ChristenUnie


Bijdrage debat terrorisme Dinsdag 13 April 2004 - 16:50

Alleen uitgesproken tekst geldt

Door: André Rouvoet

Wat zal na 11 september en 11 maart de volgende datum zijn die tot in lengte van jaren in ons individuele en collectieve geheugen gegrift zal blijven? Die gedachte besprong mij toen ik in de dagen na de vreselijke terreuraanslagen in Madrid de reacties las enkele Al-Qaeda-aanhangers. De uitslag van de Spaanse verkiezingen en de onmiddellijke beslissing van Zapatero om de Spaanse troepen uit Irak terug te trekken werden triomfantelijk als successen geïncasseerd: De aanslagen zijn een overwinning voor ons. Dit is een stimulans om door te gaan. Om het koud van om het hart te krijgen. In de afgelopen maand zijn we geconfronteerd met o.a. nieuwe dreigingen richting Spanje, verijdelde bomaanslagen op de Franse spoorwegen, een aantal gelukkig vals gebleken - bommeldingen in ons eigen land, berichten over een verijdelde terreuraanslag in Engeland, bedreiging en intimidatie door een zich het Hongaarse Al-Qaeda Commando noemende terreurorganisatie tegen de Hongaarse militairen in Irak en hun familie en de gijzelingsacties in Irak zelf. In Spanje, Frankrijk, in Hongarije, in de Verenigde Staten en ook in ons eigen land staan we voor de indringende vraag wat ons antwoord op al deze terreurdreiging moet zijn. We móeten alles doen wat in ons vermogen ligt om een nieuwe datum na 11 september en 11 maart te voorkomen.
Laat ik meteen zeggen dat de ChristenUnie het in elk geval eens is met wat in de brief die vandaag op de agenda staat als opvatting van de Amerikaanse president Bush wordt weergegeven, namelijk dat alleen vastberadenheid tot resultaten kan leiden en dat toegeven slechts zal leiden tot meer terreur. Ik zeg dat niet gemakkelijk. Zon positiekeuze is niet goedkoop, maar verplichtend. Let wel: geen automatismen, ook niet ten aanzien van bijv. de Nederlandse aanwezigheid in Irak, maar wel verplichtend, namelijk om de gevolgen van onze keuzes voor de wereldwijde terreurdreiging en daarmee voor de wereldvrede zwaar te laten meewegen.

Bij het bepalen van ons antwoord is essentieel dat we te maken hebben met een geheel nieuw soort terrorisme, wat genoemd wordt het catastrofaal terrorisme, dat veelal religieus gemotiveerd is, als belangrijkste doel heeft het vernietigen van de (westerse) vijand en daartoe zoveel mogelijk slachtoffers tracht te maken. Ik wijs op de verbinding met de jihad in de islam, waar religieus extremisme, bereidheid tot het plegen van geweld en terreur en het actief werven van strijders onder gelovigen samenkomen en een explosief mengsel vormen, ook en steeds meer in onze westerse samenlevingen. Bij deze vorm van terrorisme, dat ook nog eens in hoge mate een netwerk-karakter draagt, past een strategie van het uitkiezen van willekeurige burgerdoelwitten soft targets- en dat maakt een adequaat beleid zo verschrikkelijk moeilijk en het verschijnsel relatief ongrijpbaar. Toch staan we voor die taak.

De ChristenUnie heeft veel waardering voor datgene wat van de kant van de Nederlandse regering uiteraard binnen allerlei internationale verbanden als de VN, EU, NAVO, OVSE en de Raad van Europa - in gang is gezet na 11 september 2001. En al zeggen de Ministers in hun brief dat terrorismebestrijding per definitie een kwestie is van internationale samenwerking, helder is dat ook nationaal bezien moet worden waar en in hoeverre aanpassing van beleid noodzakelijk is. Daar komt bij dat Nederland als toekomstig EU-voorzitter een belangrijke voortrekkersrol op dit terrein zal innemen. Overigens: als de regering stelt dat Nederland steeds een pro-actieve houding heeft aangenomen waar het gaat om de internationale samenwerking, past wel de kritische kanttekening dat het streven naar het overeind houden van het coffeeshopbeleid zacht gezegd niet bepaald behulpzaam is geweest bij het voortvarend maken van afspraken over een Europees arrestatiebevel

In de brief wordt beschreven dat er aandacht is voor de beveiliging van soft targets. Daags na 11 maart hebben woordvoerders van de Ministeries al aangegeven dat Nederlandse bus en treinstations extra onderzocht werden. De afgelopen weken werden herhaalde malen treinlijnen stilgelegd en stations ontruimd na gelukkig maar valse bommeldingen. Juist hierover ontstaat veel commotie. De gebeurtenissen laten zien dat mensen alert zijn, maar ook angstig omdat duidelijk is dat Nederland ook een mogelijk doel kan zijn voor terroristen. Deze alertheid geeft ook overlast (naast de toename van de kosten voor de NS), maar zoals de NS-vraagbaak stelt na weer een bommelding: het zal wel weer niks zijn, maar het gaat toch om mensenlevens. De NS gaat in deze gevallen af op de beslissingen van de politie. En dus hebben de verantwoordelijke Ministers er ook wat over te zeggen. Om die reden vraag ik hen een reactie om de stelling van een terrorismedeskundige van Instituut Clingendael die van mening is dat grappenmakers nu veel te veel ruimte krijgen en dat de alertheid wordt uitgehold, juist doordat elke melding serieus lijkt te worden genomen.

Naast de interne aandacht voor de bestrijding van terrorisme is er ook een externe component. Conflicthaarden en instabiele regeringen in (ontwikkelings)landen verdienen ook vanuit terrorismebestrijding aandacht. Het blijft dus belangrijk dat de strijd tegen het terrorisme een belangrijk element in het buitenlandse beleid van Nederland blijft vormen. Over de verlenging van de Nederlandse missie in Irak komen we morgenavond te spreken o.a. n.a.v. een aangepaste veiligheidsanalyse.

Tijdens de Europese Top van eind vorige maand hebben de regeringsleiders allerlei beslissingen genomen op het terrein van terrorismebestrijding. Dit betreft ook de uitwisseling van persoonlijke informatie, zoals vingerafdrukken, dna en visa-gegevens. Begrijp ik het goed dat de Europese Commissie met voorstellen moet komen en dus dat de nationale lidstaten tot die tijd niets ondernemen? Er is natuurlijk al veel gedaan in Nederland, in het kader van het actieplan Terrorismebestrijding. Denk aan het project Bescherming vitale infrastructuur. Nu is bij de bestrijding van terrorisme regie en coördinatie van het beleid erg belangrijk. Het ontbreken ervan werd al gesignaleerd in het rapport van Rand-Europe. De Minister van Justitie is verantwoordelijk voor de coördinatie van de bestrijding van terrorisme. Hij wordt daarin ondersteund door het Gezamenlijk Comité Terrorismebestrijding. In hoeverre is dat Comité te beschouwen als een soort Nationale Veiligheidsraad? En hoe staat het nu met de coördinatie en afstemmingen tussen de betrokken overheidsdiensten?

Zien de maatregelen overigens ook op andere verschijningsvormen van terrorisme dan bommeldingen en aanslagen? Ik denk aan bioterrorisme, bijv. gericht op de voedselketen e.d.
Uit de brief van de Ministers blijkt dat nog veel concreet moet worden ingevuld. Daarover een aantal vragen.
Zo lees ik dat veel maatregelen zijn afgerond, dan wel structureel belegd (p.4). Dat betekent naar ik aanneem dat ze in behandeling zijn, maar nog niet zijn afgerond. Hoe staat het er dan mee? Wanneer kunnen we de resultaten vernemen?
Overigens las ik ook dat de mogelijkheden tot versterking van de strategie van het tegenhouden worden onderzocht; ik wilde daar nu verder maar niets over zeggen, maar leg er wel even de vinger bij.

Voor de alertering van mogelijk gevaar wordt Nederland via kleurcodes gewaarschuwd. Deze kleuren moeten de burger duidelijk maken welke staat van alertheid geboden is. Het zal nog een hele klus zijn om de betekenis van de verandering van de kleurcode over te dragen. Maar ik ben vooral geïnteresseerd in de ervaringen in andere EU-lidstaten met dergelijke systemen.

Ondanks de waardering voor datgene wat tot nu toe is gedaan op het terrein van terrorismebestrijding, zijn over de effectiviteit daarvan nog wel vragen te stellen. Want wat zegt de constatering dat mogelijke wettelijke belemmeringen op korte termijn moeten worden blootgelegd? Zijn die wettelijke belemmeringen dan nog niet bekend? Waar / wat is er dan toch de afgelopen 2 ½ jaar verkeerd gegaan?

Dan de aankondiging dat de inlichtingendiensten en hun ketenpartners meer menskracht en middelen krijgen. Natuurlijk zie ik het belang van een adequate toerusting van de diensten in, maar ik zou wel graag eerst willen weten of er een analyse is gemaakt van de effecten van de forse uitbreiding die de diensten na 11 september hebben gekregen. Over het werk van de inlichtingendiensten schrijven de Ministers dat dit zich niet meer kan beperken tot bepaalde groepen, organisaties en daders (p.7). Wat betekent dit concreet voor hun werkwijze? Verder zou ik graag een concrete utiwerking krijgen van de aankondiging (p.8) dat het kabinet desnoods vooruitlopend op Europese ontwikkelingen zal investeren in de versterking van de informatiepositie op het gebied van terrorismebestrijding.

Volgens de brief is de beveiliging van de ambassades op het benodigde niveau. Toch heeft de burgemeester van Den Haag eind 2003 een brandbrief heeft gestuurd naar de Minister van Binnenlandse Zaken. Hij roept daarin op om de veiligheidsmaatregelen rond ambassades nog eens specifiek te onderzoeken en te vergelijken met die in andere Europese steden. Burgemeester Deetman hoopt dat dit leidt tot een verscherping van de veiligheidsmaatregelen. Is dat het vergelijkend onderzoek waarnaar in de brief wordt verwezen? Wanneer wordt dit onderzoek afgerond? Op basis waarvan wordt geconcludeerd dat maatregelen in Nederland niet of nauwelijks afwijken met landen om ons heen? Is er reden tot extra maatregelen rond de in Nederland gevestigde ambassades? En zo ja, in hoeverre geldt dit ook voor Den Haag als zetel voor diverse internationale organisaties?
---