revitalisering Barcelona-proces
Kamerbrief inzake revitalisering Barcelona-proces
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
13 april 2004
Behandeld
Ronald Wormgoor
Kenmerk
DIE 92/04
Telefoon
070-3484869
Blad
1/7
Fax
070-3486381
Bijlage(n)
1
Betreft
Motie Koenders c.s. 29200 V, nr.33 inzake revitaliseren
Barcelona-proces
Graag reageer ik hierbij, mede namens de staatssecretaris voor
Europese Zaken, op de motie Koenders c.s. (29200 V, nr.33) inzake het
revitaliseren van het Barcelona-proces. De Nederlandse regering is
voorstander van revitalisering van het Barcelona-proces en heeft de
motie dan ook gekwalificeerd als ondersteuning van haar beleid.
Daarbij wordt onder revitalisering verstaan het intensiever gebruik
maken van bestaande structuren en middelen en, waar nodig, het nemen
van nieuwe initiatieven om de doelstellingen van het Barcelona-proces
te realiseren. In deze brief zal ik, voor zover mogelijk, de plannen
uiteenzetten voor het Nederlandse voorzitterschap in de tweede helft
van 2004 en daarbij aangeven op welke wijze vorm zal worden gegeven
aan de revitalisering van het Barcelona-proces.
Inleiding
De regering is van mening dat het Barcelona-proces effectiever
gebruikt kan worden om de dialoog over hervorming en democratisering
van de regio te stimuleren. Veel instrumenten daarvoor zijn reeds
aanwezig, maar deze zullen beter moeten worden benut en waar nodig
zullen nieuwe initiatieven moeten worden genomen. De ervaring met het
Barcelona-proces leert dat op veel deelterreinen slechts langzaam
vooruitgang kan worden geboekt. De belangrijkste reden hiervoor is dat
besluiten op basis van consensus worden genomen, waardoor enkele
lidstaten de besluitvorming kunnen dwarsbomen. Naast het multilaterale
Barcelona-proces beschikt de EU over een uitgebreid bilateraal
instrumentarium in de Mediterrane regio, zoals de associatie akkoorden
en, sinds kort, het Europees Nabuurschapsbeleid, waarmee aanzienlijk
meer vooruitgang kan worden geboekt.
Belangrijke onderwerpen voor de Mediterrane regio, waarop de
Nederlandse inzet zich richt, zijn de mensenrechtensituatie,
terrorismebestrijding, economische ontwikkeling, beheersen van
migrantenstromen en intensivering van de dialoog der culturen. Deze
onderwerpen zullen in deze brief apart worden behandeld. Er zal zo
goed mogelijk gebruik worden gemaakt van de bestaande multilaterale en
bilaterale instrumenten van de Europese Unie voor de regio, waaronder
het Barcelona-proces. Het is van belang daarbij een gebalanceerde
benadering te kiezen, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij
initiatieven en verlangens van de Mediterrane partnerlanden. De EU
moet bereid zijn om in ruil voor duidelijke progressie op het gebied
van politieke, institutionele en economische hervormingen in de
partnerlanden met aansprekende prikkels en stimulansen over de brug te
komen.
Om het belang dat de regering hecht aan het Barcelona-proces te
onderstrepen is besloten een Euro-Mediterrane Conferentie van
Ministers van Buitenlandse Zaken te organiseren tijdens het Nederlands
voorzitterschap. Onderzocht wordt of het mogelijk is om deze
Conferentie voor het eerst in een land aan de zuidoever van de
Middellandse Zee te doen plaatsvinden. Ter voorbereiding van de
Conferentie zal de Nederlandse Ambassadeur in Algemene Dienst in zijn
hoedanigheid van Ambassadeur voor de Euro-Mediterrane Samenwerking een
aantal partnerlanden bezoeken.
Het Ierse voorzitterschap is begonnen met de discussie over
institutionele aanpassingen in het Barcelona-proces. Nederland zal de
discussie over verbetering van de werkmethoden van de verschillende
overlegorganen binnen het Barcelona-proces en hun onderlinge
coördinatie voortzetten en concretiseren.
Regionale ontwikkelingen
Op dit moment zijn in de EU en de VS discussies gaande over
intensivering van de relaties met de landen in het bredere
Midden-Oosten, waarbij de noodzaak van meer politieke en economische
hervormingen in deze landen centraal staat. Het ligt in de verwachting
dat de uitkomst van deze discussies mede richting zal geven aan het
bestaande EU-instrumentarium voor de regio, waaronder het
Barcelona-proces. De noodzaak van hervormingen wordt ook in de regio
zelf onderkend, zo hebben onder meer de UNDP Arab Development Reports
2002 en 2003 aangetoond. Ook recente regionale initiatieven zoals de
Sana'a Verklaring wijzen hierop. De Nederlandse regering is positief
over het politieke momentum dat op dit moment bestaat voor de bredere
Midden-Oosten regio en zal dit zo goed mogelijk gebruiken om het
Barcelona-proces te revitaliseren. De Kamer zal in een later stadium
nader worden geïnformeerd over de ontwikkelingen op dit gebied.
Uit regionale fora, zoals het Vijf-plus-Vijf overleg (van vijf
zuidelijke EU-landen, Frankrijk, Spanje, Italië, Portugal en Malta en
vijf Mediterrane landen Algerije, Libië, Mauritanië, Marokko, Tunesië)
en het Mediterrane Forum (Algerije, Egypte, Frankrijk, Griekenland,
Italië, Malta, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië en Turkije) komen
met enige regelmaat met gezamenlijke politieke verklaringen. Deze
bevatten soms nuttige ideeën voor verdere samenwerking in het
Barcelona-proces, dat als enige van deze fora over de concrete
middelen en instrumenten beschikt om hieraan uitvoering te geven.
Tijdens de formele Euro-Mediterrane Ministeriële Conferentie in Napels
in december 2003 (Barcelona VI) is, geïnspireerd door het
Vijf-plus-Vijf overleg, besloten om meer aandacht te schenken aan
sub-regionale integratie. Hierbij werd onder andere gedacht aan
EU-initiatieven gericht op de Maghreb-landen. Door meer ruimte te
bieden aan sub-regionale initiatieven kan geprobeerd worden de
dynamiek in het Barcelona-proces te vergroten, omdat het dan niet
nodig is om tussen alle landen overeenstemming te bereiken. Wel
streeft Nederland ernaar dat dergelijke initiatieven in principe open
staan voor alle deelnemers aan de Euro-Mediterrane Samenwerking.
Nederland zal nauw contact onderhouden met de Europese en Mediterrane
partners van de Vijf-plus-Vijf groep om te bezien welke ideeën zich
lenen voor overname in het Barcelona-proces. Dit samenwerkingsverband
staat overigens niet open voor andere landen. Het biedt dus voor de
overige EU-landen, waaronder Nederland, geen concrete mogelijkheden
voor samenwerking.
Mensenrechten
De Nederlandse regering is van mening dat onvoldoende vooruitgang
wordt geboekt op het gebied van mensenrechten en democratisering in
een aantal partnerlanden. Daarom pleit Nederland al enige tijd in
Europees verband voor de oprichting van speciale werkgroepen over
mensenrechten en democratisering onder de associatieverdragen, waarin
- in aanvulling op bespreking op politiek niveau in de associatieraden
- op systematische wijze behandeling van en rapportage over deze
onderwerpen plaats kan vinden. De Europese Commissie heeft in de
Mededeling "De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de
betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden" (COM(2003)
104 def, 11/03/2003) en de Mededeling "Een nieuwe impuls voor
mensenrechten en democratisering met Mediterrane partners" (COM(2003)
294 def, 21/05/2003) voorstellen gedaan om de bestaande afspraken op
het gebied van mensenrechten nadrukkelijker te operationaliseren. De
regering heeft in EU-verband haar steun uitgesproken voor een aantal
voorstellen in deze Mededelingen, die betrekking hebben op de
samenwerking op het gebied van mensenrechten en democratisering. Met
name de voorgestelde combinatie van het oprichten van werkgroepen over
mensenrechten en democratisering onder de associatieverdragen, het
overeenkomen van nationale actieplannen en het in enige mate koppelen
van prestaties op deze gebieden aan het beschikbaar stellen van extra
EU-financiering voor de betreffende landen zal volgens de regering
leiden tot een effectievere dialoog en samenwerking met deze landen.
Het biedt bovendien de mogelijkheid om in Europees verband periodieke
rapportages over verbetering of verslechtering van de situatie tot
stand te brengen. Nederland streeft er in EU-verband naar om deze
voorstellen onverkort uit te voeren. Dit zal zich concentreren rond de
opstelling van de nationale actieplannen in het kader van het Europese
Nabuurschapsbeleid (voorheen: "Wijder Europa"), die het komende
halfjaar door de Europese Commissie aan de Raad zullen worden
gepresenteerd. Ten aanzien van de landen waarmee in eerste instantie
nog geen nationale actieplannen zullen worden opgesteld, zal de EU
moeten inzetten op realisering van bovengenoemde voorstellen voor de
deelterreinen mensenrechten en democratisering.
Terwijl de samenwerking op basis van de associatie-akkoorden en de
nationale actieplannen zich vooral richt op de bilaterale EU-relaties
met de partnerlanden, streeft Nederland in het kader van het
multilaterale Barcelona-proces naar het voeren van een `brede' dialoog
over mensenrechten, door middel van presentaties en discussies tijdens
de periodieke bijeenkomsten van ambassadeurs voor de Euro-Mediterrane
Samenwerking. Deze dialoog dient zich niet te beperken tot individuele
gevallen van (vermeende) schendingen van de mensenrechten, maar
voornamelijk aandacht te schenken aan de context waarin deze
plaatsvinden. Daarnaast ligt het in de bedoeling dat de EU in
samenwerking met Mediterrane partnerlanden op korte termijn seminars
zal organiseren over de onderwerpen `racisme en xenofobie' en `rechten
van het kind'. De Europese Commissie heeft aangekondigd spoedig met
data voor deze bijeenkomsten te zullen komen. Bezien zal worden in
hoeverre de Raad van Europa een rol kan spelen in de samenwerking met
de Mediterrane partnerlanden op deze deelterreinen.
Politieke en veiligheidsdialoog
In de Barcelona Verklaring stellen partners zich ten doel te werken
aan een regio van vrijheid, stabiliteit en voorspoed. De politieke en
veiligheidsdialoog in Barcelona-kader wordt sinds het begin van de
samenwerking overschaduwd door het Israëlisch-Arabisch conflict. De
regering is van mening dat vooruitgang in het Midden-Oosten
Vredesproces noodzakelijk is voor het volledig bereiken van de
doelstellingen van het Barcelona-proces. Tegelijkertijd is het
Barcelona-proces niet het forum om tot een oplossing van dit conflict
te komen. Hoewel de dialoog over het Vredesproces een belangrijk
onderdeel van de politieke en veiligheidsdialoog dient te blijven,
dient zij deze niet te gijzelen. Binnen de politieke en
veiligheidsdialoog zal bekeken worden of nieuwe partnership building
measures een bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van de
doelstelling van veiligheid in de Mediterrane regio. Op 17 november
2003 heeft de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen de
versterking van de Mediterrane dialoog inzake het EVDB en de
informatie-uitwisseling tussen de NAVO en de EU over dit onderwerp
verwelkomd. Op dit moment wordt in de EU besproken hoe verder
invulling kan worden gegeven aan de EVDB-samenwerking met de
Mediterrane partners. Nederland zal in navolging van het Ierse
Voorzitterschap bezien in hoeverre er mogelijkheden bestaan voor
versterking van de Mediterrane dialoog inzake het EVDB. Tot slot zij
vermeld dat het Europese beleid voor non-proliferatie van
massavernietigingswapens standaard deel zal uitmaken van de politieke
dialoog in het kader van de associatieovereenkomsten.
Bestrijding van terrorisme
De dialoog in Euromed-kader over terrorismebestrijding is nog weinig
concreet. Hoewel ook enkele partnerlanden (Algerije, Marokko)
belangstelling hebben voor een actievere benadering van dit onderwerp
in Euromed-kader lopen pogingen stuk op de ideologische discussie over
de definitie van terrorisme tussen met name Israël en de (meerderheid
van de) Arabische landen. Terrorismebestrijding is een belangrijk
onderwerp voor alle Mediterrane partners omdat ze alle in wisselende
mate met het fenomeen te maken hebben. Sinds de aanslagen in Marokko
en Saoedi-Arabië zijn partnerlanden zich er terdege van bewust dat ook
zij een belang hebben bij concrete maatregelen op dit terrein.
Nederland wil proberen tijdens het voorzitterschap de samenwerking op
het gebied van terrorismebestrijding te concretiseren door met enkele
initiatieven te komen. Nederland wil in dat kader aansluiten bij
bestaande verplichtingen van alle partners op grond van VN-verdragen
en VNVR-resoluties en bij vragen en initiatieven vanuit de regio zelf.
Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van de belangstelling van landen
als Marokko en Algerije door samen met hen en eventueel een
EU-lidstaat initiatieven op te starten en vervolgens partnerlanden uit
te nodigen zich daarbij aan te sluiten. Enkele mogelijkheden waarop
voortgang zou kunnen worden geboekt: de bestrijding van financiering
van terrorisme, het verbeteren van toezicht op financieringsstromen,
het verlenen van technische assistentie aan landen in de regio bij
implementatie van VN-verdragen, de versterking van de samenwerking op
het gebied van analyse van terrorisme en het onderzoeken van
mogelijkheden voor het komen tot een "Anti-terrorisme Handvest".
Economische ontwikkeling
Op economisch gebied zal de Nederlandse inzet zich in samenwerking met
de Europese Commissie en Turkije in Istanboel concentreren op de
organisatie van een Euro-Mediterrane bijeenkomst voor Ministers van
Handel. Deze conferentie biedt de mogelijkheid om naast de bestaande
agendapunten, te weten harmonisatie van
standaarden/handelsfacilitatie, oprichting van het
pan-Euro-Mediterraan oorsprongssysteem en de liberalisering van de
dienstensector, tevens aandacht te vragen voor het belang van
regionale economische integratie (met name zuid-zuid integratie). In
dit kader is het een positief signaal dat de Ministers van
Buitenlandse Zaken van Marokko, Tunesië, Egypte en Jordanië op 25
februari 2004 de Verklaring van Agadir hebben ondertekend, die de
basis legt voor het creëren van een vrijhandelszone tussen deze landen
onderling. Ook Libanon heeft inmiddels interesse getoond in deelname
aan het Agadir-proces. Dit proces staat open voor alle Arabische
landen, die een Euro-Mediterraan associatie-akkoord met de EU hebben
afgesloten en wordt financieel ondersteund via het
financieringsprogramma van de EU voor de regio (MEDA). De
mogelijkheden om afspraken te maken over versnelling van de
wederzijdse handelsliberalisering tussen de EU en de Mediterrane
landen, met name vergroting van de markttoegang voor
landbouwproducten, worden onderzocht.
Het besluit van de Ministeriële Conferentie in Napels van 3 december
2003 om het mandaat van de EIB-faciliteit voor investeringen en
partnerschap in de Euro-Mediterrane regio (FEMIP) te verruimen, heeft
de inzet van de EU op het gebied van de ontwikkeling van de private
sector aanzienlijk vergroot. Aan modernisering van de economie en
institutionele hervormingen wordt aandacht besteed door middel van de
implementatie van de associatie-akkoorden, die veelal een katalysator
voor verandering zijn in landen van de regio die een van oudsher
planmatig gestuurde economie kennen en de MEDA-projecten op dit
gebied. Een nieuwe ontwikkeling in de regio is de toepassing van
`twinning' in het kader van MEDA. Dit moet bijdragen aan modernisering
en hervorming van de institutionele kaders in deze landen. In het
kader van de FEMIP vinden in 2004 twee bijeenkomsten op expertniveau
plaats (waarvan één in Nederland) en zal op 7-8 juni 2004 een
bijeenkomst voor Ministers van Financiën worden georganiseerd.
Dialoog der Culturen
De dialoog tussen beschavingen en culturen is van groot belang om
onbegrip weg te nemen. Nederland zal in samenwerking met Egypte
tijdens het voorzitterschap een academisch seminar organiseren in
Euromed-kader met als titel `Religie en Politiek'. Tijdens het seminar
zal worden ingegaan op de verhouding tussen religie en staat en op de
vraag hoe mensen hun religieuze ideeën politiek vertalen. De nadruk
zal liggen op de praktische invulling en niet zozeer op de formele
situatie. Tijdens het seminar zal worden gediscussieerd naar
aanleiding van door academici opgestelde bijdragen. Afhankelijk van de
uitkomsten zal worden bekeken of het mogelijk is projecten op dit
gebied op te zetten.
Naast dit seminar zal Nederland de implementatie van het besluit tot
oprichting van de Euro-Mediterrane Stichting voor de Dialoog der
Culturen ter hand nemen. Tijdens de Ministeriële Conferentie in Napels
is besloten tot de oprichting van deze Stichting, die ten doel heeft
concrete invulling te geven aan de veelomvattende term `dialoog der
culturen', onder andere door het bevorderen van samenwerking en
uitwisseling op het gebied van kunst en cultuur, jeugd en onderwijs en
wetenschap.
Beheersing van migratiestromen
Nederland wenst tijdens het EU-Voorzitterschap de samenwerking met
Mediterrane partnerlanden op het gebied van migratie een impuls te
geven. De regio bestaat vrijwel geheel uit zogenaamde landen van
herkomst danwel doorreis en is derhalve van belang voor de beheersing
van migratiestromen. Er dient met deze landen een dialoog gevoerd te
worden vanuit een partnerschap-gedachte. Een gebalanceerd beleid is
nodig om dit proces vorm te geven: politieke afspraken moeten gepaard
gaan met concrete samenwerkingsprogramma's, gefinancierd uit het
MEDA-programma en/of de budgetlijn ten behoeve van samenwerking met
derde landen op het gebied van asiel en migratie (voorheen B7-667, nu
`Aeneas'). Ook een aanverwant onderwerp als sociaal-economische
ontwikkeling biedt een opening voor intensivering van de samenwerking.
Het uitgangspunt voor de multilaterale samenwerking op JBZ-gebied in
de Mediterrane regio is het JBZ-kaderdocument dat onderdeel is van het
tijdens de Ministeriële Conferentie in april 2002 overeengekomen
Valencia Actieplan. Op basis van het JBZ-kaderdocument is de Europese
Commissie begonnen met een drietal proefprojecten op het gebied van
justitiële samenwerking, politiesamenwerking en de verbetering van de
informatievoorziening over migratiestromen in de Euro-Mediterrane
regio. De tussentijdse resultaten van deze proefprojecten zullen
halverwege 2004 worden gepresenteerd, waarna afhankelijk van deze
resultaten vervolgprojecten zullen worden vastgesteld. Mogelijk kunnen
tijdens het Nederlandse voorzitterschap verdere afspraken worden
gemaakt op het gebied van de bestrijding van illegale immigratie.
In de bilaterale EU-samenwerking op het gebied van migratie blijft
Nederland zich inzetten voor de ondersteuning van de
sociaal-economische ontwikkeling van gebieden van herkomst in de
Mediterrane landen via het MEDA-programma. Daarnaast zet Nederland
nadrukkelijk in op vorderingen bij de onderhandelingen over het
afsluiten van terug- en overnameovereenkomsten, waarvoor de Europese
Commissie door de Raad mandaat is verleend. De Commissie heeft
inmiddels mandaten gekregen voor onderhandelingen over terug- en
overnameovereenkomsten met Marokko en Algerije. De Nederlandse inzet
is dat spoedig een onderhandelingsmandaat voor Syrië zou moeten
volgen. De Commissie hoopt, evenals Nederland, dat de onderhandelingen
met Marokko, die reeds zijn begonnen, voor het einde van het jaar
worden afgerond.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Ministerie van Buitenlandse Zaken