Aan:
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
's-Gravenhage
I.a.a.:
de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 22
's-Gravenhage
Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum
DAM/GO-208/04 13 april 2004
Ingevolge het verzoek van uw Kamer d.d. 6 april jl. informeren wij u hierbij over de algemene situatie in Irak, de gevolgen hiervan voor overdracht van de macht aan de nieuwe Iraakse regering op 30 juni as. en de gevolgen hiervan voor de veiligheid van de Nederlandse troepen in de Iraakse provincie al-Muthanna.
Algemene situatie-
Recente ontwikkelingen-
In de zogenaamde "soenni driehoek" zijn op 1 april in Fallujah vier Amerikaanse burgers, die in Irak wederopbouwactiviteiten verrichtten, bij een aanslag om het leven gekomen. De door de Coalitietroepen opgezette militaire operatie om de daders van deze aanslagen te identificeren en te arresteren, is op veel verzet van de soennitische bevolking gestuit. Hierdoor hebben sinds 4 april in Fallujah gevechten tussen Amerikaanse troepen en Iraakse opstandelingen plaatsgevonden waarbij een nog
onbekend aantal slachtoffers is gevallen, onder zowel de Irakezen als Coalitietroepen. Sinds 9 april is herhaaldelijk een wapenstilstand uitgeroepen om gesprekken tussen Iraakse rebellen en Iraakse bemiddelaars uit IGC-kring mogelijk te maken, die zouden moeten leiden tot het herstel van een stabiele situatie in de stad.
In de afgelopen week organiseerden aanhangers van de Shi'iet Muqtada al-Sadr in verschillende steden demonstraties, die in sommige gevallen uitmondden in gewelddadigheden met doden en gewonden onder zowel de Iraakse bevolking als de Coalitietroepen. De zwaarste incidenten waren in Bagdad, Fallujah, Najaf, Nasiriyah en Amarah en vonden plaats tijdens het Shi'ietische religieuze feest Arbayin dat 40 dagen na het Ashoera feest wordt gevierd. De directe aanleiding voor deze geweldsexplosie was de
onverwachte arrestatie van Mustafa Yaqubi op zaterdag 3 april door eenheden van de Verenigde Staten (VS). Yaqubi is een van de naaste medewerkers van Muqtada al-Sadr. Tegen hem (en Muqtada al-Sadr) loopt al langere tijd een arrestatiebevel wegens vermeende betrokkenheid bij de moord op de shi'ietische geestelijke al-Khoei in april 2003. De spanningen tussen de Coalitie en de Sadr-beweging waren in de laatste week al gestegen door het verschijningsverbod voor 60 dagen dat de Coalitie aan een
krant van deze partij had opgelegd wegens opruiend taalgebruik.
Op basis van dit - Iraakse - aanhoudingsbevel zijn de Verenigde Staten voornemens al-Sadr te arresteren. Voorts wil de VS de door al-Sadr opgezette Mahdi militie (zie hieronder) ontmantelen. Het optreden van de Coalitietroepen past binnen het streven van de Coalitie de stabiliteit in Irak te waarborgen en wordt derhalve door de regering gesteund. Op 8 april heeft de Amerikaanse opperbevelhebber in Irak, General Sanchez, aangekondigd dat de Coalitie de Mahdi militie op een "robuuste wijze" zal
aanpakken. De Amerikaanse minister van Defensie Rumsfeld heeft niet uitgesloten dat sommige Amerikaanse troepen langer in Irak zullen blijven dan oorspronkelijk gepland.
De huidige situatie, waarvan op dit moment moeilijk is te voorspellen hoe zij zich verder zal ontwikkelen, is zorgwekkend en geeft reden tot extra waakzaamheid. Op 10 april is het uitgezonden personeel van de Ambassade te Bagdad tijdelijk teruggetrokken.
Bijzonder zorgwekkend is de inzet van het instrument van de gijzeling in Irak voor zover bekend door kleine splintergroepen, teneinde met deze vorm van chantage de terugtrekking van Coalitietroepen te bespoedigen. De meeste Iraakse politieke en religieuze leiders hebben deze acties veroordeeld en de daders opgeroepen de gegijzelden onmiddellijk vrij te laten.
Muqtada al-Sadr en de Mahdi militie
In de afgelopen maanden is de populariteit van Muqtada al-Sadr onder de bevolking afgenomen en is zijn beweging door de andere shi'ietische partijen aanhoudend genegeerd. Dit leidde tot een gestaag toenemend isolement, dat gekoppeld aan het verbod van de krant en de arrestatie van Yaqubi, al-Sadr kennelijk heeft doen kiezen voor de huidige confrontatie.
CPA-hoofd Bremer noemde de reactie van Muqtada al-Sadr op de arrestatie van zijn medewerker, en diens oproep "de vijand te terroriseren", onaanvaardbaar. De Iraqi Governing Council (IGC) heeft op 5 april een schriftelijke verklaring verspreid, waarin "alle Iraakse facties en alle nationale en religieuze krachten" werden opgeroepen tot kalmte, gehoorzaamheid aan de wet en afzien van geweld. Het gebruik van geweld werd veroordeeld, evenals alle pogingen tot destabilisering van het land. De
prominente shi'ietische geestelijke leider Ali al-Sistani maande de shi'ieten de rust te bewaren en problemen via onderhandelingen op te lossen. Hij veroordeelde het geweld van beide kanten.
Vanuit de grote shi'ietische partijen en onder de belangrijke geestelijke leiders kan Muqtada al-Sadr op weinig steun rekenen, aangezien hij hen van zich heeft vervreemd door zijn eigenzinnige optreden. Zowel de SCIRI als de Da'awa-partij, de belangrijkste shi'ietische organisaties, hebben weinig op met de beweging van Muqtada al-Sadr. Zij beschouwen het destabiliserende optreden van al-Sadr als een obstakel voor het realiseren van hun ambitie om zo snel mogelijk op ordelijke en meer
democratische wijze recht te doen aan de shi'ietische meerderheid binnen het nieuwe Irakese politieke bestel. De politieke en religieuze shi'ietische leiders hebben dan ook in algemene bewoordingen opgeroepen tot kalmte, in de hoop verdere escalatie te voorkomen. Ook de geestelijk leider van al-Sadr, ayatollah al-Ha'iri die in Iran verblijft, heeft in het verleden al meermaals gesteld dat Muqtada al-Sadr zich moet schikken naar de huidige stand van zaken.
De aanhang van al-Sadr is vooral te vinden onder de grote groep van slecht opgeleide en vaak werkloze jongeren. Zij laten zich in mindere mate leiden door de rationele overwegingen van leiders als al-Sistani, maar willen een directe verbetering van hun situatie zoals hen wordt voorgespiegeld door Muqtada al-Sadr. Veel van hen zijn meelopers die door de kleine, aan al-Sadr toegewijde, harde kern van zijn beweging vrij gemakkelijk te mobiliseren zijn voor demonstraties. Het werkelijke gevaar
schuilt in de mogelijkheid dat hij een deel van de gematigde aanhang van SCIRI, Da'awa en al-Sistani kan radicaliseren en overgaan tot gewelddadige activiteiten, indien de toestand verder escaleert (bijvoorbeeld in geval van een bloedige arrestatie van Muqtada al-Sadr). Het momenteel nog immer aanwezige draagvlak onder de shi'ietische bevolking voor een coöperatieve houding tegenover de Coalitie en de stabilisatiemacht SFIR zou hierdoor ernstige schade kunnen lijden.
De Mahdi militie is de militaire tak van de beweging die door Muqtada al-Sadr wordt aangevoerd en is pas opgericht rond de val van het bewind van Saddam Hoessein. De grootte van de Mahdi militie verschilt per locatie. In zijn thuisbasis Kufa, nabij Najaf, zijn er enkele honderden kernleden. In andere steden in het zuiden van Irak zijn er enige tientallen tot enkele honderden toegewijde aanhangers. In Bagdad (in de wijk Sadr-city, voorheen Saddam-City) zijn ook enkele honderden fervente leden.
Naast enkele honderden fanatieke aanhangers van al-Sadr vindt dit "leger" zijn rekruten voornamelijk onder jonge ontevreden shi'ieten.
Er zijn vooralsnog geen concrete aanwijzingen dat anti-coalitie groeperingen, zoals Former Regime Elements (FRE) en buitenlandse strijders, samenwerken met aanhangers van Muqtada al-Sadr in hun anticoalitie activiteiten. Een dergelijke samenwerking op lokaal niveau kan evenwel niet worden uitgesloten. Ook is het mogelijk dat de huidige onrustige situatie in zuid-Irak kan worden uitgebuit door vijandelijke elementen zoals FRE.
Hervorming veiligheidsorganisaties
Voor geheel Irak geldt dat op dit moment ongeveer 75.000 politieagenten werkzaam zijn. Er zijn inmiddels ongeveer 3.500 man gerekruteerd voor het New Iraqi Army. De eerste vier bataljons (2.500 man) zijn operationeel. Het Iraqi Civil Defence Corps bestaat uit ongeveer 25.000 man die o.m. essentiële infrastructuur beschermen, konvooien beschermen, patrouilles uitvoeren en checkpoints opzetten. Inmiddels werken 21 bataljons van de ICDC samen met de multinationale troepenmacht. De Iraakse
Facilities Protection Service bestaat thans uit ongeveer 70.000 bewakers die de essentiële infrastructuur van Irak beschermen, evenals regeringsgebouwen en culturele instellingen en scholen. De Iraakse grenspolitie bestaat uit 7.500 man en de douane uit 2.000. Het 'Coalition Military Assistance Training Team' helpt mee aan de opbouw van de Iraakse kustwacht. Door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen is gebleken in hoeverre deze organisaties reeds op een slagvaardige en toereikende wijze
operationeel zijn. Zo is gebleken dat een deel van de Iraakse politieagenten en soldaten reeds daadwerkelijk operationeel is terwijl een ander deel haar taken niet naar behoren vervult.
In de provincie al-Muthanna verloopt de rekrutering, training en het operationeel stellen van de verschillende Iraakse veiligheidsorganisaties voorspoedig. In totaal zijn al ruim 2700 veiligheidsfunctionarissen opgeleid. Dit betekent niet dat zij reeds volledig operationeel zijn, omdat de onervarenheid en beperkte materiële capaciteit het optreden belemmeren.
Politiek proces-
Ondanks de ontwikkelingen van de afgelopen week wordt onverminderd gestreefd naar de handhaving van de datum van 30 juni voor de overdracht van de bestuursverantwoordelijkheid aan een Iraakse interim regering. Het politieke wederopbouwproces zoals het de afgelopen maanden is uitgewerkt, wordt voortgezet. Er zijn immers in de afgelopen maanden een aantal positieve stappen gezet, zoals de ondertekening van de Transitional Administrative Law (TAL) en het besluit van de secretaris-generaal van de
VN om zijn Speciale Afgezant Brahimi terug te sturen naar Irak (zie hieronder). Onmiddellijk na begin van de demonstraties heeft de Amerikaanse president Bush benadrukt dat de Coalition Provisional Authority (CPA) en de Iraqi Governing Council (IGC) alles in werk zullen stellen om de datum van 30 juni te halen.
Verenigde Naties
Op 17 maart jl. heeft de IGC een brief aan de Secretaris-Generaal van de VN gezonden, waarin de IGC stelt dat de VN een belangrijke rol in Irak dient te vervullen. In de brief verzoekt de IGC de VN om advies en assistentie bij de vorming van de Iraakse interimregering die op 30 juni de bestuursmacht over zal nemen, alsmede bij de voorbereidingen van de directe verkiezingen die in de periode tussen december 2004 en eind januari 2005 zijn gepland. CPA-hoofd Bremer heeft in een brief van dezelfde
datum het verzoek van de IGC ondersteund en de belangrijke rol van de VN onderschreven. Naar aanleiding van deze brieven heeft de Secretaris-Generaal, conform het VN-mandaat uit Veiligheidsresoluties 1483 en 1511, besloten zijn speciale adviseur Brahimi en zijn team, alsmede een verkiezingsteam naar Irak te sturen voor assistentie en advies bij de vorming van een Iraakse interimregering en bij het organiseren van de directe verkiezingen. De Veiligheidsraad heeft in een verklaring van zijn
president het besluit van SG Annan verwelkomd en met kracht ondersteund. Ook het Nederlandse kabinet verwelkomt dit besluit en hoopt dat hiermee een eerste stap is gezet naar de door het Kabinet bepleite centrale rol voor de VN in Irak, zoals overigens in alle contacten met zowel partners als de VN herhaaldelijk is bepleit.
Het verkiezingsteam onder leiding van de directeur van de UN Electoral Assistance Division Carola Perelli is op 20 maart naar Irak afgereisd. Op 4 april zijn Brahimi en zijn team in Irak aangekomen. De heer Brahimi zal consultaties voeren met partijen binnen en buiten de IGC alsmede met verschillende geledingen van de samenleving waaronder non-gouvernementele organisaties, vakbondsleiders en academici. De CPA en de IGC zorgen voor de veiligheid van deze missie.
Onderhandelingen over een nieuwe Veiligheidsraadresolutie zijn in New York nog nauwelijks van start gegaan. Een dergelijke resolutie zal waarschijnlijk een alomvattende resolutie zijn, waarin onder andere de status van de multinationale macht en de rol van de VN in Irak zou worden omschreven. In contacten met de VN, in EU verband en met partners - waaronder gesprekpartners in het Midden-Oosten - dringt Nederland aan op een dergelijke nieuwe resolutie, liefst zo tijdig mogelijk. Ook tijdens ons
bezoek aan Washington van maart jl. hebben wij deze boodschap overgebracht.
Veiligheidsituatie in al-Muthanna-
In de provincie al-Muthanna worden de recente gebeurtenissen met veel aandacht gevolgd door de inwoners. Er zijn aanwijzingen dat al-Sadr zijn machtsbasis in al-Muthanna poogt te versterken, maar hij lijkt daar vooralsnog niet in te slagen. Er is een petitie rondgegaan, waarin geprotesteerd wordt tegen het optreden van de Amerikanen en de coalitietroepen elders in Irak. De situatie in het gebied is relatief rustig en er is vooralsnog geen sprake van een zogenaamde "spill-over" van geweld. De
afgelopen tijd heeft zich een aantal incidenten voorgedaan. Bij een tweetal acties hebben Britse troepen een aantal van criminele en anti-coalitie activiteiten verdachte personen in de omgeving van as-Samawah aangehouden. Nederlandse troepen hebben bij deze actie ondersteuning verleend. Op 1 april hebben Britse en Nederlandse troepen in de omgeving van as-Samawah 21 van anti-coalitieactiviteiten verdachte personen staande gehouden. Deze personen zijn vervolgens door Amerikaanse troepen
gearresteerd. Op 7 april hebben zich in de buurt van het Japanse basiskamp enkele explosies voorgedaan. Er zijn geen gewonden gevallen en er is geen schade aangericht. Op 8 april is het CPA-huis te as-Samawah onder vuur genomen. Dit vuur is beantwoord door Nederlandse troepen. Ook de Iraakse veiligheidsorganisaties waren actief en gaven hiermee invulling aan hun rol zoals die, zeker na de soevereiniteitsoverdracht op 30 juni a.s., gestalte moet krijgen. Op 10 en 11 april hebben eenheden van het
Nederlandse detachement een aantal zware wapens in beslag genomen. De inzittenden van de auto´s zijn gearresteerd en overgedragen aan Britse eenheden.
In al-Muthanna is weinig steun voor al-Sadr en de aanhang die hij heeft, houdt zich rustig. Ongeveer 75 procent van de voornamelijk uit Shi´ieten bestaande bevolking beschouwt Ali al-Sistani als geestelijk leider. De gouverneur van al-Muthanna, al-Hassani (een SCIRI aanhanger) is een krachtige persoonlijkheid die veel gezag heeft over de bevolking. Intensief overleg met de stammen, die een intensieve sociale controle uitoefenen, draagt bij aan een stabiele situatie.
De Nederlandse kampementen in Irak zijn goed beschermd, onder andere door middel van aarden wallen en prikkeldraadversperringen. Er zijn beschermde onderkomens voor het personeel en er is een permanente toegangscontrole. De geïsoleerde ligging van de kampementen draagt bij aan de veiligheid. Het CMOC-huis (Civil-Military Operations Centre) in de bebouwde kom van as-Samawah is beschermd door een verstevigde muur en er zijn infrastructurele maatregelen genomen waardoor het complex minder
kwetsbaar is voor aanslagen met autobommen en beschietingen. Nederlands personeel dat werkzaam is op de vliegbasis Tallil, bij de multinationale divisies te Basrah en al-Hillah, op het coalitiehoofdkwartier te Bagdad en bij het contingentscommando te Shaibah wordt beschermd door de daar aanwezige coalitietroepen.
De veiligheidsmaatregelen die het Nederlandse detachement treft, zijn steeds afgestemd op de veiligheidssituatie. Thans is de "alert state" verhoogd naar aanleiding van de gebeurtenissen in andere Iraakse provincies, buiten het Nederlandse gebied, en zijn extra veiligheidsmaatregelen genomen. Dit betreft onder andere het direct beschikbaar hebben van een helm, de wijze van bewapening, een minimaal aantal voertuigen per colonne en een minimum aantal militairen per voertuig. De normale
werkzaamheden, het opleiden en coachen van Irakees veiligheidspersoneel en het uitvoeren van Cimic-projecten, worden uitgevoerd. Om het directe contact met de bevolking te behouden is het aantal patrouilles verhoogd waarbij een houding wordt nagestreefd die vertrouwen wekt.
De informatiepositie die Nederlandse militairen mede dankzij hun houding hebben, is goed en draagt bij aan hun veiligheid. Informatie over de veiligheidssituatie in al-Muthanna wordt dan ook voor een belangrijk deel verkregen uit contacten met de lokale bevolking, die de Nederlandse militairen tijdens patrouilles aanspreekt. De Nederlandse militairen zoeken zelf ook contact met de bevolking. De acceptatie en het vertrouwen van de bevolking in de militairen blijkt uit het feit dat de bevolking
meerdere malen informatie over vijandige of verdachte personen en situaties heeft verstrekt.
Actueel inzicht in de risico´s voor de Nederlandse eenheden is een voortdurend punt van aandacht. De bataljonscommandant heeft naast "human intelligence" ook technische middelen zoals nachtzichtapparatuur en verbindingsmiddelen tot zijn beschikking. Daarnaast kan hij een beroep doen op de middelen van de door het Verenigd Koninkrijk geleide divisie. De inzet van verkenningsvliegtuigen of helikopters levert geen substantiële bijdrage aan informatie over de dreiging van individuen of kleine
groepen met een anti-coalitie houding. Er wordt voortdurend, in overleg met de commandant te velde en de divisiecommandant, bezien of de aanwezige middelen passen bij de veiligheidssituatie en of aanpassingen dienen plaats te vinden. Op dit moment is daar nog geen aanleiding toe.
Tussen de commandant van het Nederlandse detachement en de Gouverneur van al-Muthanna is afgesproken dat bij ongeregeldheden in eerste instantie de Iraakse veiligheidsorganisaties de situatie onder controle zullen brengen. Nederlandse eenheden zullen slechts op de achtergrond aanwezig zijn. Indien de situatie de lokale autoriteiten boven het hoofd zou dreigen te groeien, zullen Nederlandse eenheden ingrijpen. Bij demonstraties op 7 april jl. heeft dit concept tot volle tevredenheid gewerkt en
hebben de Nederlandse troepen niet in hoeven in te grijpen.
De minister van Buitenlandse Zaken De minister van Defensie
Mr. B.R. BotH. G. J. Kamp
===