1. Anders dan Dexia betoogt, voldoet de overeenkomst aan de
essentialia van de huur-koopovereenkomst, althans heeft de
overeenkomst dezelfde strekking, zodat zij - op de voet van artikel
7A:1576h leden 2 en 3 BW - als huurkoop dient te worden aangemerkt.
Dit wordt hierna onder 5.3.3.2 tot en met 5.3.3.4 uitgewerkt. Waar
bepalingen uit de overeenkomst dan wel de "Bijzondere Voorwaarden
Effecten Lease" (hierna: de bijzondere voorwaarden) wor-den geciteerd,
dient voor "Bank Labouchere" en voor "Legio-Lease" te worden gelezen:
"Dexia", voor "lessee": " " en voor "waarden": "aandelen".
5.3.3.2. Dexia heeft zich verbonden de aandelen in eigendom over te
dragen onder de op-schortende voorwaarde van algehele betaling van de
prijs.
Dit blijkt in de eerste plaats uit artikel 5 van de overeenkomst:
"Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar
krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij beho-rende Bijzondere
Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee
auto-matisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden".
Dit blijkt verder uit artikel 2 van de bijzondere voorwaarden:
"Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden
op lessee overgaat door vervulling van de op-schortende voorwaarde dat
lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft
voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege
eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde
waarden voorwaardelijk overgedra-gen aan lessee en wel onder de
opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit
hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke
overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na
verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden
bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig
arti-kel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit
artikel omschreven verbinte-nis tot voorwaardelijke overdracht".
Het bepaalde in artikel 10, eerste volzin, van de bijzondere
voorwaarden ("Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de
overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee wor-den
uitgeleverd, tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan
de verkoop van de waarden") doet aan het voorgaande niet af. Door
voldoening aan al haar verplichtingen uit de overeenkomst werd
, zoals volgt uit artikel 5 van de overeenkomst en artikel 2
van de bijzondere voorwaarden, van rechtswege eigenaar van de
aandelen. Daarmee verkreeg zij de voor verkoop (en levering) nodige
beschikkingsbevoegdheid.
5.3.3.3. Dexia heeft zich verder verbonden de aandelen op een zodanig
tijdstip aan af te leveren dat daarna (nog) twee of meer
termijnen verschijnen.
Onder aflevering dient, zoals blijkt uit artikel 7A:1576l lid 1 BW, te
worden verstaan: ver-schaffing van de macht over het vermogensrecht.
Dit betekent voor aandelen als de onderha-vige: verschaffing van het
genot daarvan, zoals is bepaald in artikel 7A:1576m lid 1 BW.
Dat Dexia zich heeft verbonden aan het genot van de
aandelen te verschaffen, blijkt uit de eerste volzin van artikel 3 van
de bijzondere voorwaarden, die bepaalt dat alle baten van de aandelen
toekomen, en uit de tweede volzin van artikel 3 van de
bijzondere voor-waarden, die bepaalt dat Dexia de dividendbaten zo
spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan zal doen
toekomen. Een en ander stemt overeen met het bepaalde in arti-kel
7A:1576n leden 1 en 2 BW. Gesteld noch gebleken is dat Dexia tot de
onvoorwaardelijke eigendomsoverdracht op enigerlei wijze het genot van
de aandelen heeft behouden.
Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het
tijdstip van de hiervoor on-der 5.3.3.2 bedoelde eigendomsoverdracht
onder opschortende voorwaarde.
5.3.3.4. ten slotte heeft zich verbonden de prijs te
betalen in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen nadat de
aandelen aan haar zijn afgeleverd.
Dit blijkt uit artikel 3 van de overeenkomst: "De lease-som bedraagt:
a. Het totaal van 36 ge-lijke maandtermijnen van (...) f 249,66 (EUR
113,29) (...). De eerste maandtermijn dient te wor-den voldaan op of
omstreeks de 1e van de maand volgend op de eerste aankoopdag van de
waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e dag van de
daaropvolgende maand. b. Een bedrag van f 100,- (...) op of omstreeks
de 35e maand. c. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant
van (...) f 42.736,02 (19.392,76)".
Ook indien, zoals Dexia aanvoert, de 36 maandtermijnen rente
betreffen, dienen deze termij-nen te worden aangemerkt als termijnen
van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om
de prijs van de lening die is aangegaan om de aandelen te
kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een
onderdeel van de prijs van de aan-delen. Het verweer van Dexia dat het
bedrag van f 100,00 geen reële termijn is en meestal pas aan het einde
van de looptijd van de overeenkomst (samen met "het restant") wordt
voldaan, laat zich niet verenigen met de tekst aan de voet van de door
haar als produktie 4 bij de dag-vaarding in het geding gebrachte
eindafrekening ("De hoofdsom is het bedrag waarvoor de aandelen voor
uw contract zijn aangekocht. In verband met artikel 1576 van Boek 7A
van het Burgerlijk Wetboek deelt Legio (lees: Dexia; rechtbank) deze
hoofdsom in tweeën: in een 'restant' hoofdsom en een 'eerste
aflossingstermijn' van EUR 45,38") en wordt daarom verwor-pen.
5.4. Uit hetgeen hiervoor onder 5.3.3.1 tot en met 5.3.3.4 is
overwogen, vloeit voort dat de zaak in conventie dient te worden
verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank, lokatie Amsterdam.
Hetzelfde geldt voor de zaak in voorwaardelijke reconventie, nu de
samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zich
tegen afzonderlijke behandeling verzet.
5.5. De rechtbank zal een nieuwe roldatum bepalen. De griffier van de
sector kanton plaatst de zaak op de rol. Partijen zijn niet verplicht
bij de sector kanton bij procureur te verschijnen.
5.6. Dexia zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden
veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De rechtbank:
in het incident:
- verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere
behandeling en beslis-sing naar de sector kanton van deze rechtbank,
lokatie Amsterdam;
- veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak
aan de zijde van begroot op EUR 390,00;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
- bepaalt als nieuwe roldatum de civiele rolzitting van de sector
kanton van deze rechtbank, lokatie Amsterdam, van woensdag 12 mei 2004
te 10.00 uur.
Gewezen door mr. G. de Groot, lid van genoemde kamer, en uitgesproken
ter openbare te-rechtzitting van 14 april 2004, in tegenwoordigheid
van de griffier.