- - De Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
- Directie Verenigde Naties en Financiële Instellingen
Afdeling Politieke en Juridische Zaken
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
- 13 april 2004
Auteur
- Sonja van der Meer
Kenmerk
- DVF/PJ-051/04
Telefoon
- 070 3485246
Blad
- 1/4
Fax
- 070 3484817
Bijlage(n)
- 1
- sonja-vander.meer@minbuza.nl
Betreft
- behandeling Nederlandse rapportage door VN-verdragscomité inzake rassendiscriminatie
www.minbuza.nl
-
Op 8 en 9 maart jl. heeft in Genève de behandeling van de gecombineerde 15e en 16e Nederlandse rapportage in het kader van de Internationale Conventie inzake de bestrijding van rassendiscriminatie plaatsgehad.- Ik heb de eer u hierbij de conclusies en aanbevelingen te doen toekomen die naar aanleiding van de behandeling zijn geformuleerd door het VN-Comité dat toeziet op de naleving van de Conventie.-
De Nederlandse delegatie werd geleid door Buitenlandse Zaken en bestond voorts uit vertegenwoordigers van de Ministeries van Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Voorafgaand aan de zitting was met het Comité overeengekomen om de rapporten van de Nederlandse Antillen en Aruba op een later tijdstip te behandelen.
Het VN-Comité had naast de Nederlandse rapportage de beschikking over commentaren die het Nederlands Juristen Comité voor Mensenrechten, het Landelijk Bureau Racismebestrijding en de Commissie Gelijke Behandeling naar aanleiding van de rapportage hadden opgesteld. De mondelinge vragen van het Comité, dat bestaat uit 18 onafhankelijke experts, waren grotendeels op deze commentaren gebaseerd.
De vragen van het Comité hadden in grote lijnen betrekking op de volgende onderwerpen: participatie van minderheden op de arbeidsmarkt en met name de afschaffing van de Wet Samen, de facto segregatie in het onderwijs, effecten van de Vreemdelingenwet, de wijze waarop racisme strafrechtelijk wordt bestreden, regelgeving voor woonwagenbewoners, bestrijding van racistische uitingen op het internet en de samenstelling van de politiekorpsen.
Het Comité was positief over de kwaliteit van de Nederlandse rapportage en over de omvang en deskundigheid van de Nederlandse delegatie. Nagenoeg alle vragen van het Comité konden afdoende worden beantwoord. Enkele leden van het Comité gaven aan dat de antwoorden van de delegatie en de openheid waarmee de Nederlandse regering het Comité tegemoet trad konden dienen als voorbeeld voor de discussies die het Comité met andere landen voert. Dit liet onverlet dat er bij een aantal ontwikkelingen
kanttekeningen zijn geplaatst. Over deze onderwerpen dient Nederland in het volgende periodieke rapport nader te rapporteren.
Hieronder volgt een beknopt overzicht van de door het Comité geformuleerde conclusies en aanbevelingen.
Positieve punten
- de recente aanname van het Nationale Actieplan tegen Racisme conform de Durban Declaratie en het Programma voor Actie;
- de vooruitgang die is geboekt ten aanzien van de implementatie van artikel 4 van de Conventie door aanpassingen van het Wetboek van Strafrecht, waardoor de maximum strafmaat voor structurele vormen van rassendiscriminatie is verhoogd;
- de aanvaarding van een wetsontwerp waarmee een kader wordt geschapen voor de gelijke behandeling van personen, ongeacht ras of etnische afkomst, met betrekking tot werkgelegenheid;
- het feit dat vreemdelingen die minimaal vijf jaar legaal in Nederland verblijven stemrecht hebben en zich verkiesbaar kunnen stellen bij lokale verkiezingen;
- de instelling van de Commissie participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen (de zogeheten commissie Pem);
- de ratificatie van de amendementen van artikel 8 paragraaf 6 van de Conventie.Zorgpunten en aanbevelingen
- Het Comité heeft bezorgdheid uitgesproken over racistische en xenofobische incidenten in Nederland, in het bijzonder van antisemitische en islamofobische aard.Het Comité roept de regering op om ontwikkelingen die dergelijk gedrag veroorzaken te blijven monitoren en de negatieve gevolgen ervan te bestrijden. De regering dient voorts te blijven werken aan het ontwikkelen van een algemeen bewustzijn op het gebied van diversiteit en "multiculturalisme" in alle vormen van onderwijs en de
implementatie na te streven van maatregelen die op de integratie van etnische minderheden zijn gericht.
- Hoewel het Comité tevreden is met de maatregelen die de Nederlandse regering heeft genomen teneinde racisme op het internet te bestrijden, heeft het zorgen over de toename van het aantal klachten dat is ingediend bij het Meldpunt Discriminatie Internet.Het Comité moedigt de Nederlandse regering aan om de bestrijding van racisme op het internet voort te zetten en wenst over maatregelen ter zake te worden geïnformeerd.
- Het Comité betreurt dat in de periodieke rapportage geen informatie is opgenomen in het kader van artikel 3 van de Conventie inzake de bestrijding van rassendiscriminatie en spreekt opnieuw zorg uit over de de facto segregatie in het onderwijs in sommige delen van het land.De Nederlandse regering wordt aangemoedigd om trends die kunnen leiden tot segregatie in het onderwijs te monitoren en maatregelen te nemen om negatieve consequenties te minimaliseren. Hierover dient in de eerstvolgende
rapportage te worden gerapporteerd.
- Het Comité is bezorgd dat de afschaffing van de Wet Samen negatieve gevolgen kan hebben voor de participatie van minderheden op de arbeidsmarkt.De Nederlandse regering wordt opgeroepen om adequaat beleid te ontwikkelen teneinde een redelijke vertegenwoordiging van etnische minderheden op de arbeidsmarkt te waarborgen.
- Hoewel het Comité positief is over de mogelijkheid dat uitgeprocedeerde asielzoekers alsnog voor een verblijfsvergunning in aanmerking kunnen komen als blijkt dat zij niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst, is het van mening dat de criteria op basis waarvan dergelijke besluiten worden genomen zo zorgvuldig mogelijk gedefinieerd moeten worden. Het Comité is voorts bezorgd over de risico's die mogelijk zijn verbonden aan het plan om een zeer groot aantal uitgeprocedeerde asielzoekers
uit te zetten, in het bijzonder met het oog op de eenheid van gezinnen.Het Comité verzoekt de regering te verzekeren dat de asielprocedures volledig in overeenstemming zijn met internationale maatstaven. Voor wat betreft het uitzettingsbeleid dient het principe te worden gerespecteerd dat personen voor wiens leven gevreesd wordt in het land van herkomst, niet mogen worden uitgezet. Bovendien moet rekening worden gehouden met de eenheid van families en adequate behandeling van minderjarigen die
op uitzetting wachten.
- Hoewel het Comité tevreden is dat het aantal politiefunctionarissen afkomstig van etnische minderheden de afgelopen jaren is gestegen, blijft het bezorgd over het hoge uitstroompercentage.De Nederlandse regering wordt aangemoedigd toe te blijven zien op de implementatie van maatregelen die erop gericht zijn om de samenstelling van de politiekorpsen in overeenstemming te brengen met de samenstelling van de Nederlandse bevolking. Hierover dient eveneens in de eerstvolgende rapportage te worden
gerapporteerd.
Voorts heeft het Comité de regering opgeroepen om te voorzien in ratificatie van de internationale conventie inzake de bescherming van de rechten van "All Migrant Workers and Members of their Families".
Tenslotte moedigt het Comité de Nederlandse regering aan om bij de voorbereiding van de volgende rapportage relevante NGO's te consulteren. De 17e periodieke rapportage dient in januari 2007 tegelijk met de 18e periodieke rapportage aan het Comité te worden aangeboden.
-
De minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
- De gecombineerde 15e en 16e periodieke rapportage is uw Kamer toegegaan op 13 augustus 2003 (BUZA030263).
- Document CERD/C/64/CO/7 d.d. 12 maart 2004 (bijgevoegd).
===
Ministerie van Buitenlandse Zaken