Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
25 september 2003 nr. SOZA-03-623 W&B/SFI/03/75921
Onderwerp Datum
Uitvoering bijstandswetgeving 13 april 2004
door gemeente Maarssen
Op 17 september jl. heb ik u het rapport `De inschakeling van een private partij bij de
uitvoering van de Algemene bijstandswet door de gemeente Maarssen' aangeboden, waarin
de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) concludeert dat de gemeente Maarssen de uitvoering
van de Algemene bijstandwet weer in overeenstemming heeft gebracht met wet- en
regelgeving. Naar aanleiding van mijn brief (kenmerk: SOZA-03-623) heeft de vaste
commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd, hoe wordt gewaarborgd dat
de gemeente Maarssen zich ook in de toekomst aan de vigerende regelgeving zal houden.
Hoewel de vraag betrekking heeft op de uitvoering van de inmiddels vervallen Algemene
bijstandswet (Abw), is de vraag ook met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB)
nog actueel. Evenals als onder Abw is onder de WWB de vaststelling van de rechten en
plichten van de uitkeringsgerechtigde en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn of
haar omstandigheden voorbehouden aan het college van burgemeester en wethouders, en
mogen niet door derden worden verricht (artikel 7, vijfde lid, WWB). Gemeenten
verantwoorden zich jaarlijks aan het Rijk over de rechtmatigheid van de wetsuitvoering door
middel van inzending van het door de gemeenteaccountant gecertificeerde Verslag over de
uitvoering. In het Verslag over de uitvoering WWB 2004 is expliciet opgenomen dat
gemeenten zich verantwoorden, indien zij geen juiste toepassing geven aan de uitbestedings-
voorschriften.
De jaarlijkse verantwoording van gemeenten aan het Rijk vindt altijd achteraf plaats, na
afloop van een uitvoeringsjaar. Hoewel IWI in beginsel niet meer over individuele
gemeenten zal rapporteren (zie hiervoor de visie van de inspecteur-generaal op het toezicht
onder de WWB, zoals ik u deze bij brief van 15 juli 2003 (SOZA-03-470) heb aangeboden),
kan IWI onderzoek doen naar en rapporteren over de aard en omvang van rechtmatigheids-
problemen, indien er signalen zijn dat de wet niet goed wordt of kan worden uitgevoerd en
de inspectie dit, in het kader van risicoafweging, belangrijk acht.
2
De WWB voorziet erin dat een onrechtmatige uitvoering door een individuele gemeente niet
altijd zal leiden tot een bijsturende actie van mijn kant. In die zin is er sprake van
terughoudend toezicht. Alleen in geval van "ernstige tekortkomingen" in de uitvoering, als
bedoeld in artikel 76, derde lid, van de WWB, zal ik nadere actie ondernemen. Ik kan bij
"ernstige tekortkomingen" het college van burgemeester en wethouders een aanwijzing
geven, dat wil zeggen een opdracht om binnen een bepaalde termijn tot wetsconforme
uitvoering over te gaan. In de extreme situatie dat het college binnen deze termijn geen of
onvoldoende gevolg geeft aan deze aanwijzing, kan ik - op grond van artikel 72 WWB de
uitkering voor het inkomensdeel 1 procent lager vaststellen. Indien vervolgens binnen een
jaar het college nog geen of onvoldoende gevolg geeft aan de aanwijzing, kan ik de
bedoelde uitkering voor de daaropvolgende jaren telkens met ten hoogste 3 procent
verlagen.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een rechtmatige uitvoering van de wet en op grond
van artikel 76 WWB houd ik daar toezicht op. Als toezichthouder kan ik, zoals ik u ook heb
geschreven in mijn brief van 2 april jl. over het rechtmatigheidstoezicht, een rechtmatige
uitvoering door individuele gemeenten niet garanderen. De WWB geeft mij echter
voldoende middelen om in geval van ernstige rechtmatigheidstekortkomingen een
individuele gemeente bij te sturen. Daarnaast bevat de wet, ter versterking van het duale
gemeentelijk bestuur, naar mijn oordeel voldoende stimulansen voor het college van
burgemeester en wethouders en de gemeenteraad om de rechtmatigheid van de uitvoering
van de WWB goed te borgen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid